CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2019
|
Kees Fens schreef het al: er is geen kerk toleranter geweest tegenover de wansmaak dan de katholieke. Ontelbare druk vereerde heiligenbeelden van ontroerende scheefheid, scheelheid en lelijkheid bevolken kerken en kapellen. Van de ergste soort zijn de afbeeldingen in wezenloos groot formaat bij de heiligverklaringen aan de voorgevel van de Sint-Pieter. Voor Fens leken ze op een ouderwets bioscoopvoorhangsel, maar nog steeds worden de honderdduizenden die zich eraan vergapen erdoor ontroerd. Ik heb het zelf gezien: er werden tranen vergoten op die zonovergoten woensdagmiddag. Kort daarvoor had ik - na lang wachten in een schier eindeloze rij - de Sixtijnse Kapel bezocht, gelukkig minder afstotelijk, maar evenmin getuigend van veel gevoel voor goede smaak. Schoonheid vergaat en als het niet door de tijd is, dan toch wel door slecht gelukt restauratiewerk. De wand- en muurfresco's van grootheden als Michelangelo, Botticlli, Rosselli, Signorelli, Perugino en Ghirlandaio leggen er schrijnend getuigenis van af. Michelangelo's plafondschilderingen alleen al: ware wereldwonderen, maar ten prooi gevallen aan weinig bevlogen restaurateurs. Michelangelo moet zich toen in onmogelijke bochten hebben gewrongen, daar hoog op die speciaal ontworpen steiger, met gevaar voor eigen leven. Maar wie er ondanks de hedendaagse tekortkomingen al te lang van wil genieten werd door de opdringende menigte onverbiddelijk tot doorlopen gedwongen. Het klonk nasaal, ontnuchterend en onverschillig uit de luidsprekers: 'Doorlopen! Stilte! Zelfs de illusie moet zo wel aan diggelen gaan. Het begon al bij de ingang, met de daar opgestelde, verchroomde tourniquets (om in stijl te blijven: draaikruizen). Kassa! Eeuwen zijn verstreken sinds in de Cappella Sistina heldere jongensstemmen klonken, de castraten met hun hemelse zang naar het firmament wilden reiken. Ze bestaan nog, de jongens- en knapenkoren, maar de meeste zangers krijgen al vrij vroeg in hun zangcarrière te maken met de bekende de baard in de keel. De dames bieden het nog enige alternatief, al moet menige 'purist' er niets van hebben. Maar niet het gelijknamige koor van de Sixtijnse Kapel, want daar draait het uitsluitend om jongens en (volwassen) mannen. Maakt dat het beeld 'authentieker'? Het is een kwestie van welles-nietes. Zelf heb zo mijn twijfels.
Het koor van de Sixtijnse Kapel heeft door de eeuwen heen gefunctioneerd als pauselijke hofkapel en als zodanig deelgenomen aan de meest uiteenlopende liturgische vieringen, en dan vooral tijdens de hoogtepunten in het kerkelijk jaar. Veel beroemde componisten schreven er muziek voor. Misschien wel het meest bekend is het 'Miserere mei, Deus' ('Wees mij genadig, o God') van de Romeinse priester en componist Gregorio Allegri (1582-1652). Engelenmuziek, het volmaakte muzikale recept voor religieuze devotie, zoals ook Giovanni Pierluigi Palestrina (1525-1594) dat als geen ander wist te hanteren. Muziek in de Sixtijnse Kapel: toen engelenmuziek uit hoogstens zo'n tien jongenskelen, de handen misschien wel gevouwen en de ogen geloken, of door de wimpers het in schoonheid badende hemelplafond verkennend. De sacrale muziek zal er zeker toe hebben uitgenodigd. Deutsche Grammophon heeft 'iets' met het Vaticaan. In 2005 gaven de Münchner Philharmoniker onder Christian Tielemann er een concert onder toeziend oog en oor van de als zeer muzikaal bekend staande paus Benedictus XVI (die naar verluidt uitstekend piano speelt). Het jaar daarop traden de Wiener Philharmoniker onder Leopold Hager aan met, het kon niet toepasselijker, Mozarts 'Krönungsmesse'. Het mocht ook wat kosten, met in het kielzog de Wiener Sängerknaben en de (mannen)koren van de kathedralen