CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2014

 

Bach: Mein Herze schwimmt im Blut BWV 199 - Brandenburgs Concert nr. 4 in G, BWV 1049

Lorraine Hunt Lieberson (mezzosopraan),
Los Angeles Chamber Orchestra o.l.v. Jeffrey Kahane

Yarlung Records 96298 • 42' •

Opname: september 2003 (BWV 199)
en november 2011, Royce Hall, University Campus of Los Angeles

 

 

Toen de Amerikaanse mezzo Lorraine Hunt Lieberson (1954-2006) (zij was getrouwd met de componist Peter Lieberson, die in 2011 overleed) in september 2003 Bachs cantate 'Mein Herze schwimmt im Blut' opnam, was zij al enige tijd onder behandeling voor borstkanker. De eerste tekenen daarvan leken gunstig, maar Lorraine maakte zich toen al geen illusies: ze had zowel haar moeder als haar zuster aan de ziekte verloren. Ze zong eigenlijk met de moed der wanhoop in de wetenschap dat er slechts een minieme kans was dat zij het zou overleven. Dirigent Harry Bicket herinnerde zich hoe zij met diezelfde moed in Peter Sellars semi-scènische Bachcantate 'Ich habe genug' Lorraine zich over het toneel bewoog, gekleed in een ziekenhuishemd en met die typische witte sokjes aan die de patiënt kreeg aangereikt. Hij en Lorraine moesten er, wonderlijk genoeg, hard om lachen. Het zegt tevens iets over de kalmte en de rust die over haar was neergedaald in het zicht van de dood.
In 2005 was de productie van 'Ich habe genug' ook te zien tijdens het Holland Festival. Het maakte een onuitwisbare indruk: Lorraine midden op het toneel, liggend op bed aan het infuus, zingend, vertolkend, en zelfs stralend in de slotaria 'Ich freue mich auf meinem Tod'. De andere cantate, 'Mein Herze schwimmt im Blut' moest wegens haar ernstige rugklachten worden geschrapt. Op 3 juli 2006 overleed zij in het ziekenhuis in haar woonplaats Santa Fe.

Lorraines moed en doorzettingsvermogen roepen herinneringen op aan een andere grote zangeres, de Engelse alt Kathleen Ferrier, die ook slechts een kort leven vergund was: zij stierf op 8 oktober 1953, slechts 41 jaar oud, eveneens aan de gevolgen van borstkanker. Zij schitterde onder meer in Glucks Orfeo ed Euridice, een rol die haar op het lijf geschreven leek. Haar laatste optreden in Covent Garden was ook in die rol, als Orfeo. Tijdens de tweede uitvoering brak ze door haar gestaag voortschrijdende ziekte een bot en werd zij achter de coulissen gebracht, maar toch zong ze even later weer, de hevige pijn trotserend. Zij bezong haar eigen 'Abschied' in de Decca-opname van Mahlers Das Lied von der Erde onder Bruno Walter, in Wenen in mei 1952.

 

Veelzijdig en verbeeldingsvol, het zijn twee kernpunten die haar repertoirekeuze en haar muzikale overtuigingskracht merendeels hebben bepaald, van de barok tot eigentijds.
Haar grote talent zat in haar genen: haar vader was dirigent en gaf muzieklessen, haar moeder was zangeres. Lorraine koos eerst voor de altviool met zang als bijvak. Jarenlang speelde ze in grote en kleine ensembles, maar nadat haar zo gekoesterde altviool was ontvreemd, nam ze een kloek besluit en ging ze - na eerst door de Juilliard School of Music in New York te zijn afgewezen - zang studeren aan het conservatorium in Boston.

In 1985 gaf de Amerikaanse theaterregisseur Peter Sellars haar de rol van Sesto in zijn productie van Händels Giulio Cesare. Sellars, toen pas 28 maar door zijn gedurfde producties toen al omstreden, bleek met Lorraine in de roos te hebben geschoten: tijdens het Pepsico Summerfare Festival in Purchase, New York, waren na haar debuut de ovaties niet van de lucht, al was ook deze Sellars-productie omstreden, met de situering van het muziekdrama in het huidige Midden-Oosten en Sesto voorgesteld als terrorist met machinegeweer. Maar Lorraine als operazangeres stond gelijk duidelijk op de kaart. Haar echte doorbraak liet echter nog even op zich wachten. In 1999 zong ze de rol van Myrtle Wilson, de maîtresse van de welgestelde Tom Buchanan, in John Harbisons The Great Gatsby naar de gelijknamige roman van Scott Fitzgerald, aan de Metropolitan Opera in New York. Haar tweede uiterst succesvolle optreden aan de Met was in de rol van Didon in Berlioz' Les Troyens. Daarmee bewees zij dat zij werkelijk het grote theatertoneel met haar zang- en acteertalent kon beheersen. De Met vroeg haar terug, voor een nieuwe productie in het seizoen 2006/07 van Glucks Orfeo ed Euridice, in de rol van Orfeo, maar het mocht er niet meer van komen. Wel zong ze nog bij andere grote operagezelschappen, zoals New York City Opera, San Francisco en Santa Fe Opera, naast haar bijdragen aan een groot aantal concerten, oratoria en liederen.
Europa leerde haar voor het eerst kennen tijdens het Glyndebourne festival 1996 toen ze daar - opnieuw in de regie van Peter Sellars - de rol van Irene vervulde in Händels Theodora, wederom in de regie van Sellars, die - hoe kon het anders - weer net zo omstreden uitpakte. Fijnzinnige vocalistiek, imposante karaktertekening en een bijna natuurlijk theatraal charisma brachten stormen van enthousiasme teweeg. In het muziektheater voelde zij zich net zo in haar element als in het oratorium of het lied. Daardoor is het extra jammer dat er zo weinig beeldmateriaal van haar bewaard is gebleven.

Onlangs verscheen nog een dubbel-cd, 'A Tribute, Lorraine Hunt Lieberson', een selectie uit reeds eerder verschenen uitgaven, met aria's en recitatieven uit opera's van Händel en Purcell, die Lorraine opnam voor het label Harmonia Mundi, begeleid door het Freiburger Barockorchester en het Philharmonia Baroque Orchestra. We hebben deze release op onze site nooit besproken, maar het is dermate fascinerend materiaal dat ik voor u een link naar Spotify heb gemaakt. Dat geldt niet minder voor haar liedrecital met de Amerikaanse pianist Peter Serkin, opgenomen tijdens het Ravinia Festival 2004 en eveneens door Harmonia Mundi op cd werd uitgebracht.
Wie verder wil grasduinen kan uitstekend terecht bij het discografisch overzicht van Alex Ross.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links