CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2009

 

 

Pettersson: Concert nr. 1 voor strijkorkest (1949-1950) - nr. 2 (1956).

Pettersson/Dorati: Eight Barefoot Songs (1943-1945).

Anders Larsson (bariton), Nordic Chamber Orchestra Sundsvall o.l.v. Christian Lindberg.

BIS-CD-1960 • 73' •

 


Er is weer veel gekrakeel rond Radio 4, onze vaderlandse zender voor klassieke muziek. Het aantal luisteraars loopt nog steeds terug en dus hebben de bazen in Hilversum bedacht dat het met al die ingewikkelde muziekstukken best wel een tandje minder kan. Je trekt nu eenmaal meer publiek met minder diepgravendheid, zo valt te vernemen. Wie nog iets terug wil vinden van het gedachtegoed van Theo Olof, een van de belangrijke initiatiefnemers van Radio 4, komt zelfs met het spreekwoordelijke lantaarntje niet meer uit. Reclame is een van de belangrijkste drijfveren van de programmering en aangezien een 'praatje met een plaatje' op alle Hilversumse zenders al jarenlang bon ton is, is de kans niet denkbeeldig dat het met de kwaliteit van de Radio 4-uitzendingen nog verder bergafwaarts gaat. Dan is er ook nog de bedachte noodzaak om ieder uur het wereldnieuws te brengen, alsof een klassieke-muziekzender dat als een van zijn taken zou moeten zien. Wie naar het nieuws wil luisteren, kan immers elders wel terecht.

Zoals de plannen er nu voorstaan, schurkt Radio 4 qua inhoud straks tegen Classic FM aan, maar mogen we ons wel gelukkig prijzen dat Maartje van Weegen blijft. We hoeven dus al die anekdotes en minimalistische weetjes, kwisjes en wat dies meer zij niet te missen. Maar de kans is wel meer dan levensgroot dat we het zonder de muziek van (Gustav) Allan Pettersson (1911-1980) moeten stellen. Als u deze fantástische BIS-cd aanschaft, weet u gelijk wat u dan zult worden onthouden. Laat staan dat we daar nog iets van Wolfgang Rihm of Heiner Goebbels tegen zullen komen...

 
  Allan Petersson (1911-1980)

Hij kwam, zag en overwon

Het zal je maar overkomen dat je vader een alcoholist is en straalbezopen de boel kort en klein staat of zijn huisgenoten molesteert. Het enige tegenwicht op het pad van de zelfdestructie is dan nog de moeder die in God haar levensweg en bestemming ziet en alles in het werk stelt om haar vier kinderen in bescherming te nemen en hen zo goed mogelijk op te voeden. Misschien was ze wel muzikaal genoeg om het muzikale talent in haar zoon e herkennen? In ieder geval legde ze voldoende Zweedse kronen voor hem opzij, opdat hij muzieklessen kon nemen. Toen hij negentien was, ging hij naar het conservatorium in zijn woonplaats Stockholm om zich niet alleen verder op de altviool te bekwamen, maar ook om er de fijne kneepjes van de compositietechniek te leren. Er vloeiden in die tijd veel liederen en kamermuziek uit zijn nog jonge pen, maar toen was het toch vooral de viool die de meeste tijd opslokte. Die studie wierp zijn vruchten af, want kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog mocht hij bij de Parijse vioolpedagoog Maurice Vieux verder gaan studeren, daartoe in staat gesteld door een studiebeurs van de Jenny Lind Stichting. Voor wie het niet weet: de gevierde Zweedse sopraan Johanna Maria Lind (1820-1887), beter bekend als Jenny Lind ofwel de Zweedse Nachtegaal, potte haar met optredens verdiende geld niet op, maar schonk een groot deel daarvan aan allerlei liefdadigheidsinstellingen en stimuleerde met geld en goede raad jonge, veelbelovende musici om les te nemen bij bekende pedagogen.

Pettersson, toen al violist bij het Konsertförenings Orkester in de Zweedse hoofdstad, het latere Stockholms Filharmonisch, hing in 1951 zijn viool toch maar aan de orkestwilgen om zich verder in de compositieleer te verdiepen. Van zijn twee leraren, Arthur Honegger en René Leibowitz, was de eerste voor hem de belangrijkste. Leibowitz had zich door de tijdgeest laten meeslepen en zich aan de seriële technieken vastgeklonken, terwijl Pettersson die richting nu juist niet op wilde. Toen hij eenmaal inzag dat Leibowitz hem op het zijns inziens verkeerde pad wilde zetten, gaf hij hem een stevige hand en vertrok.

