CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2023 |
Uit het cd-boekje:
Een wat lange introductie misschien, en dan ook nog in het Engels, maar duidelijk is het wel. Op de daarop volgende bladzijde wordt - ik heb het in andere bewoordingen al vaak genoeg geschreven - de omgang met eigentijdse muziek aan de kaak gesteld. Het is een generiek probleem dat wordt aangekondigd met een eertijds in Bruselse kringen bekende grap: dat Italiaanse politici als bussen zijn: je hoeft maar een moment te wachten of daar is alweer een andere. Wat helaas niet kan worden gezegd van de Italiaanse componisten die in deze (nog vrij jonge) eeuw actief zijn, het gevolg van vermolmd en en provinciaal muziekbedrijf, waarin zowel publiek als musici vastgenageld lijken te zitten in een repertoire dat hoogstens tot het begin van de twintigste eeuw reikt. We weten waardoor het komt: door veel te weinig cultuurspreiding en een afgekalfd maar ook nog eens gebrekkig muziekonderwijs. Het zijn zo van die 'ontwikkelingen' die de weerstand tegen welke vorm van experimenteren ook alleen maar heeft doen toenemen en dat heeft geleid tot een meer en meer rancuneuze houding ten opzichte van de twintigste-eeuwse muzikale avant-garde. Slechts een handvol hedendaagse Italiaanse componisten, waaronder ook Palumbo, heeft een zekere reputatie weten te verwerven, maar dan wel in het buitenland, want in eigen land wordt hun werk door de muziekpers volkomen genegeerd, blijkbaar omdat die er geen enkel commercieel potentieel in ziet. De muziekliefhebber is daardoor dus geheel en al op zichzelf is aangewezen: er is geen pers die hem op zijn ontdekkingstocht de wegwijzers aanreikt, noch is een overzichtskaart die bij die zoektocht behulpzaam kan zijn. Wat een armoede...
Zijn naam viel reeds: Vito Palumbo (*1972), die mij kort geleden zelf op de hoogte stelde van zijn nieuw album Woven Lights, met daarop zijn eendelige Vioolconcert en tweedelige Chaconne, gecomponeerd in respectievelijk 2015 en 2019/20. Die Chaconne kent een bijzondere bezetting: het eerste deel, Woven Lights, is geschreven voor elektrische viool (een vijfsnarig instrument van Alter Ego) en elektronica (Csound, Cycling'74 MaxMSP), het tweede, The Glows of the Dark, eveneens voor elektrische viool maar dan 'begeleid' door dertig 'pre-recorded electric violin parts'. Het gebruik van elektronica in de muziek is uiteraard niet nieuw, gaat zelfs vrij ver terug, tot de periode van rond de Tweede Wereldoorlog, om te culmineren in de jaren zestig (denk maar aan Karlheinz Stockhausen, danig in de weer met elektronische 'naald en draad' in de speciaal voor hem ingerichte Keulse studio van de West-Duitse omroep). Elektronische muziek is daarbij een nogal rekbaar begrip, want ze kan betrekking hebben op zowel gemaakte opnamen van bestaande geluiden (zie bijvoorbeeld mijn recensie van werk van Claudio Ambrosini - klik hier) als op door elektronica gegenereerde klankpatronen. Daarnaast kan een onderscheid worden gemaakt tussen van te voren vastgelegde ('processed') en live ('realtime') gegenereerde muziek. Voor mij is de Chaconne de fascinerende confrontatie tussen het herkenbare en het abstracte, present als een voortdurend spanningsveld. Het is - ik zeg dit voor alle duidelijkheid - ondanks de aangewende elektronica géén 'musique concrète' zoals die al in 1952 door Pierre Schaeffer in zijn in 1952 gepubliceerde A la recherche d'une musique concrète nauwgezet is gedefinieerd. Chaconne is immers niet gestoeld op reeds van tevoren vastgelegd, 'concreet' materiaal, maar is geconcipieerd vanuit het (nog) niet bestaande. De elektronica is niet van de hand van de componist zelf, maar 'live' geconcipieerd door Francesco Abbrescia.
