The Original Jacket Collection -
Jascha Heifetz
RCA 8697-21742-2 • 10.07' •
(mono/stereo) (10 cd's)
Bach: Dubbelconcert in d, BWV 1043.
Jascha Heifetz en Erick Friedman (viool), New Symphony Orchestra
of London o.l.v. Malcolm Sargent.
Opname: Walthamstow Town Hall, Londen | 19-20 mei 1961.
Bach: Partita nr. 1 in b, BWV 1002 - nr. 2 in d,
BWV 1004 - nr. 3 in E, BWV 1006.
Opname: RCA Studios, Hollywood | 22-24 & 29 oktober
1952.
Bach: Sonate nr. 1 in g, BWV 1001 - nr. 2 in a, BWV
1003 - nr. 3 in C, BWV 1005.
Jascha Heifetz (viool).
Opname: RCA Studios, Hollywood | 21-22, 24-25 & 29 oktober
1952.
Beethoven: Vioolconcert in D, op. 61.
Jascha Heifetz (viool), Boston Symphony Orchestra o.l.v.
Charles Munch.
Opname: Boston Symphony Hall | 27-28 november 1955.
Bizet/Waxman: Carmen-fantasie.
Jascha Heifetz (viool), RCA Victor Symphony Orchestra o.l.v.
Donald Vorhees.
Opname: Lotus Club, New York | 8 november 1946.
Brahms: Dubbelconcert in a, op. 102.
Jascha Heifetz (viool), Gregor Piatigorsky (cello), RCA
Victor Symphony Orchestra o.l.v. Alfred Wallenstein.
Opname: Republic Studios Soundstage, Hollywood | 19-20 mei
1960.
Brahms: Vioolconcert in D, op. 77.
Jascha Heifetz (viool), Chicago Symphony Orchestra o.l.v. Fritz Reiner.
Opname: Orchestra Hall, Chicago | 21-22 februari 1955
Bruch: Vioolconcert nr. 1 in g, op. 26.
Jascha Heifetz (viool), New Symphony Orchestra of London
o.l.v. Malcolm Sargent.
Opname: Walthamstow Town Hall, Londen | 14 & 16 mei
1962.
Bruch: Schotse fantasie op. 46.
Jascha Heifetz (viool), Oslan Ellis (harp), New Symphony
Orchestra of London o.l.v. Malcolm Sargent.
Opname: Walthamstow Town Hall, Londen | 15 & 22 mei
1961.
Glazoenov: Vioolconcert in a, op. 82.
Jascha Heifetz (viool), Chicago Symphony Orchestra o.l.v. Walter Hendl.
Opname: Santa Monica Civic Auditorium | 3-4 juni 1963.
Korngold: Vioolconcert in D, op. 35
Jascha Heifetz (viool), Los Angeles Philharmonic Orchestra o.l.v. Alfred
Wallenstein.
Opname: Republic Studios Soundstage, Hollywood | 10 januari 1953.
Mendelssohn: Vioolconcert in e, op. 64.
Jascha Heifetz (viool), Boston Symphony Orchestra o.l.v.
Charles Munch.
Opname: Boston Symphony Hall | 23 & 25 februari 1959.
Mozart: Sinfonia concertante in Es, KV 364.
Jascha Heifetz (viool), William Primrose (altviool), RCA
Victor Symphony Orchestra o.l.v. Izler Solomon.
Opname: Republic Studios Soundstage, Hollywood | 2 oktober
1956.
Prokofjev: Vioolconcert nr. 2 in g, op. 63.
Jascha Heifetz (viool), Boston Symphony Orchestra o.l.v.
Charles Munch.
Opname: Boston Symphony Hall | 24 februari 1959.
Rózsa: Sinfonia concertante op. 29 (2. Tema
con variazioni)
Jascha Heifetz (viool), Gregor Piatigorsky (cello) met een
ad hoc kamerorkest.
Opname: Scottish Rite Auditorium, Los Angeles | 7 oktober
1963.
Rózsa: Vioolconcert op. 24.
Jascha Heifetz (viool), Dallas Symphony Orchestra o.l.v.
Walter Hendl.
Opname: State Fair Music Hall, Dallas | 27 maart 1956.
Sibelius: Vioolconcert in d, op. 47.
Jascha Heifetz (viool), Chicago Symphony Orchestra o.l.v.
Walter Hendl.
