CD-recensie

 

© Aart van der Wal, april 2025

Orff: Carmina Burana

Alina Wunderlin (sopraan), Max Emanuel Cenci (countertenor), Russell Braun (bariton), Zürcher Sing-Akademie, Zürcher Sängerknaben, Tonhalle-Orchester Zürich o.l.v. Paavo Järvi
Alpha 1031 • 65' •
Opname: juni 2022, Tonhalle Zürich

 

De in München in 1895 geboren en in 1982 overleden Carl Orff componeerde Carmina Burana in de jaren 1935-1936. De première volgde al vrij spoedig daarna, in Frankfurt am Main, in 1937 en met veel succes, zowel in de muziekpers als bij het publiek. Het werk is gestoeld op middeleeuwse gedichten en liederen, waarin lot, liefde en drank de boventoon voeren.

Orff was niet van joodse afkomst. Zijn wortels lagen in een katholiek Beiers gezin en zijn ‘toontaal' was wat ‘gematigd' mag worden genoemd. Geen wonder dus dat in het toenmalige Hitler-Duitsland hij en zijn muziek niet als ‘entartet' werden beschouwd. Bovendien had Carmina Burana voor de nazi's het ‘voordeel' dat het uitstekend paste in de toenmalige ideologie van kracht en heldendom. Al was dat in het begin zeker niet zo, toen het stuk door met name SA-sympathisanten werd afgeschilderd als Beierse ‘negermuziek'. Of Orff zelf een overtuigd nazi was is nooit aangetoond, al heeft hij, zoals zoveel kunstenaars, tijdens de donkere oorlogsjaren voor de opportunistische koers gekozen. Om kort na de oorlog zichzelf te profileren als tegenstander van het nazi-regiem, daarbij wel onvermeld latend dat hij in 1944 door propagandaminister Joseph Goebbels aan diens 'lijst van ‘Gottbegnaden' was toegevoegd.

In 1945 maar ook nog daarna moest vrijwel iedere prominent die tijdens het Derde Rijk actief was geweest, door het door de geallieerde ingerichte denazificatieproces heen, maar wegens gebrek aan bewijs kwam hij er zonder kleerscheuren vanaf en kon hij zijn carrière zonder enige noemenswaardige hindernis voortzetten.

Orff mag dan vooral bekend zijn geworden door zijn Carmina Burana, hij heeft ook met het Orff-instrumentarium (samen ontwikkeld met Gunild Keetman in de jaren twintig en dertig), met daarin een belangrijke plaats voor uitgebreid slagwerk, naam weten te maken. Het doel was het het stimuleren van het muziekonderwijs, waar ook de Nederlandse muziekscholen oren naar hadden en de eenvoudige, op de ‘Orff-Schulwerk-methode' gestoelde, instrumenten bij hun leerlingen introduceerden. Het idee erachter was simpel: dat eenieder een zekere zekere mate van creatieve aanleg had en daarmee de veronderstelling dat van daaruit muziek, beweging (gymnastiek!) en dans konden worden gestimuleerd.

Orffs belangrijkste theaterwerken, Die Kluge, Der Mond, Catulli Carmina en Trionfo di Afrodite, horen we niet of nauwelijks meer. Ze zijn wel broederlijk bijeen op het label Berlin Classics te vinden, hier door Siebe Riedstra besproken. Wie zou er trouwens nog zin in hebben om Antigonae of Oedipus der Tyrann op de planken te brengen?

Met Carmina Burana is het evenwel anders gelopen. Zelfs amateurkoren hebben zich erover ontfermd (met name het openingsdeel, Fortuna Imperatrix Mundi, is in die kringen rázend populair), maar ook in discografisch opzicht is het stuk rijkelijk vertegenwoordigd (ik schat het aantal uitgebrachte opnamen zelfs rond de honderd).

Paavo Järvi (Tallin, 1962) is de zoveelste dirigent die Carmina Burana in zijn repertoire heeft opgenomen, waarbij hij, wat deze vastlegging betreft, kon vertrouwen op een uitstekend solistenteam, dito koor en orkest. De ritmiek en articulatie zijn scherp geprofileerd, de frasering al even voorbeeldig en de voorstelling uitermate levendig, in een bonte afwisseling van frisse vitaliteit en rijk geschakeerde sensualiteit. Dankzij de grote dynamische contrasten en de goed gekozen tempi raakt de dramatiek menigmaal in een hoge, soms zelfs koortsachtige versnelling. Mede dankzij de uitstekend geslaagde opname verdient dit album zeker een plekje in het - toch al behoorlijk uitgedijde - topsegment.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links