CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2024 |
Het idee om rond een of meerdere historische instrumenten een programma samen te stellen is niet nieuw. Zo kennen we dit onder meer van de door Channel Classsics uitgebrachte serie The Spohr Collection, gewijd aan een bonte collectie barokfluiten uit de in Frankfurt am Main geconserveerde verzameling van Peter Spohr. Qua opzet enigszins daarmee vergelijkbaar is dit debuutalbum van het door de fluitiste Florencia Gómez opgerichte Geisler Ensemble, bestaande uit twee fluiten, klarinet, hoorn, fagot en fortepiano. Ook in dit geval is sprake van originele fluiten (dus niet van replica's).
Het Geisler ontleent zijn naam aan Christian Gottried Geisler, die in Amsterdam houten blaasinstrumenten vervaardigde van een dusdanig hoge kwaliteit dat ze in de negentiende eeuw veel aftrek vonden en ook nu nog in menige internationale collectie te vinden zijn, onder meer in het Rijksmuseum, het Haagse Kunstmuseum en Edingburgh University (met haar uitgebreide verzameling historische muziekinstrumenten).. Deze Eisler overigens niet te verwarren met zijn (bijna) naam- en tijdgenoot Christian Gottfried Heinrich Geissler, kopergraveur en illustrator uit Leipzig, tevens bekend als kroniekschrijver. In het cd-boekje wordt door Gómez onder meer toegelicht hoe zij in aanraking kwam met de beide fluiten: twee dochtera van Hans van der Laan vertrouwden haar een oude fluit toe die hun vader had toebehoord. Hij was een muziekliefhebber die ook andere instrumenten in zijn verzameling had en waarop hij ook speelde. Dit instrument had hij van zijn fluitleraar in Leiden gekregen, een fluit met negen kleppen, daterend van rond 1850 en in Amsterdam vervaardigd door de genoemde Christian Gottfried Geisler. Later ontdekte Gómez bij toeval nog een andere Geisler-fluit en eveneens toegerust met negen kleppen, in een met curiosa volgestouwd muziekwinkeltje in Amsterdam. Wonderlijk genoeg verkeerden beide instrumenten in uitstekende staat, waaraan nog kan toegevoegd dat ze - in de woorden van Gómez - 'play fantastically together and still have their own organic and vivid sound even after these many years.' Het op dit album vastgelegde Duo Concertante op. 2 nr. 1 van Benoît Tranquille Berbiguier (Caderousse, 1782-Pontlevoy, 1835) levert daarvan het klinkende bewijs. 'Romantic Music for Woodwinds, zo luidt de subtitel van dit album'. Zeker, want de drie hier opgenomen werken passen naadloos in het tijdsbeeld rond Christian Gottried Geisler, gepositioneerd in zo ongeveer het midden van de negentiende eeuw, juist toen Theobald Böhm (of Boehm) een geheel nieuw fluitontwerp introduceerde, niet alleen puur gericht op klankkwaliteit, maar ook met grotere en anders geplaatste toongaten, naast kleppen met polsters die de toongaten effectief konden afsluiten.De kleppen werden, net als eerder de ringen, door veren opengehouden, maar niet minder belangrijk was de andere boring, die niet meer taps verliep maar maar cilindrisch toelopend. Böhm experimenteerde daarnaast met verschillende materialen: hout, koper, nikkel, zilver en zelfs goud. Geen wonder dus dat de fluiten van Böhm al vrij snel grote populariteit verwierven en dat componisten met nieuw werk daarop inspeelden. Ook Mathieu-André Reichert (hij werd in 1830 in Maastricht geboren en overleed héél ver van huis, in Rio de Janeiro, in 1880) heeft zich, als fluitist én componist, later tot de Böhm-fluit bekeerd, maar zijn beeldende 'Rêverie' wortelt duidelijk nog in de periode van vóór Böhm, getuige onder meer de toonsoort van a-klein, min of meer dé toonsoort die het beste paste bij de 'vroege' fluiten, waaronder die van Geisler. Johannes Meinardus Coenen is een van die vele namen die we in het hedendaagse muziekbedrijf vrijwel niet of nauwelijks nog tegenkomen. Op YouTube is er onder het kopje Dutch Composers wel een uitvoering van het Blaaskwintet (niet, zoals abusievelijk wordt vermeld, in A-groot, maar in a-klein) te beluisteren, uitgevoerd door het Viotta Ensemble. Dan nog even terug naar dat Duo Concertante van Berbiguier, waarover Gómez in het boekje opmerkt:
Hoe deze muziek rond het midden van de negentiende eeuw in Amsterdam maar ook elders geklonken heeft weten we uiteraard niet, maar dat zij alleen al binnen de gegeven historische context sterk tot de verbeelding spreekt is aan geen twijfel onderhevig. In de woorden van Gómez:
En...zo klinkt het ook op deze cd. Het Geisler is een topensemble dat, geworteld in de historiserende uitvoeringspraktijk, zich heeft toegelegd op blaasmuziek uit de achttiende en negentiende eeuw. Het algehele beeld is dat van een uitermate bekoorlijk, verfrissend en speels musiceren. Het muzikanteske karakter van deze vertolkingskunst is net zo evident als de speltechnische kwaliteiten, die teruggaat naar hun gemeenschappelijke studiejaren aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, terwijl veel praktische ervaring niet alleen is opgedaan in hun samenspel, maar ook als lid van andere ensembles en door hun participatie in de meest uiteenlopende projecten. Maar ik zou het bijna vergeten...Dit is bovenal práchtige muziek, die door Daan van Aalst (tecens de 'man achter het label') subliem is vastgelegd. De vele verschillende timbres van dit uitgelezen instrumentarium komen daardoor bijzonder fraai tot leven. index |
|