CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2012
|
Harmonia Mundi lijkt het aardig te hebben verdeeld, met de complete klavecimbelwerken van Louis Couperin, gespeeld door Richard Egarr (HMU 907511.14, 4 cd's) en nu deze verzameling van François Couperin (1668-1733) door Blandine Verlet. Ze waren muzikaal aan elkaar gewaagd, de beide broers Louis en François, maar het lot van de geschiedenis heeft beslist dat de laatste het meest bekend is geworden. Terecht of niet, vaststaat wel dat François' Pièces de Clavecin tot de schaarse hoogtepunten van de achttiende-eeuwse muziek voor klavecimbel solo gerekend moeten worden. Simpel gezegd: wie nog hoger wil komt nergens. Er is waarschijnlijk ook geen componist te vinden die meer bedreven was in het contrapunt dan François, die dit zowel muzikale als intellectuele handwerk bijna letterlijk met de paplepel kreeg ingegoten, met dank aan zijn jong gestorven vader, die organist was aan de St. Gervais in Parijs en die François in die functie later zou opvolgen. François was nog maar nauwelijks 21 toen zijn bundel orgelstukken verscheen die in zelfs de meest kritische en verwende muzikale kringen in en buiten Parijs bijzonder in de smaak viel. Ook zijn orgelspel werd alom geroemd. De klanken moeten zelfs Lodewijk XIV zijn doorgedrongen, want al spoedig kreeg hij een belangrijke aanstelling aan het hof: in eerste instantie als dé hoforganist, maar kort daarna ook als muziekleraar van de kinderen van Lodewijk. François verkeerde in vorstelijke kringen en hij liet zich de vele geneugten daarvan niet ontgaan. Daar in Versailles wierp François zich ook op de religieuze muziek, een beetje ver van huis misschien (hij was toch voor alles hoforganist), maar met niet minder succes: voor de Lijdensweek componeerde hij tussen 1713 en 1717 onder meer de bekende Leçons de ténèbres. Maar er waren natuurlijk ook concerten door allerhande muziekgezelschappen die ofwel vast aan het hof waren verbonden of er op bezoek kwamen. Dat werkte aanstekelijk op François, zozeer zelfs dat hij zich ook de instrumentale kamermuziek wijdde, waarbij hij sterk onder invloed stond van de mode in die tijd, de uit Italië overgewaaide sonates naar het voorbeeld van Corelli. Wat overigens niet wegnam dat François zijn muzikale opvoeding trouw bleef en zich binnen de grote Franse traditie bleef bewegen waarvoor door de grote, van oorsprong Italiaanse componist en kapelmeester Jean-Baptiste Lully (1632-1687) de toon was gezet. Voor François was de muzikale geest van Lully trouwens heel dichtbij, want Lully had het grootste deel van zijn werkzaam leven doorgebracht aan het hof van Lodewijk XIV en van daaruit grote invloed uitgeoefend op niet alleen het muziekleven in Frankrijk, maar zelfs in West-Europa.
François heeft zeker grote betekenis gehad voor de uiteindelijke versmelting van twee volkomen verschillende muzikale stijlen: de Franse en de Italiaanse. Die 'fusion' heeft een doorslaggevende rol gespeeld in de muzikale ontwikkeling in de eerste helft van de achttiende eeuw. Het klavecimbel speelde in zijn optiek daarin een dominante rol: niet voor niets had hij het instrument eens geroemd om zijn schittering, die bij andere instrumenten afwezig is. De 'livres' met klavecimbelstukken zijn er het uitdrukkelijke bewijs van. Het was slechts aan een enkeling gegeven om zo inventief voor dit instrument te componeren. In Frankrijk waren er in die tijd maar twee: de gebroeders Couperin. De Franse klaveciniste en 'professeur de clavecin' Blandine Verlet (1942) behoeft eigenlijk geen introductie, want haar vertolkingen van onder meer Bach en Couperin behoren tot de allerbeste en zijn dan ook wereldvermaard: haar spel straalt een en al verbeeldingskracht, poëzie, lyriek en precisie uit, een combinatie die tamelijk zeldzaam is, nog aangevuld met smaakvolle versieringen die als zonnestralen langs het discours verlichten, zoals in deze vijf 'livres' van François Couperin. Verlet is tevens de auteur van L'Offrande musicale (2002, ISBN 2220051978). Ze nam de muziek van Couperin al eerder op, waarbij steeds sprake was van tot de kern doordringende vertolkingen die stonden als een huis. Verlets kunst laat de luisteraar facetten horen die zich pas bij herhaald beluisteren openbaren, alsof er steeds weer nieuwe lagen aan worden toegevoegd. Wie deze stukken niet kent zal de grote diepte en de pure schoonheid ervan als het ware geleidelijk leren ervaren, wat bij alle grote Kunst trouwens het geval is. Blandine Verlet speelt deze stukken (waarom trouwens als cd-titel niet Livres de Clavecin gekozen?) op een klavecimbel van Henri Hemsch uit 1751, een instrument dat ze graag bespeelt (http://www.youtube.com/watch?v=sEsBslBWTqE). De opname zet zowel de soliste als het instrument in het best denkbare licht. De bijgeleverde documentatie is magertjes: aan de componist en zijn werk wordt geen aandacht besteed. Wel is er - naast wetenswaardigheden omtrent het gebruikte klavecimbel - de prachtige ode (François Couperin, L'Affectueux) in opgenomen die Blandine Verlet in maart 2012 schreef. Een klein minpuntje dus wat het boekje betreft, maar in muzikaal opzicht wel een sublieme uitgave! index |
|