CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2025 |
Het is een van de minst spraakmakende maar wel een van de meest belangrijke initiatieven geweest: het project Dutch Cello Sonatas, waarvan we inmiddels bij het negende deel zijn aanbeland, ditmaal geheel gewijd aan Daniel van Goens. Het maakt deel uit van een aan hem gewijde driedelige productie met als overige delen een podcast over het ontstaan van deze serie en het door de pianist Frans van Ruth, samen met de celliste Doris Hochscheid de initiatiefnemer van deze opzet, samengestelde boekje Op zoek naar Daniel van Goens, onlangs uitgegeven door Primavera Pers in Leiden. Een en ander is te vinden op de website www.waagstuk.nl. Op de website is tevens een tijdlijn opgenomen die een representatieve selectie biedt van de achtergronden en de activiteiten:
Alleen al dit overzicht toont het grote belang aan van dit duo binnen de toch al niet zo rijk bediende de Nederlandse klassieke (beter: 'serieuze') muziekcultuur. Want we zijn wel érg goed in het organiseren van een Mahlerfeest (een altijd weer interessant laagdrempelig verdienmodel), maar we zijn behoorlijk slecht in zowel het promoten als uitvoeren van muziek van Nederlandse componisten (en dan doel ik uiteraard niet op de popsector). Hun werk is afhankelijk van van niet alleen goedwillenden maar vooral doorbijters, uitvoerende musici die deze muziek belangrijk genoeg vinden om er een lans voor te blijven breken; waaronder Doris Hochscheid en Frans van Ruth. Op dit negende album staan zeventien miniaturen van Daniel van Goens (1858-1904) centraal ('noot van gehoord, meneer'). Al in de eerste alinea van de proloog in het apart uitgegeven boekje raakt Van Ruth de kern: 'Denk je dat iemand hierop zit te wachten?' Het is een vraag die hem regelmatig werd gesteld. Zijn antwoord: 'Nee, je wacht niet op iets waarvan je niet weet dat het bestaat. Ik doe het eigenlijk vooral voor mezelf, ik kon mijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen.' En: 'Ik moest denken aan de website gewijd aan David Popper, de beroemdste collega om niet te zeggen soortgenoot van Daniel van Goens."He is the uncrowned king of the cello," stelt de maker van de site, cellist Martin Rummel, "and unfortunately this is not known by many people than cellists"'. Van Goens geldt terecht als een Nederlandse componist, maar vanuit muziekhistorisch perspectief is de relevantie daarvan behoorlijk beperkt, want zijn gehele oeuvre ontstond niet in ons land maar in Frankrijk; al gaf deze Leidenaar zijn Nederlanderschap nooit op. Dus geen enkele twijfel over zijn Nederlandse identiteit en daarmee tevens de door het duo Hochscheid-Van Ruth gevoelde noodzaak om aan Van Goens oeuvre uitgebreid aandacht te schenken. Waarbij als belangrijkste vraag resteert: is het dat waard? Het antwoord kan, wat mij betreft, onverkort met ja worden beantwoord, al kan niemand eromheen dat dit oeuvre zich afspeelt in de perferie van de 'grote namen'. In december 2009 besprak collega Siebe Riedstra hier voor het eerst werk van Van Goens: het (bij de meeste cellisten bekende) Scherzo op. 12 nr. 2, naast de Invocation op. 36 en het Menuet op. 39 nr. 2. Van Ruth over deze productie: 'Tijdens de voorbereidingen beseften we dat we nog een minuut of tien over hadden [...] en dat een drietal korte stukjes de beste manier zou zijn om die te vullen. We kwamen meteen op het Scherzo van Daniel van Goens en vonden in het Nederlands Muziek Instituut op microfilm nog enkele andere composities van zijn hand. [...] Dat het tekstboekje geen portretfoto van Daniel van Goens bevat: die konden we gewoon nergens vinden.' Siebe Riedstra had het in zijn recensie reeds opgemerkt: 'De meeste van zijn 38 korte stukken voor cello en piano zijn verschenen bij grote Parijse uitgevers als Hamelle, Durand en Rouart. Ze passen in de traditie van soortgelijke werkjes waarmee Popper en Davidov hun triomfen vierden.'
