CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2021 |
De twaalf Londense symfonieën tonen het onomstotelijk aan: de weg naar een groter orkest dat (nog) meer mogelijkheden bood voor kleur en glans. Zoals ook de langzame delen van nog meer grandeur en verdieping getuigen, een ontwikkeling die later bij Beethoven een wel zeer vruchtbare grond zou vinden. Haydn moet tijdens zijn verblijf in Londen diep onder de indruk zijn geweest van de herdenkingsdiensten die tussen 1784 en 1791 werden gehouden in Westminster Abbey en het Pantheon in Oxford Street naar aanleiding van het verscheiden van Georg Friedrich Händel (hij overleed in de Britse hoofdstad op 14 april 1759 en werd zes dagen later in de abdij van Westminster met veel pracht en praal begraven). Het verhaal gaat dat maar liefst tot duizend instrumentalisten en koristen aan deze evenementen deelnamen: een enorm aantal dat Händels bij die gelegenheid uitgevoerde oratoria grootse luister moet hebben bijgezet. De inspiratie die Haydn uit dergelijke groots opgezette evenementen moet hebben geput zal zeker niet aan zijn uit Bonn afkomstige, maar in Londen zetelende impresario en tevens de opdrachtgever van de Londense symfonieën, Johann Peter Salomon, voorbij zijn gegaan. In de zomer van 1795, Haydn was inmiddels weer vanuit Wenen teruggekeerd in Londen, overhandigde Salomon hem een tekstboek dat het Bijbelse scheppingsverhaal tot onderwerp had. De basis ervan werd gevormd door de bekende King James Bible, aangevuld met op John Miltons Paradise Lost georiënteerde lyriek. Het is niet duidelijk of Haydn er prompt enthousiast over was, maar op de terugweg was daarvan wel degelijk sprake en eenmaal terug in Wenen was het de bekende Gottfried Freiherr van Swieten die zijn enthousiasme deelde en hem op het pad naar dit van oorsprong Duitstalige oratorium zette: Die Schöpfung. Daarmee lag tevens de weg open naar uitvoering van het werk in het Weense Adelspalais dat min of meer door Van Swieten, als secretaris verbonden aan de door de adel (Associierte Cavaliers) opgerichte stichting die in de Oostenrijkse hoofdstad grote muzikale evenementen en dan met name op het gebied van oratoria organiseerde, werd bestierd. Van Swieten zorgde tevens voor de Duitse vertaling van de oorspronkelijke Engelse teksten en begeleidde vervolgens het gehele proces vanaf de voltooiing van het manuscript (Haydn werkte eraan tussen 1796 en 1798) tot de eerste gedrukte uitgave. De eerste uitvoering van het magnifieke opus, zonder enige twijfel een van Haydns beste werken, vond plaats op 29 april 1798 tijdens een privéconcert van de stichting, met de dag erna de herhaling. Plaats van handeling het stadspaleis aan de Mehlmarkt (nu Neuer Markt) van de in hoog aanziende vorst en kunstmecenas Schwarzenberg. De bijval na afloop moet enorm zijn geweest. De eerste publieke uitvoering vond plaats op 19 maart 1799 in het 'oude' Burgtheater aan de Michaelerplatz. Er zouden er nog vele volgen. Bij die in Wenen gedrukte Duitse versie bleef het overigens niet, want kort daarop gaf Haydn in eigen beheer de partituur met zowel de Duitse als Engelse tekst uit. Hoezeer het werk in de smaak viel blijkt ook uit het aantal intekenaars: maar liefst ruim 400, waaronder een groot aantal Weense en Britse notabelen, vrienden en bewonderaars, met onder hen ook koning George III. In 1803 (Beethoven werkte in dat jaar aan zijn baanbrekende Eroica ) nam de muziekuitgeverij van Breitkopf & Härtel in Leipzig de rechten over, waarna Die Schöpfung aan een ware Oostenrijks-Duitse opmars kon beginnen. Interessant om te zien (en te bestuderen!) is het zeker voor Haydns doen zeer omvangrijke schetsmateriaal dat is overgeleverd (het bevindt zich in het muziekarchief van de Oostenrijkse Nationalbibliothek in Wenen) en dat aan het ontstaan van het oratorium ten grondslag heeft gelegen. Daaruit blijkt ook hoezeer Haydn eraan gelegen was om een groots werk te scheppen, maar tevens dat het hem de nodige moeite moet hebben gekost om dat doel te verwezenlijken. Is Die Schöpfung vanuit muzikaal perspectief een absoluut meesterwerk, ook valt op hoezeer Haydns vroomheid zich daarin heeft vermengd met het gedachtegoed van de Verlichting. Opvallend is