CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2020 |
Nieuwlichterij pakt vaak uit als niet meer dan een vermomming voor een gebrek aan creatieve rijkdom. Alsof het begrip avant-garde (letterlijk: voorhoede) al bij voorbaat synoniem is aan een kunstwerk dat telt. Veel eigentijdse stukken hebben te lijden onder een stuitend gebrek aan richting en doel, aan oorspronkelijkheid, expressieve evocaties en het gebrek aan schoonheid. Nu weet ik wel dat dergelijke begrippen niet onder de een of andere grootste gemene deler kunnen worden geschoven en dat de beleving per individu verschilt, maar ik hoor toch teveel eigentijdse klanken waaraan geen enkele menselijke intentie ten grondslag lijkt te liggen of het zou de bewust gecrëerde chaos moeten zijn. En als het geen wanorde is, dan is de norm de in vaagheid gehulde klanken, ondefinieerbaar geruis, loze sinusgolven enz. Ze ontlenen hun betekenis alleen aan hun bestaan, niet aan de uit de kracht van de compositie voortvloeiende rechtvaardiging van hun presentie. Het gevolg is een onaantrekkelijke vorm van uitwisselbaarheid die de onoverbrugbare afstand schept tussen componist en luisteraar. Als musici er tenminste nog aan willen meewerken, want anders blijft het bij de dode noten op papier. Igor Stravinsky had het waarschijnlijk bij het rechte eind toen hij opmerkte dat iedere (goede) compositie in ieder geval een geheel eigen pulserende ritmiek diende te hebben. Blijkbaar vanuit de gedachte dat ritme en tijd de onafscheidelijke componenten zijn die ons, luisteraars, het absoluut noodzakelijke houvast bieden om een compositie niet alleen emotioneel maar ook cerebraal te kunnen ondergaan. Wat tevens betekent: er gehoormatig de controle over houden, naast wat zich in ons onderbewustzijn afspeelt. Kakofonie uit geconstrueerde klank sluit dit fenomeen al bij voorbaat uit. Wie elektronisch componeert vindt zichzelf misschien wel zeer vernuftig, maar veel ervan komt niet voort uit een vooraf bedacht plan of een schematische voorstelling van zaken. Teveel ontstaat slechts vanuit een geluidstrechter vol met probeersels. Een cascade van mogelijkheden waarbij het begrip 'inspiratie' is vervangen door 'geluid'. De impuls mag dan veelal primitief zijn, de uitwerking ervan kan wel degelijk complex uitpakken. Flarden die zich niet aaneen laten rijgen, klank die zich niet laat temmen, het muzikaal schilderen van laag op laag.
Misschien is dit het wel wat voor menigeen een eigentijds stuk onbereikbaar maakt: het absurde karakter ervan. Dat de toehoorder zich op de drempel meent van het onoverzienbare (of zich er al danig overheen geslingerd voelt), dit in tegenstelling tot een eigentijds schilder- of beeldhouwwerk dat zich wel in slechts één oogopslag geheel en al laat overzien: dankzij de statische eigenschappen ervan kan men er zo lang naar kijken als men wil. Bij muziek ligt dat totaal anders, de controverses spelen zich uitsluitend in het gehoor af, het ontbreekt aan houvast doordat het visuele element ontbreekt, het geduld wordt danig op de proef gesteld. Het lijkt dus ook geen toeval dat eigentijdse stukken het als filmmuziek wel goed doen: het beeld van de film of de documentaire 'verzacht' als het ware het avant-gardistische karakter van de muziek. Complexe structuren, diepe horizontale en verticale gelaagdheid, kameleontische klankweefsels: als we dit met de eigentijdse muziek associëren verdwijnen veel van de ondervonden bezwaren of obstakels vaak als sneeuw voor de zon als het puur om slagwerk gaat. We kunnen dan te maken krijgen met een muziektaal die bijna anatomisch kan worden ontleed vanuit zoiets ogenschijnlijk basaals als ritme en klankkleur. We bewegen ons een abstractie met zelfs fascinerende contouren, waarbij niet de spanning tussen melodie en harmonie maar die tussen ritme en klankkleur bepalend is. Dat kan zelfs ijzingwekkend diep gelaagde proporties aannemen, zoals in de op dit album verzamelde zes stukken die ieder voor zich een uniek panorama onthullen, waarin het experiment (waaronder feedbacktechniek enmicrotonaliteit). Eigentijdse of nieuwe muziek richt de aandacht per definitie op zichzelf met als logische consequentie dat de uitvoering naar het tweede plan verhuist. Dat is bij de andere muziek (barok, klassiek, romantisch, crossover) wel even anders, want de bekendheid daarvan doet ons bijna als vanzelfsprekend richten op de antecendenten van de uitvoering. Nieuwe muziek is bijzonder veeleisend en zij laat zich daardoor niet zo gemakkelijk op het podium of in de studio modelleren. Maar wie als luisteraar eenmaal vertrouwd is geraakt met deze zes stukken krijgtt al snel de spirituele levensaders van de uitvoerings- en improvisatiekunst van Eugene Ughetti (tevens de oprichter van het Australische slagwerkensemble 'Speak Percussion') in beeld: de technische perfectie, de diep gewortelde muzikaliteit en de wijze waarop hij zijn instrumentarium naadloos laat samenvloeien met het raffinement van dez composities. Er is werkelijk niets wat hier onder de maat blijft omdat Ughetti de lat voor zichzelf zeer hoog heeft gelegd. Puntgaaf, uitermate precies en tevens vervuld van een rijk geschakeerd scala aan klanksubtiliteit. Dit is muziek die het zonder bruut geweld kan stellen, al vragen deze stukken wel het nodige aan verfijning en definitie in uw weergaveketen, de luidsprekers voorop. index |
|