CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2023 |
In november 2018 besprak ik hier van het Margaretha Consort A German Christmas. Nu, precies vijf jaar later, volgt A German Passion. Draaide het in 2018 om de zeventiende-eeuwse muziek rond Aadvent en Kerstmis, nu om werken uit diezelfde periode, maar gewijd aan het Lijdensverhaal. In het cd-boekje, ingeleid door ‘Gestern wird sein, was morgen gewesen ist', een uitspraak van de Duitse schrijver, beeldend kunstenaar en Nobelprijswinnaar Günter Grass (1927-2015), wordt onder meer gememoreerd dat we er tegenwoordig niet of nauwelijks nog van bewust zijn (als we er al weet van hebben!) hoe het er in de zeventiende-eeuwse muziekpraktijk vaak aan toe ging. Dat men dan afhankelijk was van de op het moment van uitvoering beschikbare musici en er wat betreft de bezetting veelal noodgedwongen moest worden geïmproviseerd. Het omgekeerde gebeurde overigens ook: dat een musicus van buitenaf mee kon spelen omdat hij om de een of andere reden wel of niet toevallig toch in de stad was. Verwend als men tegenwoordig is met die keurig gedrukte orkestpartijen was het toen veelal een kwestie van blaadjes ronddelen met daarop de dikwijls nog in allerijl - vaak slordig! - genoteerde partij(en). Maar als er in de uitvoering toch gaten dreigden te vallen? Ach, dan improviseerde de organist er danig op los om het ontstane gat daarmee op te vullen. Een toon hoger of lager? Geen enkel probleem. Of snel als overgang een tussenspel in elkaar geflanst of een nog ontbrekende epiloog aan een cantate gehangen? Geen mens die zich eraan zal hebben gestoord. Het was functioneel en tevens een schoolvoorbeeld van een uitermate levend organisme, in een tijdperk dat het eveneens de gewoonste zaak van de wereld was dat een uitvoerend musicus ook kon componeren. Nu zijn we, alweer zo'n zestig jaar, merendeels vergroeid geraakt met de historiserende uitvoeringspraktijk, met als gevolg dat ook het notenbeeld onder het vergrootglas is komen te liggen. Wat in de zeventiende eeuw min of meer dagelijkse kost was durven we nu op het podium noch in de studio het mandaat te geven, benauwd als we zijn om buiten de lijnen te treden en kritiek te ontmoeten. Het komt neer op creatieve beperkingen die we onszelf hebben opgelegd. Het spreekt voor zich dat In de studio dient de uitvoering tegen herhaald beluisteren bestand dient te zijn. Er kan ter plekke wel worden geïmproviseerd (op het orgel bijvoorbeeld), er kunnen allerlei versieringen worden aangebracht, maar ook dit ligt voor altijd vast. Het betekent ook dat musici, als ze eenmaal met opnamemicrofoons worden geconfronteerd, minder risico durven te nemen dan tijdens een live-concert. Toch is er het nodige voor te zeggen om doelbewust van gebaande paden af te wijken en dat is precies wat het Margaretha Consort heeft aangedurfd, met als resultaat een ronduit verrassende kijk op deze stukken uit het zeventiende-eeuwse Noord-Duitsland. Het wordt in het cd-boekje toegelicht:
Het komt neer op een uiterst positieve kennismaking met eigenzinnige creativiteit vanuit historisch perspectief. Fascinerend en verfrissend tegelijkertijd horen we muziek in een beduidend andere context, hetgeen het idiomatische beeld dat de meeste barokliefhebbers ervan zullen hebben danig doet schuiven. Ook al betreft het uit de aard der zaak een opname die zich eindeloos laat herhalen wekt het desondanks de illusie van een - ik herhaal het nog maar eens - levend organisme in een tijdperk dat in muzikaal-historisch verband de piketpaaltjes stevig verankerd lijken te zijn. Het in 2009 door de barokcelliste en gambiste Marit Broekroelofs (ze is tevens artistiek en zakelijk leider) opgerichte en ook qua bezetting internationaal georiënteerde Margaretha Consort heeft als voornaamste motto musiceren met hart en ziel op basis van de historiserende uitvoeringspraktijk. Dat laatste betekent tevens dat het ensemble de lat hoog heeft gelegd. zoals al bleek uit de door mij besproken ‘kerst'-uitgave. Zo staat ook dit nieuwe album mede in het teken van knap gerealiseerde klankdifferentiatie, stemvoering en balans, in een discours dat zich beweegt tussen barokke devotie en dramatiek. Een sterk punt van deze uitgave is naast het uitgelezen orgelspel ook de rol van de gemeentezang, merendeels bestaande uit PKN-leden in Aalten. Zij loodsen het 'kerkelijk realisme' met volle ademteugen de kamer binnen, nog versterkt door het gregoriaanse 'Victimae Paschall Laudes'. Evenals A German Christmas kent ook A German Passion een compositie uit eigen huis: ditmaal de orgelimprovisatie ‘Jesu, meine Freude' van Sietze de Vries (*1973). Ook aan de opname is veel aandacht besteed door vanuit de gegeven kerkakoestiek zo weinig mogelijk korte nagalm toe te laten, wat zich liet realiseren door zorgvuldige plaatsing van vocalisten, instrumentalisten en microfoons. Het is uitgemond in een helder en sonoor klankbeeld, in lijn met de gekozen tempi. Voor de gezongen teksten en aanvullende informatie kunt u uitstekend terecht op de website van het Margaretha Consort. index |
|