Hoe Palumbo het stuk heeft gecomponeerd, of beter: van waaruit, is in nevelen gehuld. Of hij wel of niet vooraf een strikt afgekaderd concept voor ogen had, wel of niet - althans deels - intuïtief te werk is gegaan. Laat ik dit het 'geheim van de werkplaats' noemen. De vormgeving stond, tenminste in meer algemene termen, wel van tevoren vast. De titel zegt het immers al: het stuk is gemodelleerd naar de bekende uit de Barok stammende chaconne of ciacona, hier in dialoog met (spaarzaam toegepaste) elektronica. In Woven Lights, het openingsdeel, is het aandeel van de elektronica rechtstreeks afgeleid van de E-vioolpartij, inventief 'verpakt' in gesampelde glas- en metaalachtige klanken. Een knap geconstrueerde cadens leidt naar het tweede en tevens slotdeel, The Glows in the Dark, waarin de de E-vioolpartij sterk contrapunteert met elkaar overlappende, eerder door dezelfde solist en met hetzelfde instrument vastgelegde, dertig fragmenten*. Het geheel speelt zich af in een krachtenveld dat laveert tussen - in de toelichting wat dit betreft geen woord te veel - gecondenseerde polyritmiek en -metriek, afgezet tegen een polychromatische achtergrond.
Het Vioolconcert ademt een geheel andere sfeer, tevens de logische consequentie van een heel ander concept, met daarin - volgens de componist - 'echo's van Alban Berg' (bedoeld wordt waarschijnlijk diens Vioolconcert), in een glanzende wisselwerking met de traditie. In de toelichting wordt in dit verband Stravinsky's Muzikale poëtica (blz. 72) aangehaald (door mij hieronder nog verder uitgebreid):
In structureel opzicht is het Vioolconcert evenwel allesbehalve in traditie verankerd. Dus geen duidelijk van elkaar afgebakende drie delen snel-langzaam-snel), maar een indeling in op het (eerste) gehoor niet gemakkelijk van elkaar te onderscheiden secties (ze wisselen elkaar zonder onderbreking af). Wel contrasteren ze sterk van elkaar, variërend van orkestrale massiviteit tot lyrische lichtheid, door de ingenieuze transities mede de expansie maar ook een zekere tijdloosheid suggererend. Palumbo:
Laat ik de gedachte van Immanuel Kant in herinnering roepen: dat volgens hem tijd en ruimte het fundament vormen voor de menselijke observatie. 'Al onze indrukken zijn gesitueerd in tijd en ruimte: ze zijn "uit" en "ergens". [...] Tijd en ruimte vormen een kader dat onze waarnemingen structureert.' (Tazelaar). Richard Wagner gaf er zijn eigen betekenis aan: 'Zum Raum wird hier die Zeit' (Gurnemanz in Parsifal). De ruimte die Palumbo suggereert huist niet in de een of andere akoestiek maar in de muziek zelf en is daardoor niet afhankelijk van de ruimte waarin zij tot klinken wordt gebracht. Van een specifieke ruimtelijke opstelling is daarom geen sprake, zoals soms voorgeschreven door de componist (Stockhausens in 1957 voltooide Gruppen of Nono's uit 1960 stammende Composizione per orchestra n. 2: Dikario polacco '58, dan wel dichter bij huis, Ton de Leeuws van 1968 daterende Spatial Music I- IV, maar ook al veel eerder, in Venetië tijdens de Renaissance, door de beide broers Gabrieli).
Hoe goed zijn deze uitvoeringen? Laat ik beginnen met de vaststelling dat het mij steeds weer hooglijk verbaast hoe gemakkelijk - wel of niet positief - recensenten over het uitvoeren van eigentijdse muziek oordelen terwijl uit hun geschriften blijkt dat ze de partituur niet onder ogen hebben gehad. Zeker, ik ben positief over deze vertolkingen, de violist Francesco D'Orazio (hij speelt op een Guarneri) is een uitmuntend musicus en het London Symphony Orchestra geleid door Lede Reynolds is niet minder trefzeker, gloedvo en geëngageerdl. Ook de door Francesco Abbrescia bediende elektronica mag er zijn, maar toch houd ik bij gebrek aan partituren de noodzakelijke slag om de arm omdat de duivel doorgaans in het detail huist. Zelfs de schitterende opname kan daaraan niets veranderen. Echter, de alles overheersende indruk is toch die van een fenomenaal project dat zijn ware 'identiteit' pas ontplooit na meerdere luistersessies. Het is maar dat u het weet. _______________ Op het Zweedse label BIS verscheen eerder van Vito Polumbo: Three Concertos, BIS-2255 (Concerto barocco, Celloconcert en Blokfluitconcert). index |
|