CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2024 |
De Franse gambiste Lucile Boulanger (*1986) neemt de luisteraar mee op een avontuurlijke reis door de tijd met als ijkpunt de gevarieerde speltechnische en expressieve mogelijkheden van de viola da gamba of 'basse de viole'. De muziek stamt uit de zestiende, vroege zeventiende én twintigste eeuw, hetgeen het toch al contrastrijke beeld dat zij uiterst muzikantekst en gelardeerd met veel historische kennis van zaken schetst nog fascinerender maakt. In het in het cd-boekje opgenomen vraaggesprek zegt ze erover: ‘Dit album creëert spanning tussen de eenheid van plaats en de vervorming van tijd. Het gaat mij hier om de vraag waaruit de identiteit van de Franse viola da gamba door de eeuwen heen bestaat. Deze de tijd overstijgende dialoog is een subjectieve, zelfs emotionele geschiedenis van een hele dynastie van componisten, een historie die vrijelijk iedere aspiratie naar volledigheid verwerpt en waarbij geen aanspraak wordt gemaakt op één enkele interpretatie. Ik zie daarin voor- noch achteruitgang. Op deze uitgave voegt Boulanger de daad bij het woord met drie eigentijdse composities van respectievelijk Philippe Hersant (*1948): L'ombre d'un doute (2008 – de albumtitel is ontleend aan het tweede deeltje, La Messagère), Claire-Mélanie Sinnhuber (*1973): La dame d'onze heures (2022) en Gérard Pesson (*1958): La fugitive (2024). Het vijfdelige stuk van Hersant is losgeknipt en smaakvol over het programma verdeeld (zie het inhoudsoverzicht). Boulanger: ‘In tegenstelling tot de cello kan men in een compositieklas niet leren hoe voor de viola da gamba te schrijven – vooral niet als solo-instrument: men moet er als het ware in worden ‘ingewijd'. Dankzij haar unieke eigenschappen biedt de gamba talrijke mogelijkheden, vooral op het gebied van de meerstemmigheid, zoals er overigens ook veel niet mogelijk is! Dat is de reden dat het merendeel van het repertoire voor sologamba door gambisten gecomponeerd. Een manier vinden om dit instrument te laten klinken zonder het zelf in de vingers te hebben, vereist paradoxaal genoeg een zeer brede muzikale achtergrond, maar ook iets van een tabula rasa. Zoals het ook om oprechte belangstelling vraagt, de wil om de eigenschappen van het instrument te onderzoeken, in gedegen samenwerking tussen componist en uitvoerende.' Boulanger heeft meerdere malen intensief samengewerkt met Philippe Hersant, met name voor de première van zijn uit 2019 stammende Trio. Daarnaast heeft zij veel van zijn solostukken en in een aantal van zijn cantates gespeeld. Hersant componeert al geruime tijd stukken speciaal voor de viola da gamba. Met Claire-Mélanie Sinnhuber wisselt Boulanger – ze memoreert het in het cd-boekje – vrijwel dagelijks ideeën uit. Sinnhuber componeerde eerst vijftien studies voor viola da gamba, waarvan sommige volgens de gambiste technisch buitengewoon lastig zijn. Boulangers constructieve commentaar hielp Sinnhuber om meer en meer vertrouwd te raken met het instrument, zoals Boulanger met Sinnhubers componeerstijl. Het pakte uit als intrigerende wisselwerking van mogelijkheden en ideeën. Gérard Pesson heeft een aantal triostukken aan Boulanger opgedragen. Na het bijwonen van de eerste uitvoering van La dame d'onze heures in 2022, bood hij Boulanger aan speciaal voor haar een stuk voor viola da gamba solo te componeren, wat de gambiste graag aannam. Het is zowel een belangrijke als voor de hand liggende vraag: of sprake is van een vloeiende lijn van de zeventiende- en achttiende-eeuwse naar de hedendaagse componisten? Bij