CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2013

 

Dialogue

Marchand: Dialogue

Boëly: Dialogue à 3 Claviers et Pédale

Bonefaas: Choral IV pour Grand Orgue

Tournemire: Extraite des Sept Chorals-Poèmes pour les sept paroles du Xrist op. 67

(G) Frescobaldi: Toccata Duodecima

Keijzer: Suite voor orgel

Reger: Intermezzo op. 129 nr. 7

Hakim: Variations on two themes

 

Choral

Advent:
Evocation: 'Mit Ernst, O Menschenkinder'
Marche: 'Veni redemptor gentium'
Pastorale

Kerst:
Motet: 'Quem pastores laudavere'
Scherzando: 'Vom Himmel hoch da komm ich her'
Choral: 'Es ist ein Ros entsprungen'
Toccata: 'In dulci Jubilo'

Passie en Pasen:
Grave
Prière: 'O wir armen Sünder'
Ostinato: 'Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen'
Soli di Cornetti: 'O Haupt voll Blut und Wunden'
Trumpet voluntary: 'Erschienen ist der herrlich Tag'

Hemelvaart:
Concertino: 'Gen Himmel aufgefahren ist'

Pinksteren:
Fantaisie-Parafrase: 'Veni, creator spiritus'
Gerben Mourik op het Cavallé-Coll orgel van de Basilique St. Sernin in Toulouse

Vita Recordings 201101 • 75 • (Dialogue)
Vita Recordings 201201 • 63 • (Choral):

Opname:
16 mei 2011 (Dialogue)
17 mei 2011 (Choral)

www.gerbenmourik.nl

 

 

 

 

 


In het cd-boekje bij ‘Dialogue’ vraagt Gerben Mourik zich af wat nog kan worden toegevoegd aan de vele orgel-cd’s die zijn verschenen. Voor hem geldt als voornaamste uitgangspunt dat iedere nieuwe cd van zijn hand nieuwe elementen dient te bevatten. Zo zijn er op deze ‘Dialogue’ cd twee te vinden: het stuk van Bonefaas en van Keijzer. De ‘Choral’ cd bevat uitsluitend improvisaties, en wel over bekende en onbekende kerkliederen.

Wat de (goed opgeleide!) organist vóór heeft op de meeste andere instrumentalisten is zijn improvisatiekunst. Ik weet uit ervaring dat een groot deel van het publiek dat de normaalste zaak van de wereld vindt, terwijl datzelfde publiek bijna uit zijn dak gaat als een pianist zich aan het improviseren zet. In dat laatste geval wordt het bijna als een wereldwonder ervaren. Zo brengt de Venezolaanse pianiste Gabriela Montero stormen van enthousiasme te weeg als ze ‘real time’ (u leest het echt: zo staat het in menige recensie!) improviseert; waarbij het buiten kijf staat dat ze dat buitengewoon goed doet. Terwijl niemand ervan opkeek, of het als de gewoonste zaak van de wereld beschouwde, dat Arie J. Keijzer op het Rotterdamse Doelen-orgel een waarlijk Koninklijke improvisatie ten beste gaf. Sterker nog, het was een inloopconcert met veel bijgeluiden, waaronder rammelende kopjes, kletterend bestek en veel geroezemoes. In juni in Leipzig maakte ik met een aantal organisten een orgeltoer mee en werd de gelegenheid geboden om oeroude, zij het gerestaureerde Silbermann- en Hildebrandt-orgels te bespelen. Menigeen nam die gelegenheid te baat, waarbij de vrije improvisatie hoog op de agenda stond. De een na de ander liet op dit gebied iets van zijn kunnen horen; en dat was niet mis. Bijna achteloos werd daar geïmproviseerd, maar op een dusdanige manier dat je direct de kwaliteit ervan kon herkennen. Improviseren is geen losse- flodderwerk maar een heus vakgebied. En wie dat vak echt verstaat kan op een thema van Messiaen net zo goed improviseren als op een thema van Bach, in welke stijl ook.

Terug naar een pianist die het improviseren bijna op het lijf geschreven lijkt: Michael Gees. Ook in zijn improvisatiespel herken je direct de kwaliteit, is er in feite een pianist aan het werk die het ‘oude werk’ op zijn unieke manier herschept, melodieën, harmonieën, ritmiek, klankkleuren, noem maar op, voortbrengt die er nooit eerder zijn geweest, door niemand ooit eerder zo zijn gespeeld. Gees, die slechts een groeiende kloof ziet tussen het conventionele (lees uitgekauwde) uitvoeringsmodel en een jonge generatie die meer wil. De traditionele aanpak volstaat niet meer, de klassieke muziek zoals die ons met de paplepel is ingegoten heeft – in zijn woorden – zijn langste tijd gehad. De musici van vandaag die zich alleen nog maar vast (kunnen) houden aan een touw dat hen geleidelijk aan maar onafwendbaar uit de vingers glijdt.

