CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2023

Vivaldi Chelleri Ristori - Teatro Sant'Angelo

Klik hier voor het inhoudsoverzicht

Adèle Charvet (mezzosopraan), Le Consort o.l.v. Théotime Langlois de Swarte
Alpha 938 • 66' •
Opname: febr. 2022, Temple du Saint-Esprit, Paris (F)

 

Onder de verzameltitel Teatro Sant'Angelo biedt dit album een keur van (merendeels zelfs onbekende) opera-aria's, met daarin centraal de uitvoeringen zoals die in dat Venetiaanse theater geklonken zouden kunnen hebben (we zijn er uiteraard niet bij geweest en dus weten we het niet).

Sant'Angelo, gelegen op het gelijknamige stadsplein tegenover het Grand Canal, opende in 1677 zijn deuren. Het theater behoorde tot de invloedrijke Cappello en Marcello families en speciaal ten behoeve van de opera door hen opgericht. Het bleek al spoedig een waardevol en bovendien voor het publiek goedkoper alternatief ten opzichte van het officiële, door de adel zozeer gewaardeerde, maar tegelijk ook wat stijve Teatro San Giovanni Grisostomo.

Want stijf was het nogal krap bemeten en door bestuurlijke chaos omringde Sant'Angelo allerminst, met als belangrijkste wapenfeit de vele overweldigende en hoogst originele producties die er gingen, met name dankzij de bijdragen van inventieve ontwerpers van het kaliber Bernardo en Canaletto Canal, die het toneel omtoverden tot afwisselend indrukwekkende rotspartijen, woeste zeeën, groteske paleisfaçades en naar de theaterhemel reikende triomfzuilen. Ondanks of juist door de beperkte financiële én ruimtelijke middelen vierden de improvisaties hoogtij en kon ook de liefhebber met een kleine(re) beurs diep onder de indruk komen van de vele, volgens de overlevering meer dan uitgelezen voorstellingen.

Venetië stond in de eerste helft van de zeventiende eeuw wat betreft de samensmelting van drama en muziek werkelijk vooraan. Het begin ervan gaat terug naar het carnavalsseizoen in 1637 toen een Romeinse toneelgroep onder leiding van de dichter en teorbespeler Benedetto Ferrari en de componist Francesco Manelli furore maakte met de opera Andromeda in het Teatro San Cassiano. Het was de eerste keer in de Venetiaanse theatergeschiedenis dat zich dergelijk evenement (de 'rappresentata in musica') afspeelde. Het werd een dusdanig publiek succes dat het jaar daarop het gezelschap terugkeerde met La Maga fulminata, 'drama en muziek voor iedereen', zoals de slogan toen luidde. Het was een vorm van verstrooiing die bij een groot publiek dusdanig aansloeg dat een groot aantal nieuwe producties er het gevolg van was, waaronder het op Homerus' Ilias gestoelde Le nozze di Teti e di Peleo van het duo Cavalli en Persiani in het Teatro San Cassiano. Waarop het Teatro Santi Giovanni e Polo weer 'antwoordde' met Monteverdi's Il ritorno d'Ulisse in Patria. Het waren slechts enige voorbeelden van een bruisend Venetiaans theaterleven.

Opera ging als een wild vuurtje door Venetië, de stad met de meeste theaters, daardoor al snel uitgroeiend tot wat door velen werd beschouwd als de ware wereldhoofdstad van het 'dramma in musica', een genre dat zelfs de val van de Venetiaanse republiek in 1797 zou weten te overleven. De stad ook waar meer dan duizend operaproducties tot leven kwamen in door de verschillende patriciërfamilies in de vele in eigendom hebbende en aan impresario's verhuurde theaters, met ieder theater bogend op zijn eigen artistieke identiteit. Zij het dat niet ieder theater het tot bloei wist te brengen - wat ook nogal voor de hand lag met maar liefst zo'n duizend theaters. Zo kon het Teatro San Cassiano het op den duur niet bolwerken en verhuurde het noodgedwongen zijn operaloges als gokgelegenheden voor de meer welgestelden. Het Cannareggio bracht het zelfs tot niet meer dan in totaal zes operaproducties en het wel zeer krap bemeten San Fantin werd weliswaar voor het 'gewone' publiek geopend, maar moest al vrij kort daarna wegens gebrek aan belangstelling weer sluiten. Het was op dezelfde plek gelegen als het latere Teatro San Benedetto en nog later het beroemde Teatro La Fenice.

