![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2016
|
Het lijkt op een romantisch beeld: de leeuwerik die bij Ralph Vaughan Williams (1872-1958) in zijn 'The lark ascending' hoger en hoger klimt. Misschien voelde de dichter Joseph von Eichendorff (1788-1857) en met hem Richard Strauss (1864-1949) dat ook zo, getuige 'Im Abendrot', het laatste van de 'Vier letzte Lieder'. Het zijn pakkende dichtregels met een universele reikwijdte, zeker zoals ze door Strauss op muziek zijn gezet::
Ik heb de jaartallen er maar bijgezet. Vaughan Williams en Strauss waren tijdgenoten en als zodanig pendelden zij door de laatromantiek. Beiden stonden qua gedachtenwereld niet zo ver van Eichendorff af: toen de grote Duitse dichter stierf, moest Strauss nog geboren worden, zij het slechts zeven jaar en Vaughan Williams vijftien jaar later. Beide componisten moeten de gevoelswereld van Eichendorff vanuit het tijdsbeeld goed hebben gekend. Tussen hun muziek bestaan duidelijk idiomatische verschillen, maar de laatromantische herfstkleuren zijn er voortdurend. Ik herinner me van die zo majestueus opstijgende Engelse leeuwerik een machtige uitvoering van de Koreaans-Amerikaanse violiste Sarah Chang in de hoofdrol die zo kleurrijk en net zo verheven werd begeleid door het London Philharmonic dat werd geleid door Bernard Haitink (EMI, nu Warner). Ik haalde die opname weer eens uit de kast en was er op slag weer verliefd op. Toen had ik overigens nog niet naar Zukerman geluisterd. Hij speelt als een leeuwerik, of misschien moet ik zeggen: als een nachtegaal: het wordt onmiddellijk herkend, de klank van een groot violist die zich heeft losgezongen van alle denkbare technische hindernissen. Maar er is meer: de orkestpartij is niet minder kleurrijk, warm, gloedvol, expressief, de cantilenen wervelen rond de soloviool, in een sprookjesachtige cadens. Een van zijn indrukwekkendste werken is de Fantasie op een thema van Thomas Tallis. De Engelse componist Herbert Howells (1892-1983) was pas 18 toen hij in de kathedraal van Gloucester voor het eerst de Thomas Tallis-fantasie van Ralph Vaughan Williams hoorde. Het stuk sloeg hem zo in de ban dat hij op slag besloot om componist te worden. Met Vaughan Williams zou later een hechte vriendschap ontstaan. Kortom, die fantasie is wel iets, een lichtbaken in de romantische zee, van ongehoorde schoonheid, met een diep verzadigde gloed, mits.goed uitgevoerd. Ook hiervan bezit ik een schitterend voorbeeld uit een ver verleden, met Sir Adrian Boult aan het hoofd van het London Philharmonic. Ik was er net zo van ondersteboven als toen Howells in die kathedraal. Het pakte uit als een ideale symbiose tussen renaissance en romantiek. Er is ook een uitstekende uitvoering van onder de legendarische Leopold Stokowski. Daar was de componist zelf erg verguld mee. Hij schreef op 24 september 1952 de dirigent een bedankbrief en legde gelijk uit waar hij zijn ingeving voor die 'fantasia' vandaan had":
De Royal Philharmonic doet niet onder voor de London Philharmonic, Zukermans grip op de materie staat op het niveau van dat van Haitink (ook hij laat de celli volop 'zingen', met de contrabassen als heerlijk stevig fundament), Boult en uiteraard Stokowski (want wie ben ik om het oordeel van de componist in twijfel te trekken! - klik hier voor de recensie, met daarin tevens een afbeelding van zowel de brief als de eerste pagina van de orkestpartituur, met de aantekeningen van Stokowski). Vaughan Williams' grote tijdgenoot Edward Elgar 1857-1934) wist ook wel hoe hij voor de viool, het strijk-en symfonieorkest moest schrijven. Op deze cd een aantal van zijn meest geliefde stukken, de héérlijk romantische Serenade op. 20, de pittige Introductie met het aansluitende Allegro op. 47 en min of meer als 'encores' de vier miniaturen die althans deels zeker tot de categorie 'sweet music' mogen worden gerekend, maar daardoor niet minder onweerstaanbaar zijn: Chanson de matin (Lied van de morgen), Chanson de nuit (Lied van de avond), Salut d'amour (het zou een begroeting of een verlossing van de liefde kunnen zijn, maar gelet op de toonzetting kies ik voor het eerste) en tot slot In moonlight (In de maneschijn, als 'canto populare' geboekstaafd), zij het in een bewerking voor altviool en orkest van de hand van Julian Milone. Niets mis mee overigens, het idioom wordt perfect 'geraakt'. Wie overigens denkt dat in deze 'liederen zonder woorden' de wereld van Fritz Kreisler (1875-1962) ('Liebesfreud' en 'Liebesleid') nabij is zit er niet ver naast. Zukerman maakt er met het orkest een waar feest van; en jawel, hij bespeelt de altviool net zo goed als de viool. Dit zijn stukken waarin best wat smaakvolle portamenti mogen worden ingezet en rubati en accelerandi zelfs niets gemist kunnen worden. Hoewel de strijkers in deze muziek domineren zijn er mooie blazers in het 'Salut' te registreren! index |
|