In 1953 openbaarden zich bij Pettersson de eerste verschijnselen van gewrichtsontsteking, die hem uiteindelijk fataal zou worden. Het werd een lange lijdensweg, waarbij het relatief bezien nog het minste was dat hij voorgoed zijn viool moest opbergen. Maar componeren, dat ging nog wel, al zullen schrijfbewegingen hem extra veel pijn en ongemak hebben bezorgd. Zo is er het verhaal dat hij zijn drukverband gebruikte voor schetsen en geheugensteuntjes. Een pleister op de alsmaar doorzeurende wonde was zijn financiële onafhankelijkheid, die hem vanaf 1964 in staat stelde 'onbekommerd' te componeren. De Zweedse regering was hem in dit opzicht goed gezind geweest, zoals ook Stockholm hem in 1968 eerde met de Prijs van de Stad. Twee jaar later lag Pettersson negen maanden lang in het ziekenhuis, maar hij componeerde dóór. In 1975 liep zijn relatie met het Stockholm Filharmonisch tijdelijk op de klippen, toen er veel geharrewar ontstond over zijn inbreng in het programma voor de Amerikaanse rondreis van het orkest. De ruzie liep zo hoog op dat Pettersson over het ensemble zijn banvloek uitsprak: geen enkel werk van hem mocht nog op de lessenaars verschijnen. Wie nu precies eieren voor het geld koos is nooit goed opgehelderd, maar ten slotte werd het toch weer pais en vree. Met Pettersson zelf kwam het echter niet meer goed. In 1976 was hij zo ziek dat hij vrijwel geen stap meer kon zetten. Een schrale troost was nog in 1979 het eredoctoraat dat hem door de Stockholmse universiteit werd verleend. Het jaar daarop overleed hij aan zijn ziekte, polyartritis.

De muziek

Pettersson moest niets hebben van atonale en seriële technieken of elektronische experimenten, maar schreef daarentegen in een heldere, direct toegankelijke stijl, waarin allerhande motieven een zwaarwichtige plaats innamen, nog eens aangesterkt door massieve ostinati. Pas op latere leeftijd gingen scherpe harmonische wrijvingen een grotere rol in zijn muziek spelen, werd de expressie agressiever en bediende hij zich van een dissonante clustertechniek om uitgesproken expansieve, vervreemdende klankvelden te scheppen.

Pettersson heeft als componist veel te danken aan Antál Dorati, die grote affiniteit met Petterssons klankwereld had en er veel aan heeft gedaan om zijn werken op de wereldkaart te zetten. Dat is toen slechts deels gelukt. Van zijn zestien symfonieën (nr. 17 bleef in 1980 in fragment achter) werden er slechts een paar regelmatig uitgevoerd, maar er is in de loop der tijd wel degelijk een kentering ingetreden. Zo is er sprake van allerlei websites die zich voor Petterssons muziek inzetten, worden er Pettersson-jaarboeken uitgegeven en valt er met name in West-Europa een stevige groei te bespeuren in het aantal bewonderaars.

Ondanks de toegankelijkheid van zijn muziek schreef Pettersson bepaald geen technisch gemakkelijke stukken. Met name de uitvoering van zijn symfonieën (waarvan de meeste, het moet worden gezegd, naar langdradigheid neigen) vraagt om een zeer gedegen voorbereiding, willen ze überhaupt overtuigend van de grond komen. Dat ondervond de Russische dirigent Gennadi Rozjdestvenski, die met het Stockholm Filharmonisch de Zevende symfonie op het programma had gezet, maar er tijdens de repetities geen enkele grip op kreeg en uiteindelijk maar de handdoek in de ring gooide, tot grote verbijstering en woede van de componist (tussen hen beiden kwam het niet meer goed).

De Eight Barefoot Songs (Barfotasånger) werden geschreven voor zangstem en piano, maar later maakte Antál Dorati er een 'zingende' orkestversie van, die op deze cd fantastisch wordt vertolkt door de bariton Anders Larsson en het orkest. Even fenomenaal is de uitvoering van de beide concerten voor strijkorkest, die door Christian Lindberg en het kamerorkest uit Sundsvall met grote spanning en diep doorvoelde lyriek worden neergezet. Dan is er de al even geweldige BIS-opname, die in de concertzaal van Sundsvall in maart 2007 werd gemaakt en die - los van de muzikale kwaliteiten - voor iedere luidspreker waar demonstratievoer is: de strijkersklank is zo fenomenaal vastgelegd dat het menige hooggestemde weergever uiteindelijk toch in het stof doet bijten. Het is typisch ook zo'n opname die op slag (de inzet van het concert nr. 2) duidelijk maakt hoe het met uw D/A-converter is gesteld. Met bijna achteloos gemak sneuvelen met deze fabuleuze opname gegarandeerd veel gevestigde reputaties. Men is gewaarschuwd!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links