CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2022 |
Luuk van Geffen, managing director van Holland Baroque, stuurde mij onlangs dit spiksplinternieuwe album dat de passende titel Minne heeft meegekregen. Het bleek opnieuw een waar schoolvoorbeeld van de fascinerende zijpaden die het ensemble betreedt, een pad overigens dat ver afstaat van het geijkte, traditionele of museale. Het ontginnen van nieuw terrein of wegblazen van het stof op oud terrein: het lijkt inmiddels op het lijf van het ensemble geschreven. Minne is een project dat is ontstaan uit de samenwerking tussen Holland Baroque en het Bastarda Trio, de Poolse jazzgroep bestaande uit klarinet, cello en contrabasklarinet (een bepaald niet alledaagse combinatie!) Minne is een verwijzing naar de liefdespoëzie van Hadewijch, de vrijwel alleen nog van naam bekende dertiende-eeuwse Brabantse mystica, dichteres en prozaïste, van wie een groot aantal teksten in de vorm van visioenen, brieven, liederen is overgeleverd. Van haar aardse bestaan weten we eigenlijk vrijwel niets, hoewel wordt aangenomen dat zij, afkomstig uit een gegoede familie, geen lid was van de een of andere kloosterorde maar als begijn door het leven ging. Ze schreef haar teksten in een Zuid-Brabantse variant van het Middelnederlands, waarmee ze officieel te boek staat als de eerste vrouwelijke dichteres en mystieke schrijfster in de historie van de Nederlandstalige literatuur. Evenals een andere bekende naam, die van Hildegard von Bingen (1098-1179), de uiterst veelzijdige benedictijnse abdis die geschiedenis heeft gemaakt als eerste Duitse middeleeuwse mystica (maar ook zeer actief was als onder meer wetenschapster, filosofe, componiste, taalkundige, botanica en dichteres), moet zij een uitzonderlijke vrouw zijn geweest. Misschien toch anders dan verwacht schreef Hadewijch bepaald geen eenvoudige gedichten, maar excelleerde zij juist in vrij gecompliceerde, sensitieve en inventieve teksten waaruit veel passie spreekt en die ver afstaan van zelfs maar een vleugje zoetsappigheid. Haar minneliederen (liefdesliederen) gaan over - het spreekt voor zich - de liefde, maar ook over wanhoop, eenzaamheid en verlies, met steeds weer die ondertoon, soms bijna als een smeekbede, van vereniging. Holland Baroque heeft voor dit album het oeuvre van Hadewijch aangegrepen om ook andere bronnen aan te boren: het gregoriaans, muziek uit de Renaissance en - de naam viel al eerder - het werk van voorgangster en zielsverwante Hildegard von Bingen. Uit het meegestuurde persbericht: 'Het resultaat is een fantasierijk, soms intens, dan weer speels én eigentijds album'. Ik kan het volmondig beamen. Eveneens uit dat persbericht: 'De negen stukken op deze cd ontstonden op verschillende manieren. Renaissancewerken vormden de basis vormde voor gezamenlijke improvisaties. Andere stukken, zoals Oerewoet en Minne , werden door Judith Steenbrink gecomponeerd, om vervolgens in de repetities weer verder te ontwikkelen. Holland Baroque koos voor een bijzondere bezetting: negen violen en vliegende keep Tineke Steenbrink, die behalve het orgel van de Grote Zaal in Tivoli/Vredenburg (Utrecht) ook harmonium, harp en accordeon speelt. [...] Symboliek, mystiek en zinnelijkheid: welkom in de wereld van orewoet, minne en beminnen'. Dan een opmerking over improvisatie, afgeleid van het Latijnse 'improvisus ', wat 'onvoorzien' betekent. Wat de muziek betreft: het ter plekke spontaan scheppen van wat er voordien nog niet was. Eenvoudiger kan het niet gezegd worden, al is het een begrip dat helaas nogal aan inflatie onderhevig is geraakt; mede door toedoen van de opnametechniek. Ik heb het zelf een aantal malen meebeleefd onder studio-omstandigheden: ja, er werd wel geïmproviseerd, maar dat