CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2025 |
In het cd-boekje gaat de Belgische muziekwetenschapper Jan Christiaens uitvoerig in op de relatie tussen het orgelwerk van César Franck (1822-1890) en de in die tijd toegepaste revolutionaire vernieuwingen door de zeer invloedrijke orgelbouwer Aristide Cavaillé-Coll (1811-1899), tevens de grondlegger van het symfonisch orgel met zijn uitermate rijke klank. Het wellicht bekendste orgel van zijn hand bevindt zich in de Parijse Saint-Sulpice, een instrument met maar liefst 100 registers en 5 klavieren. Franck – en hij was voorwaar niet de enige componist – beschouwde de orgels van Cavaillé-Coll als een symfonieorkest op zich, en hij componeerde er ook naar. Dat is ook hetgeen Christiaens in zijn toelichting opmerkt: dat de samenwerking tussen Franck en Cavaillé-Coll de basis vormde voor een nieuwe benadering van de orgelmuziek, voornamelijk toegesneden op het symfonisch orgelspel. Cavaillé-Colls streven was erop gericht om de orgelklank zoveel mogelijk te verrijken door toevoeging van extra registers op meerdere klavieren. Daar was evenwel een substantieel bezwaar aan verbonden: bij tutti kon de windtoevoer dan niet voldoende zijn voor een stabiel klankbeeld, terwijl de gekoppelde klavieren het spelen van snelle passages bepaald niet bevorderden. Dat besef was er uiteraard niet alleen bij de organisten, maar ook bij de orgelbouwer zelf, die in zijn atelier daarom aan praktische oplossingen werkte. Zo integreerde hij zojuist gepatenteerde Barker-machine, een op luchtdruk gestoeld systeem, die het bespelen aanzienlijk vergemakkelijkte. Daarnaast voerde hij een belangrijke verbetering van de zwelkast door, die dankzij zijn dikkere wanden en beter sluitende jaloezieën een breed scala aan dynamische nuances mogelijk maakte - van subtiele, ingetogen tonen tot machtige klankexplosies. Vanaf het midden van de 19de eeuw werd allerwegen erkend dat de orgels van Cavaillé-Coll qua klank en kracht het tegen het symfonieorkest konden opnemen. Ook Franck was die mening toegedaan, getuige zijn uitspraak: “Mijn nieuwe orgel is een orkest!” bij zijn aanstelling in 1851 als organist van de Saint-Jean-Saint-François-kerk in Parijs, toen een belangrijke stap in zijn carrière. We zien in die periode een volmaakt samengaan tussen de vernieuwingen in de ontwikkeling van het orgel, de positieve invloed daarvan op de speeltechniek én op de nieuwe orgelliteratuur. Toen Franck in 1858 aan de slag ging als titularis-organist in de Sainte-Clotilde-kerk, kreeg hij op 19 december 1859 de kans om samen met de Franse componist Louis James Alfred Lefébure-Wély (1817–1869) er een van Cavaillé-Colls nieuwe meesterwerken in te spelen, wat tevens de geboorte betekende van zijn eerste grote orgelwerk: de Six Pièces. Het op twee cd's vastgelegde, integrale orgelwerk van César Franck door de Belgische organist en muziekdocent Ignace Michiels (Brugge, 1963) mag ook qua uitvoering als een juweel worden bestempeld. Menige orgelliefhebber zal weinig anders hebben verwacht, van een organist die naast een indrukwekkende opleiding: hij studeerde aan het Lemmensinstituut in Leuven, de conservatoria in Brussel, Gent en Parijs (waar hij de Prix d'Excellence in de wacht sleepte), in de loop der jaren een breed repertoire heeft opgebouwd en wereldwijd bekendheid geniet. Michiels laat de muziek spreken. Dat lijkt een zowel simpele als voor de hand liggende vaststelling, maar u zult de organisten de kost geven die zich in Francks (en hij niet alleen) te buiten gaan aan maniertjes en overdreven aangezette virtuositeit. Die weinig ophebben met degelijkheid en soberheid, maar juist daardoor de muziek zelf minder laten spreken. Michiels hanteert gelukkig andere, betere normen, waardoor het orgelwerk van Franck in mijn optiek het best tot zijn recht komt. Maar dan… Michiels heeft géén gebruikgemaakt van een orgel van Cavaillé-Coll maar van dat van Klais in de Sint-Salvators-kathedraal in Brugge, overigens een van de meest iconische gebouwen van de stad, tevens de hoofdkerk van het bisdom Brugge. U vindt hier de gegevens en een afbeelding van het orgel. Franck- en bijgevolg orgeladepten zullen wellicht diens orgelwerken het liefst horen op een Cavaillé-Coll (vastgelegd door o.a. Daniel Roth, Michel Bouvard (hier door Siebe Riedstra besproken), Bram Beekman en Piet van der Steen), maar ook het Klais-orgel ontvouwt onder de handen (en voeten) van Michiels dankzij de symfonische proporties grote allure. Je zou ook mogen zeggen: wie in dit opzicht niet rekkelijk is, mist veel. En dat temidden van al zoveel opnamen van Francks orgelwerk (al zullen die niet allemaal nog leverbaar zijn). Michiels is een gewéldige organist die op een al even imposant orgel de muziek van Franck weergaloos tot leven brengt. Volgens de opnamegegevens in het boekje zijn deze orgelwerken op één dag vastgelegd: op 24 mei 2024. Áls dat zo is, betekent dit een ongekende prestatie. Wel een héél klein puntje van kritiek: de cover vermeldt Organ Works, maar aangezien het om Francks complete orgeloeuvre gaat, had dit er wel bij moeten worden vermeld. Maar afgezien daarvan: van harte aanbevolen, deze formidabele uitgave! index |
|