CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2019

Louis de LULLY (1664-1734)
Orphée (1690): Ah ! que j'éprouve bien que l'amoureuse flamme. (Eurydice)

Marin MARAIS (1656-1728)
Alcyone (1706) : Ouverture - Ariane et Bacchus (1696): Croirai-je, juste ciel, ce que je viens d'entendre? (Ariane) - Symphonie du sommeil - Air pour les flutes

André CAMPRA (1660-1744): Idoménée (1712, 1731): Chaconne

Jean-Baptiste LULLY (1632-1687): Acis et Galatée (1686): Enfin, j'ai dissipé la crainte. (Galatée)

Henry DESMAREST (1661-1741): Circé (1694): Sombres marais du Styx, Cocyte, Phlégéton. (Circé) - Calmez votre violence. (Circé)

Jean-Baptiste LULLY (double de Michel Lambert): Psyché (1671):
Deh, piangete al pianto mio. (Une femme affligée)

Jean-Baptiste STUCK (1680-1755): Air ajouté à Thétis et Pélée (1708): Non sempre guerriero.

CAMPRA: L'Europe galante (1697): Mes yeux, ne pourrez-vous jamais. (Zaïde) - Télèphe (1713): Sarabande - Soleil, dans ta vaste carrière. (La Pythonisse) - Charmant père de l'harmonie. (La Pythonisse)

MARAIS: Ariane et Bacchus (1696): Rondeau

CAMPRA: Télèphe: Quelle épaisse vapeur tout à coup m'environne? (La Pythonisse)

MARAIS: Alcyone: Marche pour les Matelot

CAMPRA: Idoménée (1712): Espoir des malheureux, plaisir de la vengeance. (Ilione)

MARAIS: Alcyone: Deuxième air des Matelots

Michel Pignolet de MONTÉCLAIR (1667-1737): Les fêtes de l'été (1716): Mais, tout parle d'amour dans ce riant bocage! (Sylvie)

CAMPRA: Idoménée: Coulez, ruisseaux; dans votre cours. (Vénus)

Jean-Baptiste LULLY: Le Bourgeois gentilhomme (1670): Marche pour la cérémonie des Turcs

STUCK: Polydore (1720): C'en est donc fait: le roi n'a plus de fils. (Ilione)

Katherine Watson (sopraan), Les Ambassadeurs o .l.v. Alexis Kossenko ([blok]fluit)
Aparté AP209 • 74' •
Opname: september 2018, Arsenal de Metz (F)

   

We kennen natuurlijk de geschiedenis rond de Franse Zonnekoning Lodewijk (Louis) XIV (1638-1715) en de invloed die hij en zijn in luxe badende (neem, wat lichaamsreinheid in die tijd betreft deze term vooral niet al te letterlijk!) hofkliek op kunstenaars uitoefende. Daaronder componisten, vocalisten en uitvoerende musici. Z|e waren er kind aan huis in die onwelriekende zwijnenstal.

Praalzucht versus armoede
Toen de koning in 1715 overleed liet hij een land na dat allerwegen in een ronduit rampzalige toestand verkeerde, aan de rand van de financiële en sociale afgrond, veroorzaakt door door een onbedwingbare spilzucht en een voortdurende hang naar oorlog (op zijn sterfbed zou hij nog hebben gestameld: "J'amais trop la guerre"). Onder zijn heerschappij waren oogsten bij herhaling mislukt, zuchtte het gewone volk onder torenhoge belastingen (in adellijke en kerkelijke kringen werd natuurlijk geen belasting afgedragen) en was er geen groter contrast denkbaar dan tussen de koninklijke praalzucht en de armoede in de volkswijken van de steden en in de dorpen en gehuchten op het platteland. En alsof dat nog niet genoeg was leed een groot deel van het volk dusdanig honger dat het sterftequotum buitensporig hoog was. Wie honger leed, wiens fysieke weerstand was gebroken, viel bovendien al snel ten prooi aan de meest uiteenlopende ziekten waarvan de overlevingskansen vrijwel nihil waren.

