CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2016
|
Het heeft er alle schijn van dat de vijf strofeliederen op deze cd voor een specifieke gelegenheid bedoeld waren. Al naar gelang de tekst kunnen ze voor een verjaardag, bruiloft, Kerstmis, Nieuwjaar enz. hebben gediend. Ondanks de steeds gelijkblijvende vorm (meerdere strofen worden op dezelfde noten gezongen en afgesloten met een instrumentaal ritornel) kan met de door Pachelbel (1653-1706) toegepaste 'fundering' alle denkbare karakters en stemmingen worden opgeroepen. Daar was Bach trouwens ook een meester in (denk in dit verband maar aan zijn parodistische creaties). Het is misschien wat al te overdreven om in Pachelbels 'Das Gewitter im April' (track 12 op deze cd) de voorbode te zien van Beethovens Pastorale of Berlioz' Symphonie fantastique, maar het landelijk karakter van het stuk is daardoor niet minder evident. Interessant is ook het als madrigaal gedachte 'Wie nichtig? Ach! Wie flüchtig' (track 5), waarin een van de altviolen is 'umgestimmt'; en tot groot effect. De voor de omlijsting zorgende suites (of omgekeerd, het is maar welke invalshoek wordt gekozen!) tonen niet minder Pachelbels melodische en harmonische inventiviteit. Sterker, het algehele gehalte ervan is zeker niet minder dan van de afsluitende, alom bekende Canon en Gigue. De Canon is net zo beroemd geworden als het Adagio van Albinoni, de Vijfde Hongaarse dans van Brahms en Eine Kleine Nachtmusik van Mozart. Ik plaats bij die Canon maar gelijk een kanttekening wat betreft de talloze andere uitvoeringen waarin het gekozen tempo kennelijk iets moet oproepen wat er duidelijk niet behoort te zijn: een voortdurend slepende tred die het stuk van zijn grote charme berooft. Hier, dankzij het door de violiste Amandine Beyer geleide Gli Incogniti gelukkig niet: de Canon klinkt vooral fris en monter. De afsluitende Gigue mag er ook zijn, in een tempo waarop nu eens eindelijk vrolijk kan worden gedanst. De gehele cd door worden we getrakteerd op een frisse en montere aanpak die als een handschoen past bij zowel de suites als de vocale 'tussenspelen'. Het parcours boeit vanaf de eerste maten, met afwisselend energiek, menigmaal zelfs spetterend spel en beschouwende cantilenen. De tenor Hans Jörg Mammel is een lust voor het oor, krachtig en ferm, maar ook delicaat en het juiste gevoel voor de barokke zangstijl. De instrumentalisten (met inbegrip van klavecimbel en orgeltje) voegen zich daar naadloos bij en laten bovendien horen dat ook zij historisch zeer goed geïnformeerd zijn. Het 'authentieke' instrumentarium doet de rest. De opname laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Viva Pachelbel! index |
|