CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2025 |
De Tudor-Stuart-periode was een fascinerend tijdperk in de Engelse geschiedenis, dat zich uitstrekte van de late vijftiende tot de vroege achttiende eeuw en gekenmerkt werd door ingrijpende culturele, politieke en sociale veranderingen. De Tudor-periode speelde zich af tussen 1485 en 1603, te beginnen met Hendrik VII, die na de Rozenoorlogen de Tudor-dynastie vestigde. Zijn zoon, Hendrik VIII, werd beroemd om zijn zes huwelijken en inzet van de Engelse Reformatie, die uiteindelijk zou leiden tot de oprichting van de Anglicaanse Kerk. Elizabeth I, de laatste Tudor-vorstin, bewoog zich in een ‘Gouden Eeuw' waarin cultuur een van de hoogtepunten vormde, met daaronder de theaterwerken van William Shakespeare. Daarop volgde de Stuart-dynastie (1603–1714), die begon met James I, de vorst die Engeland en Schotland onder één kroon bracht. Een vervolg op die ‘Gouden Eeuw' werd het niet, met een heuse burgeroorlog, de terechtstelling van Charles I en de vele intriges rond het Gemenebest onder Oliver Cromwell. De monarchie stond onder grote druk, maar werd door Charles II weer gestabiliseerd, waarna het tijdperk eindigde met de ‘Glorious Revolution' en de entrée van de constitutionele monarchie onder het bewing van William en Mary. Het hof zelf – en daarin was het in Europa bepaald niet uniek - was een wespennest van politieke intriges en begunstiging, omgeven door veel ‘pomp and circumstance'. Het was echter ook een plek waar kunst, muziek en literatuur volop konden bloeien, zij het doorgaans sterk beïnvloed door de smaak van de monarch en de religieuze en politieke spanningen van die tijd. Tijdens het bewind van koningin Elizabeth I (ze regeerde van 1558 tot 1603) vonden er menigmaal grote culturele evenementen plaats in een van haar vele kastelen, maar die werden in aantal en omvang nog overtroffen door die welke tijdens haar vele reizen door het land werden georganiseerd. Dan waren het de plaatselijke of regionale edelen die werkelijk alles uit de kast trokken om met hun uiterst kleurrijke en muziekdramatische voorstellingen veel indruk te maken. Na haar dood in 1603 werd de scepter overgedragen aan James VI van Schotland, die later bekend werd als Jacobus I van Engeland. Onder zijn bewind werden er regelmatig inventief uitgewerkte maskerspelen opgevoerd, theatrale voorstellingen met beroepsacteurs, zang en dans. James I (hij regeerde van 1603 tot 1625) financierde mede dergelijke producties, maar liet ook een selecte groep hovelingen eraan deelnemen. Dat was nog bescheiden vergeleken met wat zijn gemalin, Anna van Denemarken, presteerde, die nog aanzienlijk meer geld in dergelijke toch al theatrale producties stopte, maar ook zelf actief deelnam aan het dansfestijn. Dans en muziek vormden het belangrijkste onderdeel van een masker. De melodieën waren meestal gestoeld op de meest populaire dansen, zoals de pavane, galliard en almain. De begeleidende instrumentale ensembles bestonden uit verschillende combinaties, met de luit als het meest veelzijdige en populaire muziekinstrument. De luit was veelzijdig genoeg om te worden gebruikt ter begeleiding van de dans, als leidend instrument in een ensemble, als ondersteuning in liederen, of als solo-instrument om daarmee de eigen virtuositeit te demonstreren. In die tijd was het noteren van muziek eerder uitzondering dan regel, laat staan dat sprake was van deugdelijke verspreiding. We danken het echter aan Robert Dowland die in 1610 zijn Varietie of Lute-Lessons publiceerde, een anthologie bestaande uit verschillende luittranscripties van muziek die deel uitmaakte van de ‘royal masques', alsmede een groot aantal hofdansen gecomponeerd door de meest vooraanstaande luitisten uit die tijd.
Omstreeks 1660 begon de neergang van de luit. De muzikale smaak veranderde, de strijkersfamilie won sterk aan populariteit, teorbe en barokgitaar als begeleidingsinstrument kregen de voorkeur. Maar ook de houten en koperen blaasinstrumenten wonnen geleidelijk aan betekenis. Op dit album bespeelt Elisa La Marca een achtsnarige luit, een door Juan Carlo Soto (Cremona, 1997) vervaardigde kopie van een instrument van Giovanni Hieber (Venetië, ca. 1580). De renaissanceluit heeft een bolvormige klankkast en een korte brede hals. De snaren zijn ook in dit geval dubbelkorig, wat betekent dat ze in paren worden aangeslagen. Het aantal varieert, maar een dergelijk instrument heeft meestal tussen de zes en tien koren (paren van snaren). Elisa La Marca studeerde cum laude af aan het Conservatorium van Milaan en legde zich vervolgens toe op de historiserende uitvoeringspraktijk muziek bij Rolf Lislevand, Paul O'Dette en Hopkinson Smith. Ze trad op als soliste op belangrijke internationale festivals en speelt basso continuo met ensembles zoals Il Giardino Armonico, Les Musiciens du Prince, English Baroque Soloists, Zefiro, Cappella Mediterranea, Il Pomo d'Oro en Accademia dell'Annunciata.
Het renaissancerepertoire en daarmee de renaissanceluit heeft haar grote belangstelling. Dat leidde in 2012 tot de oprichting van het Quartetto di Liuti, waarmee ze het album Vita de la mia vita opnam. The Queenes Maskes is haar eerste soloalbum. Met haar briljante en doorleefde spel neemt zij de toehoorder mee op een fascinerende ontdekkingsreis door de Britse luitmuziek die tijdens de Renaissance zo'n belangrijke rol heeft gespeeld. index |
|