Vriendjespolitiek
Geen wonder dat de Zonnekoning er wel een machtig politieapparaat op na moest houden (ach, het is van alle tijden) om het morrende volk onder de duim te houden. Zoals er ook sprake was van strenge censuur en het uit de weg ruimen van tegenstanders, onverschillig of die wel of niet van adel waren. Met aan de andere zijde van het spectrum de tot in het absurde doorgevoerde vriendjespolitiek die de koning - hoe kon het anders - een groot aantal - veelal schijnbare - vriendschappen opleverde. Want wie had zin om kritiek te uiten en daardoor willens en wetens het risico te lopen het eigen hoofd in de strop te moeten steken? Of door de valbijl van de guillotine te worden getroffen? Degenen die zijn bescherming genoten en konden profiteren van zijn gul uitgedeelde privileges droegen hem op handen; en anders deden ze wel alsof.

Belangrijkste componist
Het was de Zonnekoning die in 1671 de Parijse 'Académie d'Opéra' (later omgedoopt in 'Académie Royale de Musique') voor het publiek openstelde, geleid door een van zijn belangrijkste muzikale vertrouwelingen: Jean-Baptiste Lully. Lully was weliswaar geen Fransman van geboorte (zijn wieg stond in het Italiaanse Toscane; de oorspronkelijke naam van deze molenaarszoon was Giovanni Battista Lulli), maar hij bracht een groot deel deel van zijn werkzame leven aan het Franse hof door, waar hij zich allengs ontwikkelde tot de belangrijkste componist van zijn tijd. En niet alleen in Frankrijk werd zijn naam gevierd: hij drukte ook een belangrijk stempel op de ontwikkeling van de Europese kunstmuziek.

Het was ook Lully die in de periode 1650-60 de 'ballets de cour', de hofballetten, tot populaire kunstvorm verhief. Als de verhalen juist zijn deed ook de koning zelf daaraan vaak mee, al zullen zijn bijdragen zich hebben beperkt tot de meer statige dansfiguren. Pirouettes zullen voor de zwaarlijvige vorst zeker een brug te ver zijn geweest.

Veel gelachen
Behendig componeren, dat kon Lully en hij uiteraard niet alleen. Het ging er immers om dat de nieuwe muziek in de hoofse kringen in de smaak viel. Dat gold ook voor de 'comédies-ballets' die waren gestoeld op de vruchtbare samenwerking tussen toneelschrijvers en componisten. Zo leverde het duo Molière (de ware naam van deze toneelschrijver was Jean-Baptiste Poquelin) en Lully een belangrijke bijdrage aan het genre, met 'Le bourgeois gentilhomme' in 1670 als het eerste, zeer in de smaak vallende resultaat. Bovendien, Lodewijk hield van de blijspelen en kluchten van Molière. Er moet toen veel en vooral hard zijn gelachen om de wijze waarop Molière in zijn stukken de adel, de geestelijkheid en de medische stand op de hak nam. Molière (hij overleed in 1673) mag overigens ook als de voorloper van de door Lodewijk in 1680 opgerichte 'Comédie Française' worden beschouwd.

Groot succes
Daarmee was het genre opera echter nog geen gelopen race. Tenminste, Lully had zo zijn bedenkingen tegen het gebruik van de Franse taal in de opera, maar na het bijwonen van een voorstelling van de eerste Franse opera, 'Pomone' van Robert Cambert op een libretto van Pierre de Perrin, kwam hij al spoedig op die gedachte terug. Hij zal ongetwijfeld hebben genoten van het pastorale karakter van het stuk, maar ook van het uitlichten van de zowel komische als tragische kanten van het dagelijks bestaan op het platteland. En Lully niet alleen, want de voorstellingen bleken een groot succes, zowel bij het Parijse publiek als aan het hof. De reeds genoemde 'Académie d'opéra' was er het rechtstreekse gevolg van, met uiteraard het werk van het duo Cambert-Perrin als eerste op het programma.