In Op zoek naar Daniel van Goens bericht de auteur over de zoektocht die allerlei verrassingen en daarmee nieuwe wetenswaardigheden opleverde, waaronder tot dan onbekende foto's, handgeschreven opdrachten en uit gearchiveerde diepte opgegraven citaten. Ook dook een door Daniels twintig jaar jongere weduwe, de pianiste Germaine Polack, vervaardigde folder op met tal van recensies van haar optredens, waarvan er een, in de Courrier musical van 1 november 1918, gedetailleerde biografische informatie verschafte, wat later nog van pas zou komen. Er was nog een daarmee vergelijkbare vondst: een tamelijk uitgebreid artikel over de componist in jaargang 1889 van La Presse musicale, eveneens met interessante biografische gegevens. Mede dankzij de voortschrijdende digitalisering van (ook) het verre verleden (waaronder kranten, tijdschriften en archieven) groeide aldus Van Ruth daardoor de kennis omtrent de wereld van Daniel van Goens, waaronder de mensen die hem, hetzij persoonlijk hetzij beroepsmatig, omringenden. Aldus kwam hij daardoor steeds dichterbij, al blijft een deel van dat persoonlijke leven (vooralsnog?) onontsloten. Een belangrijk hoofdstuk in het boekje is gewijd aan de muziek zelf, want daar gaat het uiteindelijk toch om: de kwaliteit(en) ervan. Van Ruth heeft dit overgelaten aan Doris Hochscheid. Want laten we vooral niet vergeten dat Van Goens niet alleen een componist, maar ook een cellist was, zoals eveneens zijn tijdgenoot David Popper (1843-1913). Volgens Hochscheid stond Van Goens bekend als een cellist die zich bescheiden opstelde en wiens spel in recensies wordt geroemd om zijn fraaie klank en zuivere voordracht. Tijdens zijn optredens had hij last van zenuwen (al lijkt dat zijn spel niet wezenlijk te hebben beïnvloed), terwijl veel studie-uren verloren gingen door de tuberculose waaraan hij leed en die het volhouden van een solocarrière behoorlijk in de weg zat.
Wie naar zijn muziek luistert kan slechts beamen wat Hochscheid daarover onder meer opmerkt: dat virtuositeit geen doel op zich en effectbejag hem volslagen vreemd was, maar dat hij daarentegen blijk geeft van een fijnzinnig gevoel voor sfeer, melodiek en stemvoering. De eigenschap om de luisteraar met simpele middelen en zonder opsmuk in het muzikale hart te raken. Hochscheid: 'In die zin ontstijgt zijn muziek het label "salonmuziek".' Salonmuziek, muziek in de periferie van de grote meesters: betekent dit al op voorhand een negatieve connotatie? Zeker niet, want we hoeven alleen maar terug te gaan in de tijd, naar de negentiende-eeuwse Parijse salons, om te beseffen dat ook de op deze cd samengebrachte muziek van Van Goens niet bestemd was uitvoering in een grote zaal voor een anoniem publiek, maar voor intieme kring, voor een gehoor van aristocraten, musici en andere kunstenaars die in die salons samenkwamen om serieus te musiceren én te discussiëren. Het is een trefzekere analyse en aldus de muziek van Van Goens ten voeten uit geportretteerd. Het zijn Doris Hochscheid en Frans van Ruth die al die vergeelde notenbladen een ronduit meesterlijke uitvoeringstoets hebben weten mee te geven. Dankzij hun glansrijke en verfrissende spel en de uitstekende opname (zowel in stereo als in 'surround') klinken deze miniaturen als belangrijke ontdekkingen en daar gaat het uiteindelijk toch om. Dutch Cello Sonatas, een serie die steeds weer nieuwsgierig maakt en voor de meesten onder ons nieuwe vergezichten in het vooruitzicht stelt. index |
|