CD-recensie

 

© Aart van der Wal, april 2025

Una poesia muta - Art in early Cinquecento Venice

Klik hier voor het inhoudsoverzicht

Marian Consort: Caroline Halls & Eleanor Bray (sopraan), Sarah Anne Champion & Joy Sutcliffe (alt), Will Wright & Edward Woodhouse (tenor), Jon Stainsby & Christopher Webb (bas), Kristiina Watt (luit), Rory McCleery (dirigent)
Linn CKD 750 • 65' •
Opname: okt. 2023, Berger Kirche, Stuttgart

 

Aan het begin van de zestiende eeuw was in Italië vooral de Franse geestelijke muziek in zwang, met de aan het Franse hof verbonden Jean Mouton (ca. 1459-1522) als een van haar belangrijkste vertegenwoordigers. Geen wonder dus dat de vooraanstaande muziekuitgever Ottaviano Petrucci (1466-1539), de grondlegger van onze muzieknotatie, meerdere missen en motetten van Mouton publiceerde. Dezelfde Petrucci die aan het begin stond van het op grote schaal verspreiden van muziek, wat uiteraard positieve gevolgen had voor haar ontwikkeling in Europa.

In de zestiende eeuw behoorde Venetië, in bestuurlijk opzicht feitelijk een republiek, tot de machtigste en invloedrijkste steden van Europa, een waar centrum op het gebied van van handel, kunst en cultuur. De stad die een belangrijke bijdrage leverde aan de muziek, de architectuur, de schilder- en boekdrukkunst. De indrukwekkende basiliek van San Marco was meer dan alleen maar een religieus symbool: het straalde ook grote politieke macht uit.

De lagere klassen hadden geen enkele invloed op het bestuur van de stad. Dat waren de patriciërs, die niet alleen in Venetië maar ook in andere Italiaanse steden tijdens de Middeleeuwen en de Renaissance de hoogste klasse vormden, als afstammelingen van oude, adellijke families die aanzienlijke rijkdom en macht bezaten. Ze speelden een belangrijke en in menig opzicht zelfs doorslaggevende rol in de politieke en economische structuur. In Venetië waren zij het die als enigen lid zijn van de Grote Raad, het belangrijkste bestuursorgaan van de republiek. Alleen zij mochten de doge kiezen, de min of meer symbolische leider van de stad. Door hun invloed en connecties speelden ze een centrale rol in handel, diplomatie en cultureel patronage.

Dankzij haar strategische ligging aan de Adriatische Zee speelde Venetië een cruciale rol in de handelsroutes tussen Europa en het oostelijke Middellandse Zeegebied. Er werd gehandeld in de meest uiteenlopende waardevolle goederen waaronder zijde, specerijen en andere exotische producten uit Azië. Maar daarnaast had Venetië een indrukwekkende vloot en een sterke politieke structuur, wat haar economische en maritieme macht nog verder versterkte.

In de schilderkunst duiken de later beroemde namen op van een Bellini, Tintoretto, Titian, Veronese en Carpaccio. In het cd-boekje wordt bijvoorbeeld verwezen naar Carpaccio's tussen 1504 en 1508 geschilderde en voor de Scuola degli (een religieuze lekensociëteit voor Albanese immigranten) bestemde Geboorte van de Maagd, een kunstwerk waarin op sublieme wijze de stilistische kenmerken van deze grote kunstenaar zich uiten in de nauwkeurige perspectiefweergave die zich uitstrekt langs uitgelijnde deuropeningen en waarin een al even nauwkeurig weergegeven architecturale ruimte is gevuld met benodigdheden en activiteiten van het dagelijks leven.

Ook de muziek kon dus in Venetië uitstekend gedijen, zoals onder meer blijkt uit de bewaard gebleven muziekboeken van de religieuze instellingen uit die tijd, met naast een rijke verzameling motetten ook talrijke drie- en vierstemmige lauden. Beide genres dienden ter verering van de Maagd Maria, met het motet in Latijnse tekst met gebruikmaking van subtiele contrapuntische technieken, de lauda daarentegen in volkstaal in eenvoudige zetting (vaak noot-tegen-noot), meestal in het Italiaans. De lauden waren daarmee aanzienlijk toegankelijker dan de motetten en dienden bij devoties en religieuze bijeenkomsten, de tekst ervan veelal gericht op de verering van heiligen, en dan met name de Maagd Maria. De lauda had overigens niet alleen een religieuze functie, maar vervulde ook een sociale rol als verbindend element tussen de verschillende gemeenschappen. Ze maakten een belangrijk onderdeel uit van de Italiaanse muzikale traditie.