bleek dan niet veel meer dan een aanzet tot een soort herijking, waaruit zich dan een discours destilleerde waarvan de spontaniteit intussen ver te zoeken was. Zoals ik het ook meemaakte dat een improvisatie haar werkelijke betekenis al prompt verloor toen die op voorspraak van de producer 'zo goed mogelijk herhaald' moest worden (om later tijdens de nabewerking, de 'editing', de gelegenheid te hebben de improvisatie alsnog, om welke reden ook, 'aan te passen'). Kortom, het is dan niet wat het lijkt of zoals het wordt gepresenteerd. Anderzijds zou men met enig recht kunnen opmerken dat het er weinig toe doet als het om de luisterindruk gaat (als het onderscheid tussen wel of geen improvisatie niet kan worden gemaakt). Bovendien: improvisatie in eerste aanleg kan leiden tot een verdere ontwikkeling in tweede instantie. Toch: de term 'improvisatie' suggereert minstens een werkelijkheid die er in feite niet of zelfs nooit is geweest. Wat ik overigens Holland Baroque en het Bastarda Trio niet graag in de schoenen zou willen schuiven! Een ander belangrijk punt is, waar het de muziek uit een ver verleden (Middeleeuwen, Renaissance, Barok) betreft, de kennis en ervaring omtrent de uitvoering het improviserend karakter dat eraan wordt gegeven mede bepaalt. Het Bastarda Trio (Pawel Szamburski, Tomasz Pokrzywinski en Michal Górczynski) heeft zich gespecialiseerd in de jazz, een genre dat zich evenwel de spreekwoordelijke lichtjaren daarvan af beweegt. Maar het kan ook een positieve keerzijde opleveren, in de zin van niet gehinderd te worden door bijvoorbeeld de historiserende uitvoeringspraktijk en de daarmee samenhangende 'retorica', waardoor een volstrekt eigen koers kan worden gevaren die feitelijk - zoals het Bastarda Trio duidelijk laat horen - merendeels wordt bepaald door de eigen opgebouwde hedendaagse muzikale mores, wat daardoor een bepaald ander en in ieder geval verrassend beeld blijkt op te leveren. En, niet minder belangrijk, dat het wél in die historiserende praktijk gepokte en gemazelde Holland Baroque zich die zo bijzondere rol ogenschijnlijk met het grootste gemak eigen heeft weten te maken, te delen of zelfs over te nemen. Dat vereist durf, maar ook een vrijheid qua muzikaal denken die het 'historiseren' enerzijds ver achter zich laat, maar zich anderzijds wel degelijk van de daarvoor vereiste 'gereedschappen' bedient. Een knappe prestatie. De zussen Tineke e Judith Steenbrink, als artistiek team de motor achter en het kloppend hart van Holland Baroque, zijn bovendien in staat om het repertoire als het ware te herschrijven, nieuwe composities eraan toe te voegen. Holland Baroque is dus ook in dit opzicht vernieuwend, nog afgezien van al die andere eigenschappen die het niet alleen tot een veelgevraagd ensemble, maar die tot een 'nieuw geluid' hebben geleid. Wat overigens naadloos past in de vaderlandse kleine-ensemblecultuur die, in tegenstelling tot de traditionele symfonieorkesten, echt vernieuwing nastreeft en bereid is om op dit vlak risico's te nemen. Voor Holland Baroque geldt overigens wel dat het risico iets minder uitdagend is omdat het de financiële middelen tevens betrekt vanuit de Culturele Basisinfrastructuur (wat overigens ook iets zegt over zowel programmering als uitvoeringskwaliteit). Ook tijdens de coronaperiode bleef Holland Baroque niet stilzitten. Er werden allerhande initiatieven ontwikkeld in het domein van livestreaming, studio-optredens, radio-en cd-opnamen, schoolconcerten, podcasts, enz. Activiteiten die de weerspiegeling vormen van het doorzettingsvermogen van dit frisse en creatieve ensemble dat in het Nederlandse muziekleven niet meer weg te denken valt. Waarom zou ik er verder nog iets over zeggen? Luisteren!! ________________ index |
|