![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2008 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
David Oistrach - de complete EMI-opnamenEMI Classics 2 14712 2 3 (17 cd's)
Hieronder het overzicht:
Op 30 september (of volgens de Russische kalender 17 september) jl. was het precies honderd jaar geleden dat de grote Russische violist David Fijodorovitsj Oistrach in Odessa werd geboren. Voorr EMI een goede gelegenheid om deze welgevulde doos met 17 cd's uit te brengen, al verschenen deze opnamen al eerder op lp en uiteindelijk op cd, zij het in verschillende koppelingen en in een beduidend minder geluidskwaliteit. In de negentiende eeuw was Nicccoló Paganini de belangrijkste wegbereider van het romantisch-virtuoze vioolspel. De 'Liszt van de viool', zogezegd. Het werd een diep ingewortelde speltraditie, die in de tweede helft van de negentiende eeuw sterk was vertegenwoordigd door Joseph Joachim, Henryk Wieniawski, Henri Vieutemps en Pablo de Sarate. Vanaf 1900 nam, naarmate de eeuw vorderde, het aantal grote violisten fors toe, getuige de vele illustere namen: Fritz Kreisler, Jascha Heifetz, Mischa Elman, Nathan Milstein, Arthur Grumaux, David Oistrach, Leonid Kogan, Isaac Stern, Christian Ferras, Ruggiero Ricci, Joseph Szigetti, Georg Kulenkampff, Zino Francescatti, Boris Goldstein, Michael Rabin, Ida Haendel, Erica Morini, Adolf Busch, Miron Poliakin, Joseph Hassid, Eugène Ysaÿe, George Enescu, Ginette Neveu, Henryk Szeryng en Ivry Gitlis. Een aantal van hen zou zich nog tot diep in de twintigste eeuw in de voorste gelederen van de vioolkunst manifesteren. Het zijn namen die op menigeen een onuitwisbare indruk hebben gemaakt, vaak dankzij de grammofoonplaat, maar ook door op film bewaard gebleven fragmenten, soms aangevuld met berichten van hyn tijdgenoten over spectaculaire violistische capriolen. David Oistrach was in het begin van de jaren vijftig in het Westen nauwelijks bekend, maar dat veranderde na zijn optreden in Florence (1951), Frankrijk (1953), Engeland en Finland (1954), Noorwegen, Japan en de VS (1955). Deze houder van de Lenin Orde (1951) en de Kunstenaar van het (Russische) Volk (1953) werd echter pas bij het grotere publiek geleidelijk bekend dankzij zijn grote serie plaatopnamen voor EMI, die in 1953 van start ging met Beethovens 'Kreutzer' sonate (met de Russische pianist Lev Oborin), een opname die waarschijnlijk in de Salle Wagram, de vaste Parijse opnamelocatie van EMI, werd gemaakt. Na de dood van Jozef Stalin (1953) en het aantreden van de nieuwe partijleider, Nikita Chroestsjov, was het de geleidelijk in gang gezette 'dooi' (waarvan de betekenis overigens niet mag worden overdreven) die voor een groot aantal Russische musici de weg naar het Westen opende, waaronder Leonid Kogan, Svjatoslav Richter, Mstslav Rostropovitsj, Emil Gilels, Kirill Kondrashin en Gennadi Rozjdestvenski. Oistrach was niet een alleen een groot violist, maar had ook als mens een grote statuur. Bescheiden, vriendelijk en respectvol vond hij - hoe moeizaam ook vaak - zijn weg in de bureaucratische krochten van de Sovjet-Unie. Dikwijls letterlijk tegen de verdrukking in bleef hij de muziek in al zijn facetten dienen, speelde hij de sterren van de hemel. Bevlogenheid was een van de kenmerken van zijn spel, al viel dat slechts zelden van zijn houding en gelaatsuitdrukking af te lezen. Ook dat leken twee gescheiden werelden: zijn gloedvolle, door merg en been gaande musiceren en zoals hij daar bijna stoïcijns op het podium stond. In tegenstelling tot Mstislav Rostropovitsj sprak Oistrach zich nooit negatief uit over het regiem. Hij stond niet op de barricaden, was