CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2019
|
Ik weet niet meer precies wanneer het was, ergens eind jaren tachtig, (ik schreef toen voor het muziektijdschrift 'Luister'), in de Berlijnse Philharmonie, waar Philips-producer Volker Straus (1936-2002) - tussen de bedrijven van een Mahler-opname door - een absoluut fascinerende verhandeling hield over de voordelen van multikanaalsopnamen. Hij zag er na veel experimenteren niet tegenop 48 (microfoons) of nog meer te gebruiken... Later stuurde hij mij 'Gedanken zur Tonmeisterbildung' (klik hier), overigens niet meer dan een aanzet tot verdere gedachtenvorming. Volker experimenteerde ook graag met de meest uiteenlopende microfoonopstellingen en boekte daarmee net zo uiteenlopende resultaten. Zijn Mahlers in de Philharmonie klinken bepaald heel anders dan bijvoorbeeld zijn Bizet- (Haitink) en Mozart-opnamen (Krips) vanuit (uiteraard de grote zaal van) het Amsterdamse Concertgebouw (menigmaal met de stoelen eruit en het orkest niet op het podium maar in de zaal, het eens zo beproefde recept van zijn grote voorganger Jaap van Ginneken). Hij heeft het mij nooit met zoveel woorden gezegd, maar hij zal toen bitter weinig op hebben gehad met de 'Decca Tree', een concept dat was bedacht door een aantal Decca-technici, op basis van een opstelling van niet meer dan drie omnidirectionele microfoons, opgehangen in T-vorm. U kunt er hier meer over lezen. Een van de belangrijkste voordelen van de 'Decca Tree': de zaalakoestiek kon ook zijn woordje meespreken, wat bij Straus' multikanaalsopstelling niet of nauwelijks het geval was. Dat werd er later wel weer keurig in gemixt, maar dat was toch niet hetzelfde. Ja, bij Straus kon je als het ware dwars door het orkest lopen, onvermoede details werden hoorbaar (gemaakt), maar het beeld was veelal toch dat van verbrokkeling, fragmentatie. Wie gewend was aan de traditionele radio-opnamen viel wat dit betreft dus bepaald niet met zijn neus in de boter. Natuurlijk beschikte Straus over de best denkbare spullen. En in Baarn, het 'heilige der heiligen' van Philips Classics (tegenwoordig is het de hoofdzetel van Polyhymnia en Pentatone), waren er techneuten aan het werk die toch al uitstekende apparatuur nog verder dachten te kunnen verbeteren (met wisselend succes overigens: ik stond erbij en keek ernaar). Het leverde al met al een wijze les op: dat hoe goed de opnameapparatuur ook was, hoe uitgelezen ook de techniek, het was het muzikale inzicht van de producer en met hem de 'recording engineer' (Straus verenigde meestal beide functies in zich: hij duldde niemand naast zich) dat uiteindelijk toch doorslaggevend is. Wie verder teruggaat in de historie vindt daarvan ook ampel bewijs. Denk maar aan de legendarische Decca SXL-serie of de opnamen van het Amerikaanse Mercury (met Bob Fine in de technische hoofdrol). Waarbij het wel zo is dat zelfs de beste muzikale vakmensen met middelmatige of slechte apparatuur geen auditieve wonderen konden en kunnen verrichten (voorbeelden: de labels Melodiya en Olympia). Wat hebben we vandaag aan 'toppers' in de opnameketen? Zomaar willekeurig wat merken in het landschap van 'digital all the way': EvenFlow, Merging Technologies, Furutech, Sonodore, Brauner, Hegel, Van den Hul, Bruel & Kjaer, Heijnis, Horus, Grimm. De lijst is nog veel langer... Maar hoezeer 'state-of-the-art' ook, het is toch niet meer dan het halve verhaal. Alleen al daarom is een producer annex opnametechnicus net zo'n kunstenaar als de musicus dat is. Het heeft járen geduurd alvorens platenmaatschappijen tot dat inzicht kwamen en bereid waren om de namen van de technici (en soms ook de gebruikte apparatuur) in het colofon te vermelden. En dan eerst nog in piepkleine lettertjes. Klankschoonheid betaalt zich alleen uit als - simpel gezegd - alle sterren goed staan. Die sterren, daar heeft het Nederlandse label TRPTK (afkorting voor triptiek) zich duidelijk op toegelegd. Op het hoofdkwartier aan de Texasdreef in Utrecht draait het om liefde voor de muziek, high-end opname en high-end mastering (dat de 'editing' er ook bij hoort mag in dit verband duidelijk zijn). Als het op opnametechniek aankomt? Wij Nederlanders kunnen er wat van, we staan ons mannetje (vrouwtje) in dit metier. Ik noem slechts Jaap de Jong, Adriaan Verstijnen, Jared Sacks, Hein Dekker, Brendon Heinst (jawel, van TRPTK), Bert van der Wolf, Dirk Fischer, Michael Fine (de laatste twee niet helemáál Nederlands, maar toch.) en uit een ver verleden Jaap van Ginneken, Onno Scholtze en Wilhelm Hellweg. Brendon Heinst houdt van vakwerk in zowel opnametechnisch en artistiek als typografisch opzicht. Een beetje eigenwijs ook (de albums worden uitgebracht in dvd-formaat en die passen dus niet in menige cd-kast, tenzij op hun kant). Uit zijn biografie:
Zonder ook maar een noot van hem te hebben gehoord weet u dus alvast wat u mogelijk kunt verwachten en dit nieuwe album kan dat alleen maar bevestigen: dit is musiceren van de bovenste plank, we bevinden ons middenin de Hogeschool van het gitaarspel. Vlekkeloze techniek die gepaard gaat aan verbluffend muzikaal inzicht en een manier van vastleggen die iedere noot bijna tastbaar maakt. Wat is dit een gewéldig album! Wel zou heer Heinst toch iets moeten doen aan het weglaten van opnamedatum en -locatie, terwijl nota bene wel de gebruikte apparatuur tot in detail wordt vermeld. Waar weer tegenoverstaat dat de 'rippers' onder u het toetsenbord onberoerd kunnen laten. Wel zo prettig! _________________ index |
|