CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2025 |
De muziek van Maurice Greene (1696-1755) heeft, anders dan die van bijvoorbeeld zijn tijdgenoot Händel (1685-1759, de tand des tijds niet weten te doorstaan. Hij behoorde rond 1730 tot de meest vooraanstaande musici van Engeland, deze gevierde organist van St Paul's Cathedral en ‘Master of the King's Music' in Londen. Dat hij als componist al tijdens zijn leven niet echt wist door te breken hield ongetwijfeld verband met de componist die voor vrijwel al zijn collega's een geduchte concurrent was: Händel. Jephtha van Greene, zijn tweede poging in het oratoriumgenre, voltooid in 1737, staat te boek als zijn eerste succesvolle op dit vlak, met zijn zeker aantrekkelijke aria's en koren, de emotionele diepgang en het evocatieve karakter van deze muziek. Al haalt het niet bij Händels gelijknamige werk, dat echter pas veel later ontstond, in de zomer van 1751. Beide oratoria zijn gestoeld op het Bijbelse verhaal van Jefta, zoals verwoord in Rechters 11, met daarin centraal een tragische belofte en hetgeen daaruit volgde. Jefta was een dappere krijger uit Gilead, maar werd door zijn familie verstoten vanwege zijn afkomst. Later, toen de Ammonieten Israël bedreigden, vroegen de leiders van Gilead hem om hun aanvoerder te worden. Jefta stemde toe en leidde Israël naar de overwinning. Alvorens de strijd aan te gaan deed hij echter een impulsieve belofte aan God: dat, als hij zou winnen, de eerste persoon die hij bij thuiskomst aantreft, als dank ten offer zal brengen. Tot zijn ontzetting is dat echter zijn bloedeigen dochter. Ondanks het verdriet dat haar overmant accepteerde ze haar lot, en na een periode van rouw wordt de belofte voltrokken. De tragiek in het verhaal is die van de ondoordachte gelofte en de uiterst pijnlijke gevolgen ervan. Greene gebruikte voor zijn Jephtha het libretto van John Hoadly (1711–1776), vooraanstaand lid van de clerus maar ook een toneelschrijver die in literaire kringen groot aanzien genoot. Händel baseerde zich daarentegen op het libretto van Thomas Morell (1703-1784), die meerdere libretti aan Händel leverde, waaronder voor Judas Maccabaeus, Joshua, Alexander Balus en Theodora. Morell stond bekend als invloedrijk classicus en lid van onder meer de Royal Society. Met dit als achtergrond zou je zeggen dat het met de komst van Greene's Jephtha op dit dubbelalbum (ik had het werk nog nooit eerder gehoord en kon er ook geen andere opname van vinden) helemaal goed moest komen, maar helaas werd mijn enthousiasme behoorlijk ingeperkt door de ronduit matige uitvoering, want echt inspirerend wordt het slechts zelden. Dat ligt weliswaar ook aan de deels verscholen dramatiek in het werk zelf, maar Christian Curnyn en zijn Early Opera Company had er ongetwijfeld veel méér van kunnen maken door meer bezieling in het oratorium te leggen en voor aanmerkelijk vlottere tempi te kiezen (wat niet alleen meer vaart in de voorstelling zou hebben gebracht). Dat is eens te meer jammer omdat de bijdragen van zowel het orkest, het koor als het merendeel van het solistenteam niets te wensen overlaten. Alleen de sopraan Mary Bevan (ze vertolkt Jefta's dochter) heeft menigmaal moeite met de hoge ligging van haar partij, al zingt ze haar dramatische rol zowel indringend als verbeeldend. De opname is zeker goed geslaagd, al vroeg ik mij wel af wat daarin de veelal opdringerig in het geluidsbeeld verschijnende teorbist te zoeken had. index |
|