Opname: Orchestra Hall, Chicago | 10 & 12 januari 1959.
Tsjaikovski: Vioolconcert in D, op. 35.
Jascha Heifetz (viool), Chicago Symphony Orchestra o.l.v. Fritz Reiner.
Opname: Orchestra Hall, Chicago | 19 april 1957.
Vieuxtemps: Vioolconcert nr. 5 in a, op. 37.
Jascha Heifetz (viool), New Symphony Orchestra of London o.l.v. Malcolm
Sargent.
Opname: Walthamstow Town Hall, Londen | 15 & 22 mei 1961.
Jascha Heifetz in concert: the final recital
Bach: Partita nr. 3 in E, BWV 1006 (1. Gigue; 2. Loure; 3. Preludio).
Bloch: Baal Shem (nr. 2: Nigun [improvisatie]).
Castelnuovo-Tedesco/Heifetz: Deux études d'ondes (zeegeluiden).
Falla/Kochanski: Zeven populaire Spaanse liederen (nr. 5: Nana
[Berceuse]).
Franck: Vioolsonate in A.
Kreisler: La chasse.
Ravel: Tzigane.
R. Strauss: Vioolsonate in Es, op. 18.
Jascha Heifetz (viool), Brooks Smith (piano).
Opname: Dorothy Chandler Pavillion, Los Angeles Music Center | 23 oktober
1972.
Nadat hij in 1912 voor het eerst kennis had gemaakt met het verbluffende
vioolspel van de pas elfjarige Jascha Heifetz (1901-1987), raadde de beroemde
violist Fritz Kreisler zijn vakgenoten aan om hun hun instrument maar
in stukken te breken. Hij kon in ieder geval niet tegen Heifetz op, een
observatie die vijf jaar later door zowel de impresariaten als het grote
publiek gedeeld leek te gaan worden. Het was de Eerste Wereldoorlog die
Kreisler ten opzichte van Heifetz op een gevoelige achterstand zou gaan
zetten.
Na veel geharrewar slaagde de Amerikaanse president Woodrow Wilson er
in 1917 in om de Democratische en Republikeinse afgevaardigden van de
noodzaak te doordringen dat ook Amerika zich in de strijd diende te mengen.
Dat leidde dan op 6 april tot de officiële oorlogsverklaring aan
Duitsland. In het begin stelde de Amerikaanse militaire deelname niet
veel voor, maar dat nam niet weg dat in Amerika al vrij snel de volkswoede
toesloeg tegen alles wat Duits én Oostenrijks was. Kreisler, die
als officier in het Oostenrijkse leger had dienstgedaan, werd een van
de vele slachtoffers van die massahysterie. Zijn reputatie lag in duigen,
zijn optredens werden massaal geschrapt. Het was dus niet zozeer Heifetz'
overdonderende debuut in het New Yorkse Carnegie Hall die Kreislers carrière
blokkeerde. Na het einde van de oorlog trad geleidelijk een kentering
in en verscheen zijn naam weer op de aanplakbiljetten en in de concertprogramma's.
Heifetz had echter inmiddels een grote reputatie opgebouwd en gold hij
als de best betaalde violist ooit.
'Stone face'
Zzijn spel werd door menige criticus - waaronder bepaald niet de minste
- als koel en afstandelijk gekwalificeerd (zijn weinig complimenteuze
bijnaam 'stone face' spreekt in dit verband boekdelen), hoewel vriend
en vijand het er wel over eens waren dat zij nog niet eerder vioolspel
van een dergelijke technische perfectie hadden gehoord. Heifetz was feitelijk
de eerste violist die niet alleen een volkomen nieuwe spelnorm introduceerde,
maar tevens afrekende met de tot dan toe geldende, sterk gesensibiliseerde
stijl, die vooral werd gekenmerkt door een 'romantische' mengeling van
vibrato, een overmaat aan portamento, stroperige frasering en flexibel
aangelegde versnellingen en vertragingen van het tempo, al naar gelang
de hang naar de uitvergroting van de expressiviteit. Heifetz daarentegen
bleek een uitgesproken 'no nonsense' violist, die de zo vertrouwde, oude
stijl van zich af had geschud en dat ook nog eens uiterlijk kracht bijzette
door zich - evenals bijvoorbeeld de dirigent Fritz Reiner - met een stoïcijnse
gezichtsuitdrukking aan zijn publiek te presenteren. 'Stoneface' Heifetz
toonde op het podium geen enkele zichtbare emotie, hij leek uiterlijk
eerder op een bedaagde boekhouder dan op een vlammende cavaliere servente.
