CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2025 |
Gaspard Le Roux (ca. 1660-ca. 1707) is een van die vele historische figuren waarvan het bestaan in dichte nevels is gehuld. Het enige dat wel vaststaat is dat hij in 1705 zijn enige werk publiceerde: Pièces de Clavecin, waarin zowel stukken voor één als voor twee klavecimbels mét trioversie zijn opgenomen. In stilistisch opzicht dragen ze de sporen van een ware meester op zijn gebied, zoals onder meer blijkt uit de weelderige versieringen, de harmonische progressie, de dansante elegantie en het inventief en virtuoos vormgegeven, gevarieerde karakter van zijn muziek. In sommige handboeken wordt de componeerstijl van Le Roux in verband gebracht met die van François Couperin en Jean-Henri d'Anglebert, maar daar denkt William Christie bepaald anders over:
Le Roux laat de musicus veel vrijheid, maar het spelen van deze muziek op twee clavecimbels roept wat betreft de stemvoering tegelijk meerdere vragen op. Bijvoorbeeld als de baslijn van de trioversie wordt gebruikt voor het tweede klavecimbel samen met de baslijn van de soloversie: dat werkt dan niet. Hetzelfde geldt voor de tweede dessus of contrepartie (tegenstem). Daarom moet men een goed ontwikkeld gevoel hebben voor het contrapunt om te kunnen selecteren wat essentieel en wat overbodig is. Opnieuw Christie:
Voor Christie biedt Le Roux in zijn ‘pièces' dus geen ruimte voor de heldere en vaak intieme receptuur van François Couperin. Le Roux presenteert zich in deze stukken in de eerste plaats als ‘symfonist', met hun vaak ambitieuze vormgeving en verfijnde harmonische rijkdom die vaak complex is in de middenpartijen van zowel de premier dessus als de contrepartie. Daarom heeft de stijl van Le Roux meer weg van die van André Campra en niet van François Couperin of Jean-Henri d'Anglebert. Op zich vrij ingewikkelde materie, maar gelukkig is de gedrukte uitgave bewaard gebleven, in 1705 uitgebracht door de Parijse uitgever Henri Foucaut (de fout op blz. 71, de derde maat in de rechterhand, is naderhand gecorrigeerd, zoals uit het fascimile van deze uitgave blijkt: klik hier). Naast Le Roux' Suites nr. 1-3 en 5-6 hebben de beide musici een keuze gemaakt uit klavecimbelwerken van drie tijdgenoten van Le Roux: Jean-Baptiste Lully ((1632-1687), François Couperin (1668-1733) en Marin Marais (1656-1728). Wat mij betreft een uitstekende keuze, niet alleen op grond van de hoge kwaliteit van hun muziek, maar ook vanuit het perspectief van het gewenste stilistisch contrast. De Amerikaan William Christie (Buffalo,1944) is naast klavecinist oprichter van Les Arts Florissants, het in de historiserende uitvoeringspraktijk gespecialiseerde barokensemble, waaraan hij nog steeds nauw verbonden is. Ook Justin Taylor (Angers, 1992) is van Amerikaanse origine. Hij heeft een grote reputatie opgebouwd als klavecinist en (her)ontdekker van 'vergeten' oude muziek. Geen wonder dus dat deze twee uitmuntende musici dankzij hun fenomenale spel en diepgaande inzichten binnen de 'authentieke' contouren de ene boeiende verrassing op de andere hebben gestapeld. En dan is er natuurlijk Le Roux die met zijn 'pièces' postuum voor de meest verrassende 'eye-opener' heeft gezorgd. Tot slot de beide gebruikte instrumenten. Christie bespeelde een gerestaureerd, anoniem Frans klavecimbel 'mis au grand clavier par Joseph Collesse, à Lyon, nov. 1748' en Taylor een replica naar een instrument van Johannes Ruckers uit 1624. Iets minder nagalm had een beter gedefinieerde opname opgeleverd, waarvan vooral de tussenstemmen hadden geprofiteerd. Het effect ervan is bovendien dat de instrumenten groter dan nodig worden afgebeeld en de klankdifferentiatie eronder lijdt. index |
|