CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2023 |
In het voorjaar van 1770 arriveerde de toen nog maar nauwelijks veertienjarige Mozart in Milaan, de stad waar hij in minder dan drie jaar driemaal zou verblijven. Niet zo verwonderlijk want met Venetië, Florence en Napels was Milaan een cultuurmetropool waarin ook de muziek in hoog aanzien stond en daardoor zowel componisten als uitvoerende musici (vaak verenigd in een en dezelfde persoon) aantrok die door allerlei mecenaten financieel werden gesteund. Dat gold ook voor Mozart, die er drie van zijn opera's in première zag gaan en bovernal op een honorabele positie hoopte aan het hof van aartshertog Ferdinand, de zoon van keizerin Maria Theresia (in het cd-boekje is haar achternaam fout gespeld) van Oostenrijk. Het was hem echter om onnapseurbare redenen niet vergund. Milaan was de hoofdstad van de provincie Lombardije die in die dagen tot het Habsburgse rijk behoorde. Het was ook in Milaan dat het genre van de symfonie voor het eerst opbloeide, in vele kerken de mooist denkbare koormuziek klonk en in het Teatro Regio Ducale (dat niet veel later plaats moest maken voor La Scala) er een keur aan opera's en toneelvoorstellingen te bewonderen was. Mozart in Milan is in dit verband danook een treffende titel, al dekt deze lading niet helemaal, want op dit album zijn ook werken te bewonderen van Johann Christian Bach (1735-1782), Giovanni Andrea Fioroni (ca. 1715-1778) en Melchiorre Chiesa (ca.1740-ca.1799), naast een gregoriaans antifoon. Zonder uitzondering dus tijdgenoten dus van Mozart (1756-1791), dat wel.. Het spits wordt afgebeten door het Dixit Dominus van Johann Christian Bach. Hij bracht een aantal jaren in Italië door, waar hij zich tot het katholicisme bekeerde. Anders dan Mozart smaakte het wel het genoegen om in Milaan dankzij graaf Agostino Litta wel een geschikte baan te vinden. Dan is er het motet O sacrum convivium van de uit Pavia afkomstige Fioroni, die in 1747 werd aangesteld tot kapelmeester van de fameuze Milanese kathedraal. Van Melchiorre Chiesa klinkt het motet Caelo tonant, de gevierde organist en maestro al cembalo aan het Regio Ducale theater. Waarmee prompt duidelijk is op grond waarvan deze uitgave is samengesteld. Dat het Mozart in Milaan niet is gelukt een positie van aanzien te verwerven mag zeker enige verbazing wekken. Want zo jong als hij was, zijn muzikale talenten werden overal waar hij verscheen snel herkend. En anders snelden ze hem wel vooruit. Dat zal in Milaan niet anders zijn geweest. In Milaan beleefden drie van zijn opera's hun première: Mitridate, Ascanio in Alba en Lucio Silla, alle gecomponeerd in opdracht van niemand minder dan de door Oostenrijk aangestelde gouverneur-generaal van Lombardije, graaf Firmian. Exsultate, jubilate componeerde Mozart kort na de première van Lucio Silla (december 1772) speciaal voor de castraat Venanzio Rauzzini, die als hoofdrolspeler in deze opera furore had gemaakt. Volgens de Britse muziekcriticus Charles Burney 1726-1814), die zich in de zomer van 1770 tijdelijk in Milaan had gevestigd en over Milaan opmerkte dat de stad zeer groot en dichtbevolkt was met de muziek in hoog aanzien, had Rauzzini 'a sweet and extensive voice, a rapid brilliance of execution, great expression and an exquisite and judicious taste.' Hij stak voorts de loftrompet over ' the excellent performances that are every day heard for nothing in the churches, by the common people, more contribute to refine and fix the national taste for good music, than any other thing.' Mozart moet er eveneens danig van onder de indruk zijn geweest: in 1776 schreef hij vanuit Salzburg aan de meester in contrapunt Padre Martini in Bologna dat 'onze kerkmuziek bepaald anders is dan die in Italië.' Mozarts Misericordias Domini ontstond in München in 1775 (op 5 maart van dat jaar vond daar de eerste uitvoering plaats). Het is gezet voor sopraan, alt, tenor, bas, strijkers en continuo. Het contrapunt is met ware meesterhand uitgewerkt, hetgeen zeker bij Padre Martini - aan wie Mozart het stuk vanuit Salzburg toestuurde - bijzonder in de smaak zijn gevallen. Het is verbazingwekkend hoezeer Mozart toen al in staat was om homofonie en contrapunt zo ingenieus met elkaar te verbinden (men beluistere het cantabo in aeternum) dat het dramatisch effect ervan de toehoorder direct in de ban doet slaan. De uitwerking is zelfs zo spectaculair dat het stuk aanmerkelijk langer lijkt te duren dan slechts die luttele zes minuten Zou Beethoven er zo'n halve eeuw later van hebben 'geleend' voor de koorfinale van de Negende? Het lijkt onwaarschijnlijk én toeval bestaat echt. De naam van Martini duikt opnieuw op in de op deze cd bijeengebrachte vespers van Johann Christian Bach. Het was immers deze 'padre' die met een geoefend oog en oor het polyfoon getoonzette Dixit Dominus en Magnificat onder de loep had genomen. Ze gingen beide in Milaan in première, in respectievelijk 1758 en 1760. Beide werken zijn in de vrij traditionele Rococostijl gezet, maar daardoor niet minder aantrekkelijk; en zeker niet voor een dan nog pas 23-jarige. Toevallig of niet, een feit is wel dat Chiesa's Caelo tonati qua vormgeving als twee druppels lijkt op Mozarts motet Exsultate, jubilate. Over het jaar van ontstaan heerst evenwel geen consensus en dus moeten we het hiermee doen. Het is een alleraardigst stuk met veel vocale bravoure, al haalt het zeker niet Mozarts toen al hoge niveau. Fioroni's motet O sacrum convivium is uit een geheel ander hout gesneden: eenvoudig van opzet, 'gewoon' eenstemmig, maar wel ingebed in ingenieuze harmonieën die alleen al het stuk zeker boven de middelmaat verheffen. Wat deze uitgave helaas nogal parten speelt is het zeker voor deze muziek overmatige vibrato dat zich met name bij de sopraan en de tenor (die in de hogere ligging bovendien ongemakkelijk klinkt) openbaart (alleen de altus en in iets mindere mate de bas onderscheiden zich wat dit betreft in positieve zin). Voorbeelden daarvan zijn de tenoraria Tecum principium uit het Dixit Dominus en de sopraanpartij in Exsultate, jubilate (voor mij is en blijft de sprankelend-strakke Erna Spoorenberg in dit werk onvergetelijk). Dat is extra jammer omdat het aandeel van het koor en het orkest wel degelijk fraai is gerealiseerd, met inbegrip van de voor deze werken zozeer vereiste stilistische karakterisering. Met een beter solistenteam had dit zonder enige twijfel tot een geweldig album geleid. index |
|