Een waar juweel zijn voorts de Venetiaanse luitboeken en in het bijzonder het ‘Capirola Luitboek' van rond 1517, een handgeschreven bloemlezing gewijd aan luitcomposities en bewerkingen van de Bresciaan Vincenzo Capirola (1474-1545), die de luit in Venetië onderwees. Het boek is prachtig versierd met zo'n 300 afbeeldingen van dieren, vogels, bomen, nimfen en fluitspelende herders, vervaardigd door de uiterst kunstzinnige luitstudent Vido Celere, tevens een van de Venetiaanse schilders die zich tevens hadden bekwaamd als musici.

Nog talrijker dan Petrucci's anthologieën van motetten, laude en solo-luitwerken zijn diens boeken met de zogenaamde ‘frottole', een verzamelterm voor seculiere Italiaanse liederen, waarvan de verzen op muziek werden gezet in een breed scala aan vormen, waaronder de luchtige ‘barzelette', de hoffelijke ‘strambotti' en de literaire sonnetten. De enorme populariteit van de ‘frottole' rond 1500 is rechtstreeks verbonden met de grote belangstelling voor de luit: hoewel ze meestal werden gedrukt als meerstemmige liederen, waren de ‘frottole' ook voor solo zang met luitbegeleiding een geliefkoosd tijdverdrijf.

Amateurluitspelers in het vroege zestiende-eeuwse Venetië waren overigens niet alleen geïnteresseerd in wereldlijke muziek. Dat blijkt onder meer uit de twee boeken die door de beroemde luitspeler Francesco Spinacino werden samengesteld en in 1507 door Petrucci gedrukt. Ze bevatten verschillende religieuze werken die speciaal voor de luit werden gearrangeerd, waaronder een Ave Maria van de meest beroemde kerkcomponist in die tijd, Josquin des Prez. Josquin komt ook voor in het Capirola-luitboek, waaronder twee korte fragmenten uit zijn Missa Pange Lingua: een uit het Agnus Dei en een ander uit de Gloria.

Over het Gloria gesproken: dat staat centraal in de esthetiek van de kerkmuziek in het Italië van de Renaissance. De woorden zijn die welke door de engelen werden gezongen die Jezus' geboorte aankondigden (Lucas 2:14). Italiaanse schilderijen uit de Renaissance met de geboorte van Jezus als onderwerp – zoals die van Lazzaro Bastiani, een andere leraar van Carpaccio – tonen bijna altijd engelen zingend van perkament, waarop soms de woorden of zelfs de gregoriaanse zang van het Gloria te ontwaren zijn.

Tussen de vele bekende namen duikt ook die van Adrian Willaert (1490-1562) op, afkomstig uit de Franco-Vlaamse school van de polyfonisten en in 1527 aangesteld als muziekdirecteur van San Marco. Hij was de kerkcomponist die meer dan wie ook die de muziek van het toenmalige Venetië zou belichamen.

Het door de Schotse countertenor, dirigent en muziekwetenschapper Rory McCleery opgerichte en geleide Marian Consort heeft de muzikale blik gericht op dit vijftiende-eeuwse Venetië en het inkijkje heeft zowel een fraai samengesteld programma als dito uitvoeringen opgeleverd; en vanzelfsprekend vanuit historiserend perspectief, want McCleery's kennis en ervaring op dit gebied mag als bekend worden verondersteld. Momenteel werkt hij aan een promotieonderzoek met in het middelpunt daarvan de reeds genoemde componist Jean Mouton en is hij intensief betrokken bij het samenstellen van programma's voor muziekfestivals en ensembles.

Misschien eveneens interessant om te weten: dit album is voortgekomen uit de samenwerking tussen de SWR, de Staatsgalerie Stuttgart en het Marian Consort. De Staatsgalerie heeft een bijzondere en tevens eerste tentoonstelling ingericht die gewijd is aan Carpaccio en diens tijdgenoten. Helaas is deze op 2 maart jongstleden geëindigd. U kunt er hier wel meer over lezen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links