Zonder twijfel heeft die stenen gelaatsuitdrukking aan dat negatieve oordeel
over zijn spelstijl sterk bijgedragen, want eerst de grammofoonplaat en
later de cd laat alles behalve een koele objectiviteit horen. Het mag
zo zijn dat Heifetz met zijn verblindende virtuositeit over iedere technische
hindernis met bijna achteloos, zo niet nonchalant gemak heen speelde,
het valt gewoon niet te ontkennen dat een violist aan het woord was die
gloeiende intensiteit paarde aan meesterlijke dosering en die ongekende,
messcherpe articulatie tot in de finesse ten dienste stelde van de innerlijke
structuur van de partituur. Met hem vergeleken klonken andere grote violisten
'vet' of qua intonatie minder zeker. Wie bijvoorbeeld Kreislers opname
uit 1930 van Beethovens Vioolconcert met dat van Heifetz vergelijkt, gelooft
in termen van pure speltechniek gewoon zijn oren niet. Het is een wereld
van verschil, al moet worden gezegd dat ook Kreisler zich althans in dit
concert verre houdt van sentimenteel gezwijmel. De klassieke eenvoud straalt
ervan af.
Ontdekkingstocht
Natuurlijk, iedere generatie bepaalt de smaak en mode van haar tijd en
richt zich er ook naar, al weten de 'reactionairen' daar altijd wel weer
doorheen te breken. Ook vertolkingen zijn tijdgebonden en wat eens de
hemel werd ingeprezen wordt (veel) later weer verguisd. Of het proces
verloopt precies omgekeerd en worden er musici (maar ook componisten!)
aan de vergetelheid ontrukt, die dan vervolgens - zij het dan postuum
- aan een hernieuwde opmars mogen beginnen. Of een vertolker de intenties
van de componist zo dicht mogelijk benadert vinden we misschien minder
belangrijk dan de vraag of zijn spel ons aanspreekt, danwel of dit aan
onze verwachtingen beantwoordt.
We mogen het als een groot voordeel, zo niet voorrecht beschouwen dat
we dankzij de opnametechniek en het feit dat we nu leven, een geweldig
historisch arsenaal tot onze beschikking hebben waaruit we naar believen
kunnen putten en dat ons een fascinerend inzicht geeft in de ontwikkeling
van het vioolspel vanaf de introductie van de schellakplaat. Dankzij de
uitgebreide mogelijkheden tot vergelijking scherpt dit ons oordeel over
zowel het verleden als het heden. We kunnen op die manier vrij gemakkelijk
de prestaties van onze eigen violistengeneratie - die uiteraard evengoed
over een geweldige historische bagage beschikt - beoordelen. Zo scheiden
we niet alleen het kaf van het koren, maar leren we tevens het nodige
over spelindividualiteit of juist het gebrek eraan. Wie hiervan enig serieus
werk maakt, ontdekt al snel dat ware grootheid niet wordt bepaald door
een uitgekiende marketingstrategie of een diep decolleté. Smaak-
en weekmakers worden op die manier met groot gemak doorgeprikt en groeit
allengs het besef dat iedere musicus die rond het gouden kalf wil dansen
uiteindelijk toch zijn volstrekt eigen artistieke signatuur in de stenen
tafels van de concertpraktijk moet beitelen.
In het juiste perspectief
Dat we Heifetz als violistische 'alleskunner' wel in het juiste historische
perspectief moeten plaatsen, heeft alles te maken met de enorme vlucht
die het vioolspel in de afgelopen twintig jaar heeft genomen. Dit houdt
niet zozeer verband met muzikale begaafdheid (die is vandaag de dag echt
niet anders dan pakweg een halve eeuw geleden), maar met de sterke toename
van het aantal hoog gekwalificeerde viooldocenten en -scholen en de daaruit
logischerwijs voortvloeiende hoge pedagogische kwaliteit. Bovendien richt
het moderne muziekonderwijs zich niet alleen op de speltechniek en de
vertolking, maar strekt het zich ook uit naar de fysiologische en sociale
periferie. De tijd is al lang en breed voorbij dat de hoogst denkbare
vorm van vioolonderricht vooornamelijk in handen was van David Oistrach
(in het Oosten) en Ivan Galamyan (in het Westen). Dat leverde weliswaar
een groot aantal geweldige violisten op, maar ook twee verschillende,
zeer dominante stromingen: die van de school van Oistrach en die van Galamyan.
