CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2021

Semper Dowland
Klik hier voor de inhoudsopgave
Mike Fentross (luit)
Zefir ZEF 9680 • 58' •
Opname: oktober 2017, Zeeuwse Concertzaal, Middelburg

 

 

 

 

 

To Dowland or not to Dowland
Klik hier voor de inhoudsopgave
Mike Fentross (luit)
Zefir ZEF 9658 • 58' •
Opname: juli en november 2020, Zeeuwse Concertzaal, Middelburg

   

In het persbericht van het in Middelburg gevestigde muzieklabel Zefir wordt melding gemaakt van archivaris André Nieuwlaat die na eigen lang onderzoek tot de conclusie kwam dat de Britse componist, luitist en docent John Dowland (1543-1626) veel meer moest hebben gecomponeerd dan wat tot dan toe van zijn hand was overgeleverd: op de kop af honderd luitwerken, alle voorzien van zijn signatuur. In die opvatting stond hij trouwens niet alleen: Britse muziekwetenschappers waren hem daarin reeds voorgegaan.

Een simpele rekensom maakt die zo op het oog bescheiden productie ook niet aannemelijk: Dowland bereikte de hoge leeftijd van maar liefst 83 jaar (op zich toen bepaald niet alledaags) en het wekte bij Nieuwlaat terecht verbazing dat er zo weinig van zijn werk was gepubliceerd: in totaal niet meer dan 300 minuten muziek, in hedendaagse termen niet meer dan 4 cd's. Uitgaande van 40 beroepsjaren betekende dat niet meer dan slechts zeven minuten muziek gemiddeld per jaar. Het lag dus voor de hand dat Dowland veel meer had gecomponeerd, al ontbrak daarvan het concrete bewijs. Dat kwam er ook niet, ondanks het bijna uitputtende archief- en daarmee verbonden minutieuze filologisch onderzoek. De enige hanteerbare conclusie die Nieuwlaat daaruit kon trekken was dat niet alleen Dowlands signatuur door de jaren heen niet identiek was gebleven, maar ook dat - de overgeleverde handschriften bestuderend - kopiisten veel van Dowlands werk voor hun rekening hadden genomen. Ook in de Renaissance was dat zeker niet ongebruikelijk.

Maar er heeft zich ten aanzien van de publicatie van Dowlands werk nog een ander probleem voorgedaan dat hier niet onvermeld mag blijven: de tegenstand van William Byrd (1543-1623), die - u ziet het - evenals Dowland een hoge leeftijd bereikte. Het was Byrd die in zijn tijdgenoot een belangrijke concurrent zag. Niet als componist maar als publicist: Byrd had immers ook buiten Engeland het monopolie van het uitgeven en verhandelen van gedrukte muziek. Dowland zal er niets voor hebben gevoeld om zijn werken door Byrd te laten beheren (het auteursrecht was in die dagen niet wettelijk vastgelegd). Dat kan een mogelijke verklaring zijn waarom zoveel muziek van Dowland in ongesigneerde vorm in Europa verspreid is geraakt. Enfin, die minder plezierige kant van Byrd heeft ons met de nodige raadsels opgezadeld.

Het grootste probleem wat betreft herkenning en dus erkenning is het feit dat er talloze manuscripten uit die tijd bewaard zijn gebleven waarvan de naam van de auteur ontbreekt. Dit impliceert dat we van de werkelijke bron niets weten, wat overigens niet wil zeggen dat dit ook geldt voor onze kennis over de oorsprong van de Engelse luitmuziek zelf. Het begin van die kennis gaat eigenlijk niet eens zo ver terug: naar 1955, toen David Lumsden zijn proefschrift The sources of English lute music het licht deed zien, wat tevens het begin inluidde van de hernieuwde belangstelling voor het zo aparte genre. Dat was nodig ook, want al aan het einde van de zeventiende eeuw had die een voortdurende neergang doorgemaakt. Dat proefschrift zette de heropleving in gang die al een jaar leidde tot de oprichting van de Londense Lute Society, al spoedig daarna verder aangevuld met belangrijke publicaties van vooraanstaande musicologen als John Ward, Robert Spencer en Diana Poulton. Wellicht heeft Poulton zich op dit gebied als de belangrijkste autoriteit ontwikkeld. Van haar verschenen twee uiterst gezaghebbende werken: de in 1972 uitgegeven biografie John Dowland, in 1974 gevolgd door The Collected Lute Music of John Dowland: Lute tabulature and keyboard notation. In het laatstgenoemde werk heeft zij op muziekwetenschappelijke gronden een honderdtal luitwerken toegeschreven aan Dowland. Dat vakgenoten vervolgens met kritische kanttekeningen kwamen lag tamelijk voor de hand. Zo gaat het immers vaak in het muziekwetenschappelijk domein. Voor de tweede cd (ZEF 9680) is uit die door Poulton gemotiveerde toeschrijvingen een keuze gemaakt, met dien verstande dat vriend en vijand het erover eens zijn dat het onbetwist uitsluitend werk van Dowland betreft. De nog te volgen derde cd zal uitsluitend werken van Dowland bevatten die zijn voorzien van zijn eigen signatuur.

Wat voor deze beide cd's geldt – en wellicht is dat uiteindelijk het belangrijkste – is dat het schitterende muziek betreft. Het betekende althans voor mij een luisterervaring die ‘wel of niet Dowland' zelfs volledig naar de achtergrond deed verdwijnen. In het verlengde daarvan is er de klankschoonheid die Mike Fentross aan zijn zevensnarige luit (Sebastián Nuñez, 2004, naar Dieffopruchaer, 1550) heeft weten te ontlokken. Deze muzikale grootheid, wiens enorme expertise en ervaring eveneens onbetwist is, staat borg voor modeluitvoeringen waarin de historiserende uitvoeringspraktijk met grote overtuigingskracht doorklinkt. Fentross, tevens leider van het barokorkest La Sfera Armoniosa en docent aan het Conservatorium in Den Haag, heeft zich met hart en ziel voor deze onvergankelijke muziek (inderdaad Semper Dowland!) ingezet en vond in producer en opnametechnicus Jakko van der Heijden de partner die de klankmogelijkheden van de luit echt ‘verstaat', zoals trouwens al uit eerdere opnamen voor dit label is gebleken. Bijzonder repertoire, op bijzondere wijze uitgevoerd en groot gezag uitstralend: al met al een zowel belangrijk als fascinerend project dat met een derde cd nog een ongetwijfeld net zo boeiend vervolg krijgt.

______________
Nb.: de voor deze beide albums gebruikte partituren werden voorbereid door Göran Crona, Frank Gerbode en André Nieuwlaat.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links