CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2020

Jean-Marie Leclair - A Portrait - Sonatas and Dances

Leclair: Gigue - Passepied - Vioolsonate nr. 5 in f, op. 9 nr. 5 (Boek IV) - Deuxième Air - Vioolsonate nr. 3 in D, op. 9 nr. 3 (Boek IV) - Musette - Premier Air en Rondeau - Marche des Bergers et des Silvains - Ouverture in F. op. 13 nr. 3 - Forlanne - Deuxième Air, gay - Troisième Air, vite

Le Concert Universel o.l.v. Juliette Roumailhac
Claves 50-3026 • 58' •
Opname: september 2016, Notre-Dame de Centeilles (F)

Dit album is vanaf 15 januari 2021 beschikbaar

 

Ik hoef het collega Kees de Leeuw (klik hier voor zijn bespreking van een aantal triosonates): 'Jean-Marie Leclair l'ainé (1697-1764) is de bekendste telg uit een gezin met nog drie jongere broers die musiceerden en ook componeerden. Ter onderscheid van zijn gelijknamige broer (geboren in 1703) wordt soms de toevoeging 'aîné gebruikt. De vader schijnt een goede bespeler van de basgamba te zijn geweest, terwijl de zonen zich vooral als violist profileerden.'

In het werk van Leclair speelt de viool de hoofdrol, wat onder meer wordt weerspiegeld in de vier met uitsluitend vioolsonates gevulde boeken, naast een aantal vioolduetten en -concerten. Al maakte hij ook regelmatig creatieve uitstapjes naar andere genres, zoals de triosonates en de relatief(!) eenvoudige oefenstukken als de 'recréations de musique d'une execution facile'.

Terecht stelde Kees de Leeuw vast dat de als Leclairs opus 4 gepubliceerde triosonates als een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van de barokke kamermuziek wordt beschouwd. De Duitse musicoloog Friedrich Wilhelm Marpurg (1718-1795) haalde de daarin fijnmazig uitgewerkte fuga's zelfs als schoolvoorbeeld van 'grote fugakunst' aan in zijn standaardwerk 'Abhandlung von der Fuge' uit 1753. Geen wonder, want het begint (bedrieglijk!) vrij eenvoudig maar wordt al naar gelang het stuk vordert gelaagder en complexer, terwijl het muzikaal esprit zich onder zoveel theorie daaraan wel degelijk op meesterlijke wijze weet te ontworstelen. Het is daardoor heel wat meer dan een knap stukje werk.

Dat Leclair ook een uitstekend danser moet zijn geweest blijft veelal onderbelicht, maar pas in 1728, rond zijn dertigste, gaf hij er definitief de brui aan om uitsluitend nog te kiezen voor zijn lijfinstrument, de viool. In het theater van Turijn, waar hij werkzaam was, werd hij in 1722 en 1727 nog aangekondigd als 'Primo ballerino' en 'Maestro di balletto'. In Turijn studeerde hij daarnaast viool bij niemand minder dan Giovanni Battista Somis, de gevierde concertmeester aan het plaatselijke hof. Via hem zal Leclair ook kennis hebben gemaakt met de muzikale erfenis op het gebied van de vioolkunst van Arcangelo Corelli, bij wie Somis nog had gestudeerd.

Eenmaal in 1728 in Parijs neergestreken werd hij bij de 'Concerts Spirituels, een van de eerste openbare concertseries in de geschiedenis, onthaald en aangekondig als 'beroemd violist' (wat ongetwijfeld met de werkelijkheid overeenkwam.)

De vraag is uiteraard wat van zijn Italiaanse periode in Leclairs composities is terug te vinden. Van een door en door Italiaanse snit getuigen ze in ieder geval niet. Sterker nog, Leclair heeft zich altijd verzet tegen het willekeurig, dus geheel naar eigen smaak, aanbrengen van versieringen in zijn muziek, een in Italië volkomen gebruikelijke wijze van musiceren. Bovendien had hij een hekel aan exuberantie en lege of doelloze virtuositeit. Tijdens zijn verblijf in Turijn moet hij daarmee zeker kennis hebben gemaakt en er bepaald niet van geporteerd zijn geweest. Wel is het (gelukkig!) zo dat in zijn muziek Italiaans getinte fonkeling en passie bepaald niet de grote afwezigen zijn. Speelsheid en levendigheid zijn zelfs twee belangrijke kenmerken in ook de op dit album samengebrachte sonates en dansen. Daardoor excelleert Leclairs muziek als volmaakte symbiose van het Franse en Italiaanse barokke idioom.

Het is dit uitgesproken spirituele karakter van deze muziek die in uitstekende handen is bij het Zwitserse 'authentieke' ensemble Le Concert Universel (2 violen, viola da gamba, klavecimbel), waarvan de naamgeving is afgeleid van de achttiende-eeuwse humanistisch-filosofische verbeelding van de vogels die het universum bevolken en hun uiterste best doen om eensgezind te zingen onder leiding van een nachtegaal (die de zangkunst als geen andere vogel verstond). En of er op deze cd eengezind wordt 'gezongen'! De techniek is die van een Zwitsers uurwerk, de interpretaties vol kleur en fleur. De opname laat ons daarvan gelukkig geen seconde missen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links