Daartussen bewogen zich alleen nog de uitlopers van de typisch Belgisch-Franse
en Duitse school, die op wereldschaal daardoor sterk aan betekenis verloor
en waarvan Eugène Ysaÿe (1858-1931), Ginette Neveu (1919-1949),
Jacques Thibaud (1880-1953) en Arthur Grumiaux (1921-1986), Georg Kulenkampff
(1898-1948), Fritz Kreisler (1875-1962) en Wolfgang Schneiderhan (1915-2002)
de belangrijkste adepten waren.
Tegen de gevestigde orde
Heifetz heeft zich - overigens alleen in muzikaal opzicht! - van meet
af aan tegen de gevestigde violistenorde verzet. En met groot succes,
want hij was al tijdens zijn leven een legende. Zijn spel was niet alleen
feilloos, maar ademde een ongekende vitaliteit en puurheid. Hij schroomde
niet om bij wijze van spreken in de snaren te bijten en ontwikkelde een
waaier van klankkleuren die andere violisten eenvoudigweg deden verschrompelen.
Heifetz had ondanks zijn verblindende virtuositeit afscheid genomen van
het epaterende virtuozendom, dat zo lang de concertpraktijk had gedomineerd
en zo langzamerhand sleetse plekken vertoonde. Hij moest niets hebben
van het gesjoemel met de noten of van overdreven pathetiek, zette de partituur
in een nieuw licht en leek zijn publiek ervan te willen doordringen dat
de mogelijkheden van de viool opnieuw waren ontdekt. Het romantisch subjectieve
maakte plaats voor een objectief geladen speeltrant, die onmiskenbaar
- en ogenschijnlijk moeiteloos - werd verbonden met een volkomen eigen
stijl. Als er al sprake was van een veranderde smaak en mode, dan had
Heifetz die zelf gedicteerd, de muzikale antithese van de stijlelementen
die zijn illustere voorgangers en tijdgenoten zo kwistig hanteerden. Heifetz
bezat het bijzondere vermogen om vanuit een naar binnen gekeerd perspectief
de emotie in de muziek soeverein naar buiten te brengen. De onopgesmukte
noblesse van zijn spel ontsteeg met reuzensprongen het alledaagse, routineuze
en gewone, ingegeven door zijn sublieme techniek en zijn al even fabuleuze
muzikale inzicht. Wie iets wil begrijpen van het belang van goede timing
in de muziek kan van dit spel heel veel leren.
Helder als bergkristal, klaterend als een beek, scherp als een mes, ritmisch
meesterlijk gearticuleerd, het discours vol met verrassende wendingen,
de dynamische gradaties uitgewerkt binnen een alles overheersend concept,
de structuur optimaal gemodelleerd, volkomen beheerst en juist daardoor
zo buitengewoon indrukwekkend. In de langzame delen treft het immateriële,
het zwevende, bijna metafysische, terwijl de snelle (hoek)delen dankzij
die bijna gewichtloze, volkomen gladde toonvorming nieuwe verten openen.
Het fonkelt, het schittert, de veer staat alleen gespannen als het moet,
waardoor ook tederheid en lieflijkheid sterk aan contrast winnen.
Zijn visie op het Tsjaikovski-concert staat model voor zijn opvatting
dat de emotie en de passie niet dienen te worden opgelegd, maar uit de
partituur (dus de noten) zelf moeten komen. We zijn daarmee weer terug
bij Heifetz' objectieve aanpak, die zo lang ten onrechte met 'nuchterheid'
werd verward, maar in wezen de muzikale essentie het beste weergeeft.
Zeker, het is een virtuoos stuk, dat vooral in de finale zeer hoge eisen
stelt, maar natuurlijk gaat het hier niet om die zwetende solist, die
de charme en de gratie heeft ingewisseld voor de fysieke heftigheid waarmee
de prestatie kracht moet worden bijgezet. Ook al zie je Heifetz niet,
je hóórt de rust waarmee hij zelfs de meest virtuoze passages
vorm geeft. De rijpe Heifetz zoekt zelfs het geraffineerde reliëf
in het vibratoen en is een toetssteen van aristocratische allure.
