CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2025 |
Voor mij is het in 1991 opgerichte Oslo String Quartet (OSQ) géén bekend fenomeen. Terwijl het ensemble al een fors aantal cd's (het totale aantal schommelt rond de twintig, uitgebracht door CPO, Simax, 2L, Naxos en Fabra) op zijn naam heeft staan. Als ‘verzachtende' geldt wellicht dat in de afgelopen drie decennia steeds meer strijkkwartetten – veelal bestaande uit jonge musici – op zowel het concertpodium als in de opnamestudio hun opwachting hebben gemaakt en dat het sowieso ondoenlijk is om álles te bespreken. Waar nog bijkomt dat de meeste ensembles zich richten op repertoire dat discografisch al rijk vertegenwoordigd is. Begrijpelijk, want aan verre van alledaags repertoire is een (financieel) risico verbonden en menig label wil toch vooral op zeker spelen. Alleen al in die zin is het een verademing dat het OSQ wél van de gebaande paden weet af te wijken, het in dit geval zelfs heeft aangedurfd om twee moderne kwartetten op te nemen: dat van hun landgenoot Nils Henrik Asheim (*1960) en van de van oorsprong Roemeen György Ligeti (1923-2006), beide werken voorafgegaan door het minder revolutionaire Eerste strijkkwartet van Benjamin Britten (1913-1976). In het bijgesloten persbericht wordt gerept van een door het ensemble gecreëerde, eigen ‘speeltuin' vol artistieke vrijheid: een eigen label, OSQ (wat tevens betekent: volledige vrijheid ten aanzien van het te kiezen repertoire), een daarop gestoeld nieuw album en ook nog het runnen van een jaarlijks festival. De albumtitel, Learn to wait, refereert niet alleen aan het gelijknamige stuk van Asheim, maar ook naar het moeten leren wachten - het kán een kunst apart zijn - om doel en daarmee plan opnieuw te ontdekken. De uitkomst: het OSQ als voortdurend veranderende werkplaats die tevens aandacht besteedt aan (veel) minder bekende of zelfs ‘vergeten' compknisten, waaronder uit eigen land Fartein Valen, Klaus Egge, Johan Kvandal, David Monrad Johansen en Knut Nystedt. De musici werken regelmatig samen met componisten, wat het ensemble verschillende prijzen heeft opgeleverd. Muziek die vele verschillende genres omvat krijgt bovendien een nieuw, ander leven dankzij de door hun eigen cellist Øystein Sonstad gemaakte bewerkingen. Het OSQ spelt op oude instrumenten: de beide violisten op respectievelijk een Giuseppe Guarneri, Filius Andr. 1703 en een Thomas Balestrieri 1759, de altist op een Gofriller 1710 en de cellist op een Giovanni Battista Rogeri 1695. Wat het ensemble op dit album laat horen is volmaakte strijktechniek, articulatie en balans. Interpretatief is de intensiteit al even feilloos geproportioneerd, is er veel oog en oor voor detail en draagt het effect van de gediversifieerde klankkleuren bij aan de glinsterende schoonheid die van dit briljante spel afstraalt. De opname is vrij direct, maar ik heb dit niet als bezwaar ervaren. Het is typisch zo'n registratie die oneffenheden in de speltechniek - zeker op elektrostaten! - meedogenloos aan de kaak stelt. Deze vier musici hebben het aangedurfd en terecht, want het resultaat mag er zijn. index |
|