geen openlijke voorvechter van de mensenrechten. Hij liet zich door de bureacuraten koeioneren en leek dat lijdzaam te aanvaarden. Hij paste niet in het beeld van de dissident, hij hield zich liever afzijdig. Een keer nam hij echter publiekelijk stelling tegen Rostropovitsj, in de Pravda, wat op een geregisseerde aktie wees en waarvoor Oistrach een dag vóór publicatie aan de grote cellist om vergiffenis vroeg. Hij voelde zich op de een of andere manier verplicht aan zijn vaderland, waar hij de kans had gekregen zich als violist te ontwikkelen en zijn landgenoten met zijn spel in verrukking te brengen. Het was het soort dankbaarheid dat bijvoorbeeld Rostropovitsj volkomen vreemd was. Het historische belang van Oistrach mag niet worden onderschat. Hij speelde in 1927 Glazoenovs Vioolconcert in Kiev en Odessa, met de componist als dirigent. Zo bezien kan de op deze uitgave vertegenwoordige uitvoering uit 1947 best als authentiek worden bestempeld. Hij gaf de premières van de beide vioolsonates van zijn vriend Prokofjev, en van de vioolconcerten van Katsjatoerjan, Miaskovski en Sjostakovitsj. Diens Tweede vioolconcert was bedoeld als geschenk voor Oistrachs zestigste verjaardag. Het is jammer dat Oistrach dit werk nooit voor EMI heeft opgenomen, maar gelukkig is die opname - naast veel ander uniek materiaal - wel voorhanden in de Russian Archives serie (klik hier). Deze kostelijke EMI-uitgave biedt naast een indrukwekkend uitzicht op het grootse spel van David Oistrach tevens een representatief beeld van de grote Russische uitvoeringstraditie van de vorige eeuw, mede dankzij de bijdragen van o.a. Oborin, Yampolsky en Knoesjevitski. En nu ik het toch over uitvoeringstraditie heb: Oistrach weet zich verder gesteund door een aantal zeer grote dirigenten die het in die jaren op het westelijk halfrond min of meer voor het zeggen hadden: Klemperer, Cluytens, Karajan, Martinon en Szell. En dan is er dan nog de niet te versmaden mogelijkheid om vertolkingen van dezelfde werken (Beethoven, Brahms, Mozart) met elkaar te vergelijken, hetgeen interessante invalshoeken oplevert. Oistrach heeft een indrukwekkend discografisch oeuvre achtergelaten. Zo verschenen zijn opnamen ook bij onder andere Melodyia, Le Chant du Monde, Monarch, Colosseum, Vanguard, MusiDisc, Delta, Everest, Gala, Murray Hill en Vox. Daarbij deed zich een groot aantal doublures voor, wat het nogal lastig maakt om daarin de weg te vinden, en zeker als opnamelocaties en data ontbreken. De EMI-opnamen verschenen al eerder, eerst op lp (op het HMV-label), en uiteindelijk op cd, in allerlei wisselende samenstellingen. Nu zijn ze echter niet alleen samengebracht in een doos, maar bovendien ook nog eens stevig digitaal opgeknapt, zonder dat de oorspronkelijke klank daardoor werd aangetast. Die is - zo kon ik vergelijken - hetzelfde gebleven, maar wel breder en dieper, waarbij tevens de vervorming werd geminimaliseerd. Zo horen we het Vioolconcert met Klemperer (wát een geweldige uitvoering trouwens!) en het Dubbelconcert van Brahms met Galliera nu in ongekende klankschoonheid baden. Ook de rond 1955 gemaakte opnamen, toen net nog op grens tussen mono en stereo, klinken zonder meer uitstekend, al gaan we daarmee uiteraard ook technisch terug in de tijd, met de toen onvermijdelijke bandruis en rumble (waarbij het soms niet valt uit te maken of die van de bandmachine of van elders komt). De digitaal opgefriste EMI-registraties klinken door de bank genomen in ieder geval aanmerkelijk beter dan hun Russische pendant in de Russian Archives serie. ———————————— index | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||