van Keulen en Speyer. Diezelfde mis klonk al in 1985, toen geleid door de 77-jarige Herbert von Karajan. Ook toen werd fors uitgepakt, met vier topsolisten, Kathleen Battle, Trudeliese Schmidt, Gosta Winberg en Ferrucio Furlanetto, aangevuld door de Wiener Singverein en met in de voorste gelederen opnieuw de Wiener Philharmoniker. Top of the bill. Vreemd dat die rasechte Italiaan, Claudio Abbado, die muzikale stap naar het Vaticaan nooit heeft gemaakt? Misschien had hij er te weinig mee op? Vaststaat wel dat hij onnoemelijk trots was op zijn grootvader, die door datzelfde Vaticaan buiten de orde was gezet omdat hij een niet getrouwe vertaling van het Evangelie had aangeleverd. De streng in de leer zijnde Curie vond dat onvergeeflijk en het werd hem zijn verdere leven lang nagedragen. Misschien ook wel enigszins zo opa zo kleinzoon? We zullen het nooit weten, maar intrigerend is het wel. In 2015 zorgde DG voor een heuse Vaticaan-primeur, met het uitbrengen van de eerste commerciële opname ooit in de Sixtijnse Kapel gemaakt. Met de nadruk op 'commercieel', want er zijn ongetwijfeld opnamen gemaakt die bestemd waren voor intern gebruik, voor archivering van belangrijke gebeurtenissen, maar in ieder geval geen commercieel doel hadden. Tegelijk moest ik denken aan een heel bijzondere opname, die van Alessandro Moreschi, vaak aangeduid als de 'laatste castraat van de Sixtijnse Kapel', die in 1902(!) een gelukkig bewaard gebleven fragment zong uit Rossini's 'Petite messe solennelle'.
Die eerste DG-cd had als passende titel 'Cantate Domino', met koorwerken van Lassus, Allegri, Anerio en Victoria, afgewisseld door gregoriaanse gezangen. De uitgave luidde het begin in van een project dat de integrale vastlegging van het muzikale erfgoed van het koor moest gaan behelzen. De tweede cd was geheel gewijd aan koorwerken van Palestrina, keurig gezongen in de zestiende-eeuwse stemming, in een weliswaar sierlijke en verfijnde stijl, maar helaas wel in een ouderwetse vormgeving, meer in overeenstemming met de verheven, maar fluwelen pracht die de Engelse koortraditie al decennialang domineert. Een traditie zoals die werd gepraktiseerd door dirigenten als George Guest en David Willcocks. De in Rome gehanteerde, polyfone stemvoering laat de historiserende uitvoeringspraktijk dus gewoon achter zich en dat doet vermoeden dat dirigent Massimo Palombella er weinig mee op heeft; of er geen of onvoldoende affiniteit mee heeft, wat op hetzelfde neerkomt. Er gaapt aldus geen grotere kloof dan tussen deze benadering en die van bijvoorbeeld Stile Antico of The Tallis Scholars. Bij Palombella komt de sterke geur van wierook je nog net niet tegemoet (wat sommigen misschien juist wel zullen missen). De eerlijkheid gebiedt om ook de nogal ruimhartige akoestiek van de Sixtijnse Kapel in dit beeld te betrekken, want dit is uitgerekend niet bij uitstek een ruimte die een transparante koorklank de helpende hand biedt. Integendeel zelfs. Er is teveel laag en de middenstemmen missen het voor deze muziek zo essentiële reliëf. Dat is niet iets dat nog zal veranderen, denk ik. Er is voor dit concept ongetwijfeld doelbewust gekozen en daar zullen we het mee moeten doen. Nog iets verder redenerend heeft het er bovendien alle schijn van dat het geclaimde unieke karakter van de opnamen in de Sixtijnse Kapel tevens een marketingtechnisch aspect heeft (waar op zich niets op tegen is). Wat al gold voor de vorige cd's geldt ook nu: het programma is met zorg samengesteld, met nadruk op de Lijdensweek, met de koorwerken van de verschillende componisten inventief gedrapeerd rond die van Palestrina. Dat levert niet alleen de gewenste afwisseling, maar ook het beoogde contrast op. Kortom, een album met plussen en minnnen. index |
|