CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2021

Fauré: Pianokwartet nr. 1 op. 15 - nr. 2 op. 45

Fauré (arr. Dietrich Zöllner): 5 Liedbewerkingen voor pianokwartet (Les Berceaux op. 23 nr. 1 - Notre Amour op. 23 nr. 2 - Après un rêve op. 7 nr. 1 - Clair de lune op. 46 nr. 2 - Mandoline op. 58 nr. 1)

Fauré Quartett: Dirk Mommertz (piano), Erika Geldsetzer (viool), Sascha Frömbling (altviool), Konstantin Heidrich (cello)
Berlin Classics 0301422BC • 73' •
Opname: mei 2020, Teldex Studio, Berlijn

   

Franse kamermuziek vraagt niet per se om Franse interpreten, al moet worden gezegd dat een aantal van hen het genre een bijzonder indrukwekkende 'uplift' hebben gegeven; al was eigenzinnigheid soms wel een belangrijk ‘handelsmerk'. Ik denk in dit verband, om mij tot de pianisten in de pianokwartetten en -kwintetten te beperken, aan grootheden als Alfred Cortot, Pascal Rogé en Jean-Philippe Collard. Zoals ook andere prestaties gememoreerd mogen worden, zoals die van bijvoorbeeld het Britse Domus, niet minder exquis dan het Franse Trio Wanderer of het Beaux Arts. Wat trouwens in niet mindere mate geldt voor gelegenheidsensembles als dat van Emanuel Ax, Isaac Stern, Jaime Laredo en Yo-Yo Ma.

Een andere absolute topper in dit bijzondere repertoire is het Duitse Fauré Quartett dat al meer dan twee decennia wereldklasse uitstraalt. De leden ontmoetten elkaar in 1995 op het conservatorium in Karlsruhe, tevens het jaar waarin het 150ste geboortejaar van Gabriel Fauré (1845-1924) werd herdacht. Hun dan nog prille samenspel als pianokwartet bleek het begin van een niet te stuiten opmars richting wereldpodia. In 2006 mondde dat zelfs uit in een exclusief contract met Deutsche Grammophon.

Iedere rechtgeaarde liefhebber van kamermuziek weet uiteraard dat in de afgelopen dertig jaar het aantal ensembles dat zich in het domein van het pianotrio, pianokwartet en pianokwintet heeft gespecialiseerd enorm is gegroeid; met daaronder een groot aantal topensembles. Ze zetten - het klinkt vanzelfsprekend - tevens de stap van concertpodium naar opnamestudio, maar wel met als gevolg dat de digitale opnametechniek de muziekliefhebber een 'volmaakt technisch plaatje' voortoverde dat in de oren van menigeen tot standaard werd verheven. Een vorm van absolutisme dat de muziek in haar diepste wezen eigenlijk vreemd is.

Wie live-concerten in dit genre bijwoont, weet echter als geen ander dat een dergelijke perfectie op het podium geen regel is is: geringe oneffenheden zijn daarbij onvermijdelijk en daar is inhoudelijk werkelijk niets mis mee. Dat hoort onlosmakelijk bij het musiceren, van de opgeroepen expressieve spanningen. Bovendien: de muzikale inhoud, het evocatieve karakter van een vertolking als geheel is wat emotioneert en niet alleen maar het technisch vlagvertoon. Dat ze elkaar versterken is evident, zowel bewust als onbewust: zozeer zelfs dat men zich na afloop afvraagt waardoor precies hij of zij door de muziek werd overweldigd. Eerder een kwestie van voelen dan van weten. Ongrijpbare schoonheid en dientengevolge ontroering, laten we het daarop houden.

Dat verklaart misschien ook enigszins waarom menige studio-opname iets moet achterblijven bij een live-uitvoering. In het eerste geval laat het technische aspect geen enkele wens onvervuld, maar wat ontbreekt is dat beetje extra dat naam noch definitie kent, maar er gewoon niet in voldoende mate is, althans niet zo wordt gevoeld, ondergaan. Dat laatste mag dan subjectief zijn, maar muziek is allesbehalve objectief. Gelukkig maar!

Die perfectie kan dus een prijs hebben. Dat ligt mede of soms vooral aan de producer die het traject zoals dat op de cd verschijnt in hoge mate bepaalt. Hij onderbreekt immers, bepaalt wanneer iets - vaak meerdere malen - over moet worden gedaan. En dan is er de nabewerking (de ‘editing'), het proces waarin de definitieve keuzes worden gemaakt uit de beschikbare tracks (en dat kunnen er gemakkelijk een paar honderd zijn). Een proces ook waarin met het grootste gemak zomaar een enkele noot of een notengroepje kan worden verplaatst. Vroeger, in het analoge tijdperk een relatief lastig klusje (letterlijk knippen en plakken), maar in het digitale domein een fluitje van een cent. Maar zo eenvoudig is het uiteindelijk toch niet omdat al dat knip- en plakwerk de spanning uit het discours kan halen; en al helemaal al de keus moet worden gemaakt tussen een zéér muzikale maar technisch (iets) minder geslaagde passage. Aan de nabewerkingstafel weet alleen de producer dat, hij doet het in afwezigheid van de musici (die op dat moment waarschijnlijk met iets geheel anders bezig zijn).

De muziekliefhebber thuis weet in feite niets van dit pijnlijk nauwkeurige proces: hij koopt het eindproduct zoals het is en heeft geen enkel besef van wat daaraan is voorafgegaan. De musici bevinden zich wat dit betreft in een nauwelijks betere positie. Zij hebben, afgaande op de vakkennis en inzichten van de producer, dat eindproduct geaccepteerd nadat ze vóór de release de proef hebben ontvangen, beluisterd en geaccordeerd. Soms kan er een discussie zijn over de gemaakte keuzes, moet het toch net even iets anders, maar ik weet uit de praktijk dat dit eerder uitzondering dan regel is. Bovendien: als er achteraf moet worden gestreden over wie nu eigenlijk voor wat eindverantwoordelijk is, is het feitelijk al goed mis. Al is het uiteraard een interessante gedachte aan wie het laatste woord toekomt. Het label (hier vertegenwoordigd door de producer) dat in het project danig heeft geïnvesteerd of de musici wier reputatie mede kan afhangen van de gemaakte keuzes. Echter, hoe het ook zij en aan welke kant van de tafel men ook zit: de argumenten moeten ijzersterk zijn om een release op de plank te laten liggen.

Maar – daar is het in deze recensie toch uiteindelijk om begonnen – terug naar het Fauré Quartett dat zich al jaren onderscheidt door kernachtig, energiek spel dat geen enkele concessie doet aan homogeniteit en toch van indrukwekkende individualiteit getuigt. Wat alleen kan worden bereikt door jarenlang intensief samenspel en het (blijven) vijlen aan de ensembletechniek. Dat er daardoor geen routine in is geslopen, de monologen en dialogen fris en geanimeerd uit de luidsprekers komen, doet de waardering voor dit ensemble alleen maar toenemen. Er spreekt zoveel esprit, levensvreugde, sprankeling maar ook zoveel diep gevoelde lyriek uit dit samenspel dat zowel de beide pianokwartetten als de met veel finesse gemaakte vijf liedbewerkingen van de hand van Dietrich Zöllner mogen baden in een hartverwarmend engagement. Met nog de misschien volstrekt overbodige toevoeging dat het Fauré Quartett er geen enkel misverstand over laat bestaan dat we met grote Franse meesterwerken te maken hebben. Aldus een zeer goed geslaagd project dat in de Berlijnse Teldex Studio door Marcus Heinicke voortreffelijk werd vastgelegd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links