De weg vrij
Lully leek door het grote succes van dit tweemanschap het nakijken te hebben, maar in 1672 greep hij zijn kans nadat Perrin was bezweken onder diens onoverzienbare schuldenlast en naar de gevangenis moest verhuizen. Daarmee vervielen ook de privileges die Lodewijk had toegekend. Nu was het Lully die zich als heer en meester in de hoofse kringen kon bewegen en, gewapend met de nodige koninklijke volmachten, de leiding op zich nam van de 'Académie Royale de Musique'. Een jaar later moest ook Cambert zijn vorstelijke privileges aan Lully afstaan, waarna voor Lully de weg vrij was om zowel te spreken als te componeren voor de eigen parochie. Geen mens die hem nog een strobreed in de weg zou leggen, hij kon componeren en produceren wat hij maar wilde. De enige voorwaarde: dat zijn werk in de smaak viel, maar dat gold ook voor de anderen die hem - in zijn functie van directeur - hun werk ter beoordeling aangeboden. Het lag voor de hand: wat hem niet zinde viel al gelijk af en mogelijke concurrenten hield hij op afstand. Daardoor creëerde hij vijanden, er werd gepoogd hem te vergiftigen en er gingen verhalen rond over zijn (vermeende) homoseksualiteit.

Heroïek
Desondanks nam hij de ruimte om grote theaterstukken tot stand te brengen: de 'tragédie-lyique' of 'tragédie mise en musique', het genre dat tot diep in de achttiende eeuw het toneel zou gaan beheersen. Het leek een ware smeltkroes van onder meer stijlen en elementen uit de Italiaanse opera, waarin de tragedie, de komedie en het ballet broederlijk langs en door elkaar heen liepen. De inhoud was klassiek, met de conflictueuze verwikkelingen rond heldendom en liefde (meestal met elkaar verknoopt) als centraal thema. Voor Lully betekende het een hoogtepunt in zijn lange weg omhoog, van eens niet meer dan een keukenhulpje tot uiteindelijk een belangrijke protegé van de Zonnekoning.

Betoverend programma
Dit album bevat muziek van Lully en van vijf van zijn collega's die alle hun sporen ruimschoots hebben verdiend: in volgorde van opkomst Marin Marais, André Campra, Henri Desmarest, Jean-Baptiste Stuck en Michel Pignolet de Montéclair. Het openingswerk is evenwel voorbehouden aan Louis Lully, zoon van Jean-Baptiste, wiens muziek vrijwel niet meer wordt gespeeld.

We maken dankzij deze uitgave kennis met vijftien 'airs', afgewisseld door negen instrumentale stukken in een ronduit betoverend programma waarin de zangkunst van de Franse sopraan Katherine Watson zich volmaakt verhoudt tot het instrumentale lijnenspel van Les Ambassadeurs onder leiding van de (blok)fluitist Alexis Kossenko. Passie en tederheid, maar ook noblesse stralen van dit fenomenale recital af, ingebed in een sprookjeswereld die wordt beheerst door nimfen, godinnen, edelvrouwen en maagden. Muziek die Watson en het instrumentaal ensemble als een handschoen past en waar bij wijze van spreken iedere noot een trefpunt lijkt van magie en schoonheid. Zoals het wellicht in het zeventiende-eeuwse Parijse theater ook eraan toeging: vocale heroïek met als voornaamste doel het publiek daardoor in de ban te brengen, met bekoring en ontroering als belangrijkste ingrediënten.

Volgens de toelichting is een aantal werken nog niet eerder gepubliceerd en vastgelegd. Ik twijfel er geen seconde aan, maar niet duidelijk wordt welke het zijn. En mijn kennis reikt helaas niet zo ver dat ik het voor u kan oplepelen. Wel kan ik er nog aan toevoegen dat de opname bijzonder goed geslaagd is. Er valt niet alleen veel te genieten van Watsons vocalistiek, maar ook van de vele instrumentale soli in een warme, maar wel heldere akoestiek.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links