CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2025 |
Er is blijkbaar nog steeds ‘een markt voor Mahler', want anders valt die krankzinnige overproductie van Mahler-opnamen niet te verklaren. Onlangs viel naast de hier besproken Derde onder Semyon Bychkov ook de Vijfde onder Paavo Järvi op het Alpha-label op mijn deurmat. Waarbij deze recensent zich voor het dilemma (of probleem?) geplaatst zag om dit zoveelste recent uitgekomen Mahler-album wel of niet te bespreken. Ik koos voor het eerste; dus bij deze. Het zou nog overkomelijk zijn geweest indien Bychkov met een overweldigende lezing was gekomen, maar daarvan is helaas geen sprake. Integendeel, want van het episch karakter van dit werk is te weinig terug te horen. Het orkestspel klinkt wel verzorgd, er is in alle zes delen zelfs sprake van kleur en fleur, maar dat gaat gepaard zonder spiritueel gevoede gloed en dramatiek. Het gehele canvas lijkt eerder aangestuurd door naar pure berekening zwemende expressiviteit waaraan een idiomatische grondslag ontbreekt, met als tegenwicht het vloeiende cantabile en de transparante textuur (daarbij zeker geholpen door de opname). Het bescheiden aandeel van de Schotse mezzosopraan Catriona Morison is minder doorleefd dan dat van bijvoorbeeld Jard van Nes (in Haitinks Berlijnse opname); haar voordracht in deze (nog steeds actuele!) tekst van Nietzsche (uit diens Also sprach Zarathustra) klinkt nogal nuchter. Geen kwaad woord echter over de bijdrage van het Praags filharmonisch koor. Overtuigend is ook het jongenskoor Pueri gaudentes in het vijfde deel, het niet aan een zekere mate van naïviteit ontbrekende 'Es sungen drei Engel einen süßen Gesang', met het daarbij passende tempo ('Lustig und keck'). Het spel van het Tsjechisch filharmonisch orkest laat eveneens niets te wensen over, met in het openingsdeel de fraaie trombonesolo van Jan Perný. Samenvattend is dit echter geen uitgave die menig andere productie (Abbado, Bernstein, Haitink, Horenstein e.a.) doet verbleken, laat staan evenaren. Vreemd maar waar: in de finale is de intensiteit soms wel degelijk goed voelbaar, indrukwekkend zelfs, daarmee recht doende aan Mahlers aanduiding ‘Langsam. Ruhevoll. Empfunden' (met de nadruk op 'empfunden'.) Ik heb een oudere opname van dit werk onder Bychkov nog eens teruggeluisterd: die met o.a. het WDR Sinfonieorchester Köln, aangevuld met Der Ewige Tag voor koor, orkest en elektronica van York Hölle. Daaruit bleek dat Bychkov tot de dirigenten behoort die in de loop der jaren hun interpretatie nauwelijks veranderen en in die zin dus consequent zijn (wat zeker niet altijd van voordeel is). In de toelichting wordt een uitspraak van de dirigent geciteerd: dat Mahlers Derde symfonie de 'minst hysterische' muziek van deze componist bevat. Toegegeven, het emotionele gehalte in het oeuvre is soms zeer hoog, maar hysterisch? Zelfs het Rondo burleske uit de Negende verdient dat stempel niet. Die uitspraak wijst echter wel duidelijk in de richting van deze uitvoering. Dit sluitstuk van Bychkovs Mahler-reeks is voor mij een van de minst geslaagde. index |
|