Meer dan schoonheid alleen
Heifetz zei eens dat een goede violist de zenuwen moet hebben van een
torreador, het uithoudingsvermogen van een nachtclubhostess en de concentratie
van een Boeddhistische monnik. Veel en planmatig studeren, het hoort er
allemaal bij, maar dan wel beter dan alle anderen. Dat is het wel zo'n
beetje, want over zijn vak heeft hij zich nooit uitvoerig uitgelaten,
in tegenstelling tot zijn lange uitweidingen over zijn passie voor auto's.
Veel doet het er eigenlijk niet toe, want het spel van Heifetz wordt op
het gehoor even gemakkelijk herkend als de zangkunst van een Maria Callas
of Luciano Pavarotti. In die zin levert zijn spel een behoorlijk contrast
op met de huidige generatie jonge violisten, die geweldig spelen, maar
zich voor een trefzekere herkenning onvoldoende van elkaar weten te onderscheiden.
Terwijl, áls die herkenning er dan wel is, die niet per se positief
hoeft uit te vallen.
Het is zonneklaar dat de echt grote instrumentalisten hun unieke stempel
op de muziek hebben gedrukt. Dat is niet alleen een kwestie van intense
muzikaliteit, met de techniek slechts als het medium om die te realiseren,
maar evenzeer het intellect dat de weg vrijmaakt voor de artistieke prestatie
in ruimte en tijd. De ruimte in termen van horizontale (melodie) en verticale
(harmonie) structuur, de tijd in de betekenis van het gekozen tempo. Wie
wil als toehoorder op deze manier eigenlijk niet het gevoel voor ruimte
en tijd juist verliezen? Schoonheid die de tijd doet stilstaan, als men
zich in een vacuüm waant dat alleen nog door de muziek wordt gevuld.
Epiloog
Collega Cor Molenbeek heeft in zijn recensie van augustus 2004 de toen
verschenen grote Heifetz-uitgave, bestaande uit 65 cd's, niet alleen uitgebreid
besproken, maar tevens veel wetenswaardigs over de grote violist daaraan
toegevoegd, waarnaar ik u graag verwijs (klik
hier). En des te meer omdat ik het geheel met zijn visie eens ben.
Wel kan ik er nog aan toevoegen dat deze in de serie The Original
Jacket Collection uitgebrachte opnamen beter klinken dan die in de
door Cor Molenbeek bespreken uitgave. Blijkbaar zijn de technici
er alsnog in geslaagd de vioolklank op te waarderen en daarbij tevens
meer ruimte te creëren (of te suggereren!). Het uiteindelijke resultaat
van al die inspanningen mag er in ieder geval zijn.
Een pluspunt is ook dat degenen die de oorspronkelijke doos met 65 cd's
(RCA 09026 61778-2) - voor zover nog verkrijgbaar -teveel van het goede
vindt, met deze nieuwe heruitgave (10 cd's) in ieder geval Heifetz' beste
interpretaties in huis haalt, wat eveneens van zijn partners kan worden
gezegd. Zoals in Mozarts Sinfonia concertante KV 364 met Primrose, Bachs
Dubbelconcert met zijn leerling Friedman en Brahms' Dubbelconcert met
Piatigorsky. Van de dirigenten kan trouwens hetzelfde worden gezegd.
Het is de bekende kwestie van het glas dat halfvol of halfleeg is, maar
de fantastische uitvoering uit 1949 van Elgars Vioolconcert had wat mij
evenmin mogen ontbreken als Lalo's Symphonie espagnole, al is die dan
zonder het intermezzo (nog in de jaren vijftig een gebruikelijke coupure,
zoals Cor Molenbeek in zijn recensie terecht opmerkte). Aangevuld met
het Tweede vioolconcert van Wieniawski had dit dan weliswaar de elfde
cd opgeleverd (tja, waar leg je de grens), maar dat was dan wel een formidabele
aanwinst geweest.
Zoals ook andere labels bij hun (her)heruitgaven laten zien, heeft ook
Sony BMG gekozen voor een - zij het dan gedeeltelijke - reproductie van
de oorspronkelijke lp-hoezen, wat bij menigeen zeker nostalgische gevoelens
zal oproepen. Met voor mij dan als keerzijde dat die hoezen, die bij mij
nog in het geheugen gegrift staan, mij weer eens deden beseffen dat de
tijd als water tussen de vingers doorglijdt...
|