CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2020 |
Het goede nieuws voor de muziekliefhebber is dat steeds meer labels steeds meer (vrijwel) onbekend repertoire uitbrengen en vaak ook nog door artiesten waarvan de naam niet op ieders lippen ligt of die zelfs (vrijwel) onbekend zijn. Het kan dan uitpakken als een ware ontdekkingsreis die alleen maar fascinerender wordt als het programma inventief is samengesteld. Op het album 'Soir Païen' (afgeleid van het gelijknamige werk van respectievelijk Philippe Gaubert en Georges Hüe, de titel die zich misschien het best laat vertalen in 'Heidense Avond') is het de sensuele combinatie van sopraan, mezzo en fluit die de dienst uitmaakt, met daaraan toegevoegd een klankrijke, uiteraard gerestaureerde Érard-vleugel uit 1902. Dit Frans getinte, merendeels uit negentiende-eeuwse miniaturen samengestelde programma moet het niet van de dramatiek hebben, maar richt zich vooral op de esthetisch maar ook vormgegeven lyriek zoals de verschillende componisten die met verschillende middelen en strikt individueel hebben 'geschilderd'. Of anders gezegd: in muziek gevatte dichtkunst. Waarbij zich uiteraard de voor de hand liggende vraag voordoet in hoeverre ruim een uur gevuld met dergelijke pittoreske, soms zelfs exotische klanken (Ibert!) niet ietwat teveel van het goede is. Het antwoord is uiteraard aan u, maar ik heb er al meerdere kostelijke uren aan beleefd, waarbij wel nog een belangrijke factor in het spel was: de uitermate fantasierijke uitvoering en de vocale en instrumentale techniek die deze geen seconde in de weg staat. Voeg daarbij de schitterende opname (de balans tussen de stemmen en instrumenten is werkelijk ideaal en met een definitie die het onderscheid tussen de beide verschillende Louis Lot-fluiten goed waarneembaar maakt) en u begrijpt dat ik dit album een zeer warm hart toedraag. Al is het dan wellicht muziek voor fijnproevers. index |
|