CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2019 |
'Progetto Gibson', de titel van dit album, verwijst naar een speciale altviool: de 'Gibson stradivarius. In het boekje legt de Italiaanse altist Lech Antonio Uszynski (1986, Padua) het historisch verband tussen dit instrument en Johannes Brahms die mogelijk dit instrument heeft gehoord toen George Alfred Gibson erop speelde. Oorspronkelijk schreef Brahms zijn Sonate in Es, op. 120 nr. 2 voor klarinet en piano, maar Uszynski vraagt zich (en mijns inziens terecht) af of Brahms de klank van de Gibson in gedachten had toen hij de klarinetsonate omwerkte voor altviool en piano. Deze gedachtegang volgende ligt het eveneens voor de hand dat Brahms' goede vriend Joseph Joachim, de vioolvirtuoos die Brahms van technische adviezen had voorzien tijdens het componeren van diens vioolconcert, mogelijk dezelfde klank in het hoofd had toen hij aan zijn Hebreeuwse Melodieën voor altviool en piano werkte. Waar nog bijkomt dat Gibson regelmatig optrad met Joachims legendarische strijkkwartet waarin ook die altviool een belangrijke rol moet hebben gespeeld. De eveneens op deze cd vastgelegde Sonate in G van Benedetto Marcello was oorspronkelijk voor cello en continuo geschreven, maar Gibson maakte er een passende bewerking van voor altviool en piano. Het is nu voor het eerst dat deze versie in de studio werd vastgelegd en dan ook nog op Gibsons eigen instrument! Er is geen enkele (althans bekende) binding tussen de Gibson-altviool en Sjostakovitsj' Altvioolsonate op. 147. Wat wel zo vaststaat als een huis is dat de Gibson voor deze van huis uit toch al donker gekleurde sonate het ideale instrument is. Het is tevens het laatste, nog door de componist voltooide werk. Anders dan het laatste strijkkwartet (op. 144) is het niet vrijwel uitsluitend 'gloom and doom', maar hij was in die tijd ernstig ziek en meer binnen dan buiten het hospitaal. Het zoekende, bijna tastende, vrijwel onthechte en de flarden uit Beethovens 'Mondschein'-sonate in de finale spreken boekdelen. Wie het manuscript bekijkt ziet hoezeer hij heeft moeten worstelen om de noten nog enigszins fatsoenlijk op papier te krijgen (hij was rechtshandig maar die hand kon hij nog maar nauwelijks gebruiken, terwijl het schrijven met de linkerhand een groot obstakel vormde). Het spel van beide heren is zowel technisch als interpretatief van grote statuur. Ik begon met de Altvioolsonate van Sjostakovitsj, die in deze vertolking door merg en been gaat. Misschien had ik eerst iets vrolijkers moeten kiezen, maar de weg terug afleggend naar de sonate van Marcello werd het kleurenpalet alleen nog maar rijker en gevarieerder, waarna ik toch weer terugkeerde naar dat uiterst sombere laatste werk van Sjostakovitsj. Als een magneet werd ik ernaar toe getrokken: zo sober en toch zo indringend, een beeld dat niet minder treffend diens laatste strijkkwartet beheerst. Maar het recital als geheel laat ook horen hoe overtuigend deze beide musici zich kameleontisch door dit contrastrijke en afwisselende programma bewegen. Dit is musiceren dat de hoogste accolades verdient. index |
|