Als we teruggaan in de tijd, zeventiende, achttiende, negentiende eeuw, ‘zien’ we componisten die nieuwe muziek introduceren. Letterlijk nieuw, want nog nooit eerder uitgevoerd. Componisten bovendien die met de ene na de andere verrassing kwamen. Als gevolg van de (vaak eindeloze) herhaling van die ‘verrassing’ in onze tijd, is er niets verrassends meer aan te ontdekken. We herkennen de schurende dissonanten als zodanig niet eens in het ‘menuet’ van Mozarts KV 550, of die héérlijk valse passage in het openingsdeel van Beethovens Eroica; of die heerlijk boertige miskleunen in het Scherzo van zijn Pastorale; of in Mozarts ‘Dorfsmusikanten’sextet’. Wat vaak wordt herhaald vervlakt.

Dit levert een beetje filosofisch terugkijken op: teveel ‘Aha-Erlebnis’ en te weinig ‘wow’! Vandaar dat er niet genoeg kan worden gehamerd op creatief programmeren, op het zoeken naar nieuwe wegen, om het oude met het nieuwe zo te verbinden dat het oude weer nieuw wordt én nieuw blijft. Niet het Tweede pianoconcert van Rachmaninov vóór de pauze en de Tiende Sjostakovitsj na de pauze.

Daarmee hebben we dan tevens de uiterst waardevolle plaats van de goede organist in de hedendaagse muziekscene bepaald. Wie niet van het orgel houdt heeft er geen idee van dat het instrument improvisatorisch tot in zijn diepste vezels kan worden beproefd, letterlijk alle registers kunnen worden opengetrokken.

Gerben Mourik

Wat beide cd’s zo sterk verbindt is het ‘eigen gezicht’ van Gerben Mourik, een organist bij uitstek die een eigen koers heeft uitgezet en zowel vanuit het programmatisch perspectief als inhoudelijk qua spel daarmee een andere weg is ingeslagen. Om te beginnen de eerste cd, ‘Dialogue’, met de imposante driedelige Suite voor orgel uit 2006 van Arie J. Keijzer (1932), die– we worden er blij van ! – een heuse cd-première oplevert, terwijl van Jan Bonefaas’ (1926-2004) sublieme Choral IV pour Grand Orgue uit 2001 slechts een opname van Bonefaas zelf bestaat (die waarschijnlijk nergens meer te krijgen is). Maar ook andere gekozen stukken lagen bepaald niet voor de hand, zoals Variations on two themes van Naji Hakim (1955) en de twee stukken waar de titel van deze cd van is afgeleid: Dialogue van Louis Marchand (1669-1732) en Dialogue à 3 Claviers et Pédale van Alexandre Pierre François Boëly (1785-1858). Dialoog in dit geval in de betekenis van 'dialoog tussen de klavieren, hoofd-rug-borst-boven'. Dialoog desgewenst ook in de meer letterlijke betekenis van het woord: de tweespraak (samenspraak?) van twee personen, componist en vertolker, zij het dat die dialoog van de kant van de componist veelal een postuum karakter heeft. Maar de bedoeling ervan is helder en lovenswaardig.

Niet minder fascinerend is de tweede cd met improvisaties over bekende en onbekende kerkelijke liederen die daarvoor bij uitstek geschikt zijn. Mourik voorzag ieder thema van een eigen registratie en soms ook de vorm, meestal met cantus firmus als fundament, maar soms ook niet, als vrije improvisatie. Alle improvisaties werden slechts op één avond, zonder de hulp van een registrant, opgenomen. Wat daarbij tevens opvalt is Mouriks kennis van de klankmogelijkheden van het beroemde Cavaillé-Coll orgel (1889) in Toulouse: de improvisaties zijn als het ware op het lijf van dit waarlijk koninklijke instrument geschreven. Fraai is ook de balans tussen de stukken: de spanning die wordt opgebouwd en de ontlading die er op volgt. Dat horen we reeds aan het begin, de spanningen in de rusteloze mars ‘Veni redemptor gentium’ (track 2) ontladen zich in de rustiek elegante Pastorale (track 3). De creatieve caleidoscoop is groot, breed en diep, ingenieus en daardoor voortdurend vol verrassingen. We zijn aanbeland in de Hogeschool van de Improvisatiekunst.

Mooi opgenomen (het orgel in de beide opnamen staat er formidabel op) lijkt me dit ‘gefundenes Fressen’ voor tenminste iedere orgelliefhebber. In de cd-boekjes ook veel informatie over het orgel en zijn dispositie.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links