In het cd-boekje wordt terecht gesproken van een 'gevarieerd panorama' aan het begin van de achttiende eeuw, met als een van de meest in het oog springende theaters het reeds genoemde Teatro Sant'Angelo, dat in 1677 was geopend en waarin jonge aanstormende talenten op het toneel alle kansen kregen. In de voorstellingen werden de dure castraten doorgaans vervangen door vrouwenstemmen, met het toneelspektakel als grootste publiekvanger. Steeds waren er compleet nieuwe voorstellingen, met tijdens de tussenspelen en decorwisselingen kleurrijke dansers, goochelaars, komedianten, virtuozen, acrobaten, degenslikkers, trommelaars en zelfs dieren om de toeschouwers te vermaken. Veel van die engagementen hadden betrekking op slechts één voorstelling. Het was dé plek om de Venetiaanse opera te beleven, of de voorstelling uitpakte als een regelrechte triomf of een groot fiasco. Dát was Sant'Angelo, waar 'altijd wel iets te gebeuren stond', de bestuurlijke chaos incluis, zeker niet in de laatste plaats dankzij Antonio Vivaldi, die vanaf 1705 er regelmatig zijn opera's , waaronder Arsilda (1716), L'Incoronazione di Dario (1717), La Verità in Cimento (1720) en L'Olimpiade (1734), ten doop hield en samen met zijn vader er de dubbelrol van impresario-directeur vervulde. Uit het door Bernardetto Marcello in 1720 gepubliceerde pamflet Il Teatro alla Moda valt veel op te maken van de gebeurtenissen rond Vivaldi, de 'rode priester', zowel op als buiten het toneel, niet alleen als componist en bestuurder betrokken bij het theater, maar tevens bij lucratieve loterijen, de aanschaf van exotische instrumenten, omzien naar de moeders van de optredende diva's en niet te vergeten de circusbeer die altijd wel, in welke situatie ook, zijn opwachting mocht maken. In het pamflet is het overigens niet Vivaldi, maar ene 'Aldividia', een 'engelachtige' violist, die als de protagonist optreedt, al wist iedereen natuurlijk wel dat het om Vivaldi draaide, die in Venetië te boek stond als de 'virtuoso del violino', tevens naam makend als succesvol operacomponist . Vivaldi bleek in de praktijk een faire impresario en directeur van Sant'Angelo, die de eer niet alleen voor hemzelf opeiste, maar ook alle ruimte gaf aan uitvoeringen van opera's van andere componisten, waaronder de nog jonge Fortunato Chelleri en Giovanni Alberto Ristori (ze zouden niet veel later elders in Europa carrière maken), naast goede vrienden als Michelangelo Gasparini en Giovanni Porta. Geen wonder dus dat we ook fragmenten van hun werk terugvinden op dit album.

De Franse mezzo Adèle Charvet (1983) beweegt zich in die veelkleurige programma als een ware kameleon die in iedere aria (het album telt maar liefst twaalf 'world premiere recordings') moeiteloos en uiterst verbeeldingsvol van kleur verschiet, onverschillig of het slechts een vrij eenvoudige melodie of een coloratuurhoogstandje betreft. Een groot compliment ook voor het begeleidende, in 2015 opgerichte instrumentaal ensemble, bestaande uit jonge en zo te horen uiterst gemotiveerde musici, wat garant staat voor een direct aansprekende, zeer verfrissende aanpak. Het wordt geleid door de Franse violist Théotime Langlois de Swarte, die we met name als solist van andere barokopnamen kennen. De naamgeving, Le Consort, voert terug naar waar het ensemble zich in eerste instantie op toelegde: het repertoire rond de triosonate. De heldere opname biedt een ideale balans tussen zangstem en orkest.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links