bovendien dat het scheppingsverhaal in deze versie vóór de zondenval eindigt: de zonde zelf is de grote afwezige, het Paradijs het beste van alle mogelijke werelden. De schildering van het scheppingsverhaal heeft alle denkbare Weens-klassieke kenmerken, met daarnaast de ruimte die wordt toegekend aan het opbloeien van de aria zoals die zich in eerste aanleg in het Italiaanse oratorium kon ontwikkelen en zich later ook in Zuid-Duitsland en Oostenrijk begon te manifesteren. Het is een belangwekkende ontwikkeling zoals we die ook in Die Jahreszeiten (1801) opnieuw tegenkomen. Daarbij komt dat in het geval van de Die Schöpfung de door Haydn ontworpen spirituele en inventieve koorzetting vooral wordt gekenmerkt door het feestelijke karakter van het werk als geheel. Geen wonder dus dat iedere Dag wordt afgesloten in een fonkelende en tevens facetrijke toonzetting. Een van de meest in het oor springende kenmerken van Haydns Die Schöpfung is het geestelijk esprit dat ervan afstráált. Dat er tevens naïeve ondertonen te bespeuren zijn doet daaraan niets af. En dan te bedenken dat Haydn al ruim vijfenzestig was toen hij het libretto toonzette, een leeftijd die toen zeker als 'oud' gold. Des te verwonderlijker hoezeer het jeugdige, soms zelfs onbezonnen karakter ervan het discours bepaalt. Haydn heeft er bovendien niet voor geschroomd om terug te grijpen op Händels monumentale oratoriumstijl (inclusief de verdeling over de afzonderlijke nummers, recitatieven, vocale soli en niet in de laatste plaats de uitgekristalliseerde ensembletechniek), al is het alles wel Haydn wat de klok slaat: zijn hoogstpersoonlijk stempel op het werk is onmiskenbaar. Die Schöpfung is een unieke combinatie van geniale invallen en volmaakt gerealiseerde ensembletechniek, het geheel vervuld van direct aansprekende picturale effecten die vanuit een buitengewoon kleurrijke verbeelding de weg naar het notenschrift hebben gevonden. Bijzonder is ook de versterking van het laagfundament door de toevoeging van contrafagot en alt-, tenor- en bastrombone. Afhankelijk van de ruimte - en zo zal het er toentertijd in Wenen zeker aan toe zijn gegaan - is een drievoudige houtblazersbezetting niet ongewoon, maar het kan uiteraard ook met minder, d.w.z. met 'slechts' dubbel bezette houtblazers (al is wat dit album betreft een uitzondering gemaakt voor de fluitsectie, die wel driedubbel is bezet). Jordi Savall Daaraan geen enkele twijfel: Jordi Savall zorgt voor een gedenkwaardige uitvoering dankzij een uitermate frisse benadering, mede door de uitstekend gekozen tempi en de vele met zorg aangebrachte expressieve accenten. Historiserend, gedetailleerd, rijk uitgedost en bont gekleurd. Zoals er ook met grote overgave gemusiceerd, met het koor en orkest excellerend in afwisselend uitbundigheid en beschouwing, aangevuld met de presence van de verschillende 'Naturlaute' die eveneens vlekkeloos uit de luidsprekers komen. Anders dan misschien gedacht heeft het Spaanse koor geen enkel probleem met de Duitse taal, in de perfecte vocale mix van cohesie en differentatie. De sopraan Yeree Suh stráált in haar rol van respectievelijk Gabriël en Eva. Sterk is ook de bijdrage van de tenor Tilman Lichi als Uriel. De bariton Matthias Winckhler daarentegen steekt helaas wat flets af als Raphael en Adam. Wat niet wegneemt dat ze gedrieën als ensemble maar ook samen met het voortdurend fonkelende orkest (met de feestelijke trompetten en pauken!) uitstekend mengen. Een apart compliment ook voor het fantasierijke aandeel van de fortepianist Luca Guglielmi in de recitatieven. Dan de opname. Ik kan mij voorstellen dat menigeen het nogal problematisch vind: vijf luidsprekers in de kamer (drie voor, twee achter), en dan misschien ook nog een aparte subwoofer. Terwijl er ook nog behoorlijk voor in de buidel moet worden getast (als het om geluidskwaliteit gaat tenminste). Wie niet over een surround-installatie beschikt kan ik toch nog troosten met het feit dat deze uitvoering ook in 'gewoon' stereo fenomenaal uit de luidsprekers komt. Het boekwerk is weer typisch in de stijl en uitmonstering van Savalls eigen label Alia Vox: een uitvoerige toelichting, schitterende foto's en subliem drukwerk. index |
|