Boulanger geen spoor van twijfel: ‘Te beginnen bij Philippe Hersant, zijn intieme kennis van barokmuziek en vooral zijn liefde voor Marais zijn voor hem een onmiskenbare bron van inspiratie. De miniaturen van L'ombre d'un doute (De schaduw van een twijfel) herinneren aan de vorm van een danssuite. Ze markeren tevens de belangrijkste stadia in de Orpheus-mythe, met evocaties van Monteverdi's Orfeo, zoals de ontroerende vertelling van de Boodschapper. Wat betreft Claire-Mélanie Sinnhuber: wat mij het meest opvalt is haar relatie tot de dans. Zij componeert uiterst ritmisch, sprankelend en lichtvoetig – zoals in de stijl van een gigue. Gérard Pesson verenigt in zijn werk eveneens de karakteristieke kwaliteiten van de Franse Barok: er spreekt precisie, minimalisme, elegantie, terughoudendheid en een extreme expressiviteit uit, maar zonder enige overdrijving. Alle drie vereisen ze een onopvallend soort virtuositeit van de vertolker.' Of Boulangers perceptie wel of niet aansluit bij die van de luisteraar moet ik in het midden laten, maar mij heeft het in ieder geval wel van begin tot eind overtuigd. Want – en daarin geef ik Boulanger volkomen gelijk – deze oude en nieuwe stukken resoneren echt met elkander, de juxtapositie (vanuit verschillende gezichtspunten) fungerend als dialoog tussen het verwachte en onverwachte. Sommige hedendaagse stukken getuigen evengoed van een tijdloze schoonheid, kunnen ons de troost van iets vertrouwds geven. Omgekeerd kunnen sommige stukken uit een eerdere periode door hun gedurfde karakter ons telkenmale verrassen. Hedendaagse muziek wakkert onze nieuwsgierigheid aan, het bereidt onze oren voor op de mogelijkheid van het ongewone – zoals dat bijvoorbeeld in de zeventiende eeuw voor de atypische stijl van Sainte-Colombe gold. Boulanger: ‘De oude meester hadden dezelfde vragen als wij vandaag bij het componeren voor de solo viola da gamba. Wat heeft de hoogste prioriteit: de eenvoud van de expressieve zangstijl, de rijkdom van de harmonie, of de originaliteit van de versiering? In de jaren 1680 was het definiëren van de esthetiek van de Franse 'viol' al de oorzaak van verhitte discussies. Maar iedereen was het wel eens over één gemeenschappelijk model: dat van Nicolas Hotman, die actief was in de jaren 1630-1660.' Het laat zich niet gemakkelijk verklaren, maar samen met André Maugars is Hotmans oeuvre onder onze radar gebleven. Terwijl ze beiden toch de eerste lijn van de Franse gambisten vertegenwoordigen. Zo was het Hotman die de leermeester was van Sieur Demachy en Sainte-Colombe (die op zijn beurt Marais onderwees). Hotman was zowel een meester op de gamba als op de teorbe, wat de ideale vruchtbodem bleek voor zijn componeerstijl als fijnzinnige synthese tussen melodische eenvoud en expressieve harmoniek. Niet alleen het componeren veranderde in de loop der tijd, ook de gamba onderging belangrijke wijzigingen. Zo was het Sainte-Colombe die voor het eerst kennis kon maken met de zevende snaar (het waren er tot dan toe zes) en de met metaal omwoelde darmsnaren. Boulanger heeft de historie gevolgd door van beide opties gebruik te maken: zessnarig en met alleen darmsnaren (Hotman), de overige stukken echter zevensnarig en met metaal omwoelde darmsnaren. De bijzonder fraaie opname laat het u tot in detail meebeleven. Lucile Boulanger, een van de beste gambisten op het wereldtoneel, bespeelt voor deze opname een ‘basse de viole' van de Belgische bouwer François Bodart (2006) naar een instrument van Joachim Tielke (Hamburg, 1699), afwisselend zowel zes- als zevensnarig uitgerust. index |
|