CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2021 |
Ik spreek uit eigen ervaring: het Franse chanson krijgt in 'klassieke' kringen niet altijd de waarde en betekenis toegemeten die het verdient: een belangrijke en bovendien rijpe kunstvorm die niet alleen als symbool geldt voor een van de belangrijke culturele stromingen in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Misschien dan niet helemáál op het niveau van het kunstlied ('mélodie'), maar dat er wel degelijk mee mag worden geassocieerd. De tekst staat in het chanson voorop (wie het Frans onvoldoende beheerste mist dienaangaande héél veel), de muziek is eerder ondersteunend dan verhalend. Het Franse levenslied was in die tijd een uitermate populair genre, maar heeft sindsdien in ons land helaas nogal aan populariteit ingeboet. Onlangs heeft het duo Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps daarin verandering willen brengen door het in een aantal tv-programma's nieuw leven in te blazen. Struinend door een zomers Parijs werd wekelijkse afleveringen een bepaald aspect van het chanson of de chansonnier(e) belicht, met daarin uiteraard veel aandacht voor coryfeeën als Brel, Piaf, Gainsbourg, Trenet, Brassens, Montand, Bécaud en natuurlijk Aznavour. Het was zonder uitzondering een vakkundig gemaakte en bovenal zeer aanstekelijke programmareeks die deze bijzondere kunstvorm, waarin vooral het leven, de liefde en de weemoed worden bezongen, opnieuw op de kaart heeft gezet. Het is niet voor iedere vertolker weggelegd: het zo specifieke karakter van dat Franse levenslied goed (laat staan volmaakt) te 'vangen'. Dat begint al met wat tegenwoordig steeds meer in de verdrukking komt: de verstaanbaarheid van de tekst, voor mij sowieso de kern van de Franse vocale muziek, belangrijker nog dan wat daarin juist wel zoveel aandacht krijgt: stemkleuring en frasering. In tegenstelling dus tot de tekstkleuring zoals we die zo fenomenaal kunnen terughoren in de expressie van een Brel, Aznavour of Montand. Waarbij ik er wel gelijk bij aanteken dat die verstaanbaarheid toen menigmaal leed onder de invloed van de platenbazen die meenden dat er elektronisch moest worden gemanipuleerd, of door de zinloze toevoeging van een obscuur achtergrondkoortje, of een juist te weelderig uitgevallen begeleidend ensemble. Wat ik ook altijd jammer heb gevonden was het aan het einde van het chanson het kunstmatig wegdraaien van de muziek: het 'uitfaden', daardoor - menigmaal overigens terecht! - de indruk wekkend dat de componist er heen goed einde aan had weten te breien. Een 'plaag' overigens die niet alleen het chanson raakte, maar ook elders meer en meer de kop opstak en nog steeds een belangrijk 'uitgangspunt' vormt. De Nederlandse bariton Thomas Oliemans verstaat de kunst van het Franse levenslied, wat tevens inhoudt dat hij daarin iedere denkbare valkuil heeft vermeden. Hij geeft aan iedere klinker en medeklinker betekenis en weet - wonder boven wonder - zijn 'klassieke' stemklank op werkelijk formidabele wijze dienstbaar te maken aan een genre dat er feitelijk geen raakvlakken mee heeft. Zo soepel, zo gemakkelijk, grijpt hij terug naar een verleden dat niet in tijd maar wel in beleving al ver achter ons lijkt te liggen, naar het chanson waarmee hij al in zijn jeugdjaren kennismaakte dankzij de platenverzameling van zijn vader. Hij werd er dusdanig door gestimuleerd dat hij op zijn vijftiende zelfs een heus chansonconcours won! Maar past dat wel, die volmaakte zang? Is het niet zo dat het verleden ons heeft geleerd dat klassieke zangers deels of geheel mislukte uitstapjes naar het populaire genre maakten? Voorbeelden ervan te over, met ongetwijfeld eerder commerciële dan artistieke drijfveren als aanleiding. Niets daarvan bij Oliemans, die zich ook in dit domein een meesterlijke vertolker toont, als zanger en incidenteel als pianist. Een bariton die met het grootste gemak kan ´overschakelen´ en zich totaal niet geremd lijkt te voelen door zijn ´klassieke´ scholing (wat ongetwijfeld verklaart waarom hij op de cover niet als bariton maar als 'voice' staat vermeld). Het gehele beeld is dat van een werkelijk adembenemende natuurlijkheid, mede dankzij een perfect gevoel voor timing, gesteund door groot taalgevoel en perfecte dictie, in een discours dat evocatie, emotiie en poëzie uitstraalt. Betovering, bekoring, sfeer, het is er allemaal. Fascinerend is ook dat hij in dit exquise programma uitsluitend zijn eigen stem heeft laten gelden en dus gelukkig geen enkele poging heeft gedaan om te imiteren wat nu eenmaal niet te imiteren valt. Het is Oliemans en het is grandioos. Het boekje vermeldt naast Amsterdam Sinfonietta onder leiding van concertmeester Candida Thompson ook drie 'guest musicians': Bert van den Brink op accordeon (onmisbaar in menig chanson!), Ruben Drenth op trompet en bügel, en Jens Meijer op drums. Misschien aardig om erbij te vermelden dat Van den Brink de accordeon, een Hohner Gola, heeft gekregen van de weduwe van de accordeonist Harry Mooten. Hij zei er zelf eens over dat de tijd even stilstond toen hij het instrument, toen nog onder restjes shag, openvouwde en de eerste akkoorden liet klinken: "De klank ervan raakte me zo diep dat de tranen mij in de ogen sprongen." De albumtitel weerspiegelt de werkelijkheid: 'Formidable!' (het is een van de vele hoogtepunten van deze uitgave). We horen ook Amsterdam Sinfonietta, het fameuze strijkorkest dat alweer lang geleden de overstap durfde te maken van het 'klassieke' naar het 'populaire' en ook daarmee grote successen behaalde, o.a. met De Dijk, Typhoon, Patrick Watson, Wende Snijders, Thomas Oliemans en in januari (weer) met Rufus Wainwright. Het motto van dit van instrumentale schittering doordesemde ensemble laat aan duidelijkheid niets te wensen over: 'breder dan klassiek'. Het blijkt opnieuw een gouden greep door ditmaal het 'klassieke' (Franck, Debussy, Fauré) met het chanson te verbinden. Dat 'gevoel' moet ook sommige bewerkers hebben gehad, getuige de smaakvolle arrangementen al is soms het weelderige karakter ervan naar mijn smaak net iets teveel van het goede. Een regelrechte vondst is de meer dan slechts een knipoog naar Bachs Chaconne uit de Partita voor viool solo BWV 1004 in 'Les Feuilles Mortes' van Joseph Kosma, in het arrangement van Bob Zimmerman. Jared Sacks heeft het in het Amsterdamse Muziekgebouw vlekkeloos vastgelegd, waarbij 'duivelskunstenaar' Bert van den Brink (de man kan werkelijk álles) samen met Jared de editing voor zijn rekening heeft genomen. In het boekje zijn de gezongen teksten uitsluitend in het Frans afgedrukt, maar u kunt op het internet her en der geschikte vertalingen vinden. Evenmin wordt in het boekje aangegeven wie welke pianopartij voor zijn rekening heeft genomen, zoals bijvoorbeeld in Francks 'Variations Symphoniques', naadloos overgaande in 'Sous le Ciel de Paris'. Afgaande op de geraffineerde improvisatie moet het eigenlijk wel Bert van den Brink zijn. Samenvattend: een bijzondere productie! index |
|