![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, januari 2014
|
Het 'klassieke' symfonieorkest staat of valt met de speltechnische kwaliteiten van de orkestleden, het niveau van de dirigent(en), de akoestiek (waarin wordt gerepeteerd en gespeeld) en het instrumentarium. Als het orkest slechts een beetje staat en dus net niet valt, zal het in ieder geval regelmatig struikelen. Dat is nu eenmaal de harde praktijk, niets meer en niets minder. Daarnaast zal de toekomst moeten uitwijzen of het traditionele symfonieorkest voldoende overlevingskansen heeft. Als het muziekminnend publiek zich meer en meer afkeert van de al even traditionele (lees weinig creatieve) programmering die vrijwel alle orkesten blijkbaar als het hoogste goed beschouwen, zie ik die toekomst althans niet met erg veel vertrouwen tegemoet. Het voorportaal tot het orkestrale succes is de auditie: daar wordt de eerste steen gelegd voor de orkestrale architectuur, de grandeur, het raffinement de souplesse en - best belangrijk - een efficiënt repetitieschema (wie zijn vak echt verstaat heeft weinig aanwijzingen nodig). Misschien moet de onderlinge sfeer, de harmonieuze samenwerking, daaraan nog worden toegevoegd, want met onwillige honden is het nu eenmaal slecht hazen vangen. Enige jaren geleden nam Channel Classics het alleszins lovenswaardige initiatief om een aantal aanvoerders van het Koninklijk Concertgebouworkest een eigen cd te geven, waarin ze hun solistische kwaliteiten naar hartenlust konden botvieren. Het leverde niet alleen voorbeeldige opnamen op, maar het zal menigeen tevens de ogen (oren) hebben geopend voor wat deze in de schijnwerpers gezette musici in hun mars hadden. De fluitiste Juliette Hurel is zo'n musicienne. Het Rotterdamse conservatorium (Codarts), waar zij les geeft, heeft haar kwaliteiten goed samengevat: Juliette Hurel staat zowel in de Franse als internationale muziekwereld bekend als een gerenommeerd fluitiste. Zij kreeg unaniem de Eerste Prijs voor fluit en de Eerste Prijs voor kamermuziek aan het Conservatoire National Superieur de Musique in Parijs en behaalde prijzen bij verschillende concoursen zoals dat van Darmstadt, Kobe, Boekarest en het concours Jean-Pierre Rampal. In 2004 werd zij genomineerd voor de "Ontdekkingen van het jaar" bij de "Victoires de la Musique Classique". Juliette wordt veel gevraagd voor kamermuziek en treedt dan op aan de zijde van musici als Gary Hoffman, Youri Bashmet, Schlomo Mintz, Marielle Normann, Jean-Guihen Queras, Stephen Kovachevich en het trio Wanderer. Zij is als soliste regelmatig te beluisteren bij een groot aantal symfonieorkesten en is daarnaast goed thuis op beroemde podia als La Cité de la Musique, Grand Théâtre de Provence en La Roque d'Anthéron, Door haar voorliefde voor hedendaagse muziek heeft ze de gelegenheid gehad te werken met componisten als Pierre Boulez, Pascal Dusapin, Philippe Hersant en Eric Tanguy. Vanaf 1998 is Juliette solofluitiste van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, eerst onder leiding van Valery Gergiev en sinds 2008 onder Yannick Nézet-Séguin. Haar nieuwste cd, onlangs verschenen op Naïve, heeft als titel "À l'aube du romantisme" meegekregen: de dageraad van de romantiek. Wat de nog in Bonn in 1790 gecomponeerde Sonate voor fluit en piano in Bes, WoO A4 betreft lijkt mij dit nog een duidelijke stap te ver, anders dan de in Wenen in 1802 uitgegeven Serenade in D, op. 25, oorspronkelijk voor fluit, viool en altviool, waarin het ochtendgloren van de Romantiek zij het in de kiem maar niet minder onmiskenbaar aanwezig is. Om de gedachte te bepalen: de drie Pianotrio's op. 1 ontstonden in 1795, de Tweede symfonie in 1803. Het was in een tijd dat de inmiddels ruim dertigjarige componist de grote sprong maakte van de Weense 'Klassiek' (Haydn, Mozart, maar ook Clementi) naar de Romantiek (Derde symfonie in 1803/04). Schubert daarentegen staat al met de beide benen stevig in de Romantiek: zijn muziek is die dageraad wat betreft al ruim voorbij. Thema en Variaties op "Trockne Blumen" uit de liedcyclus "Die schöne Müllerin" schreef Schubert kort na de voltooiing ervan, in januari 1824. Weer om even de gedachte te bepalen: Schubert was toen nog maar vier jaar van zijn dood verwijderd, werd Beethovens Negende ten doop gehouden en begon Schubert in het volgende jaar aan het schetsen van zijn Negende (althans uitgaande van de 'oude' nummering). Terug naar Juliette Hurel, die met haar eminente spel de vele, haar door anderen toegedichte kwalificaties volledig waarmaakt en net als haar KCO-collega Emily Beynon zich al geruime tijd in het topsegment heeft geklasseerd. Kruidig en plastisch tegelijk, met volmaakte toonvorming en de ademtechniek die daarbij past, afwisselend lyrisch en gepassioneerd, de frases soepel gemodelleerd en om door een ringetje te halen, in voortdurend evenwicht met haar al even subliem musicerende partner Hélène Couvert (ook al een musicienne die met accolades is overladen). Ik heb het al zo vaak gezegd: de term 'begeleiden' weerspiegelt in programma's als dit niet of nauwelijks cachet. Hélène Couvert daarentegen is niet minder verbeeldingrijk dan Juliette Hurel, ze interpreteert karaktervol en biedt zo haar eigen, individueel gekleurde panorama van deze partituren, rijk aan detail en zeggingskracht. De prachtige opname draagt er zijn steentje toe bij om er een waar feest van te maken. Een ideaal duo dat u komende zaterdag 11 januari om 16.00 uur live kunt horen in Pro Rege, Oudedijk 113, Rotterdam-Kralingen. Dan zal deze cd worden gepresenteerd en kunt u daarnaast ongetwijfeld genieten van een mooi programma met muziek van Debussy, Poulenc en natuurlijk Beethovens Serenade en Schuberts Thema en Variaties op Trockne Blumen. Klik hier voor het programma en nadere concertinformatie. _____________________ index |
|