CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2018

 

Debussy - L'oeuvre pour piano - Complete Piano works - Alain Planès

Debussy: 24 Préludes (Boek I en II) - 12 Études (Boek I en II) - ...d'un cahier d'esquisses... - Masques - L'Isle joyeuse - Suite bergamasque - 2 Arabesques - Children's corner - Images (Boek I en II) - Images inédites - Danse bohèmienne - Rêverie - Mazurka - Valse romantique - Danse - Nocturne - Pour le piano - Estampes - Morceau de concours - Hommage à Haydn - Le petit nègre - La plus que lente - Six épigraphes antiques - Berceuse héroïque - Pour l'oeuvre de vêtement du blessé - Élégie - Les soirs illuminés par l'ardeur du charbon - Le sommeil de Lear (bewerking van Roger Ducasse, 1926)

Alain Planès (piano)
Harmonia Mundi HMX 2059209.13 (5 cd's)
Opname: 1997, 1999, 2006, 2007, 2017

 

Merkwaardig, of toch niet? Het zijn niet per se Franse pianisten die Debussy's pianomuziek het beste uitvoeren. Misschien liggen de idiomatische overeenkomsten tussen muziek en vertolker te zeer voor de hand om ze gelijk dan maar als waar aan te merken? Of zou je misschien moeten zeggen dat zijn muziek met gemak haar eigen landsgrenzen oversteeg? Het contrapunt mag dan van alle tijden zijn, de wijze waarop Debussy het toepaste was in zijn tijd wel degelijk uniek: het draaide niet langer om de motiefjes die gelijktijdig moesten contrasteren, maar veel eerder om het tegenover elkaar plaatsen van de meest uiteenlopende klankkleuren en klankregisters. Dát was Debussy's contrapunt. Maar er was ook de aanraking met de oosterse muziekcultuur en dan vooral de gamelanmuziek met haar pentatonische toonladder en veelal statische, maar exotische karakter. Het was Debussy die als eerste componist de 'vertaling' daarvan maakte naar zoiets westers als de piano. Oost en West die elkaar op basis van een grandioos uitgewerkt vormvast concept konden ontmoeten. In zijn boek 'Muziek onweerstaanbaar als de zee, Claude Debussy (1862-1918)' had collega Emanuel Overbeeke het niet duidelijker kunnen zeggen: 'Debussy schreef Aziatische muziek met westerse middelen, Tsjaikovski schreef westerse muziek met een Aziatisch tintje' (de Chinese wals uit diens Notenkraker).We horen het bijvoorbeeld in 'Estampes'. Maar daarbij bleef het niet, want Debussy deed iets soortgelijks met onder meer de Spaanse muzikale folklore ('La soirée dans Grenade').

Wat in Debussy's verschillende pianostukken eveneens sterk opvalt zijn de grote contrasten in de reeds genoemde klankkleuren en klankregisters. Helle tinten broederlijk naast halftinten, waarbij de pianist niet in de wijd openstaande valkuil van de 'klemtoon' moet vallen: het spel moet zich als het ware zelf spelen, met de pianist slechts in de rol van intermediair. In Debussy's impressionistische muziek moet de pentatoniek het eigenlijke werk doen, op een natuurlijke manier, en zonder interpretatieve nadrukkelijkheid. Met andere woorden, dat is 'slechts' een kwestie van daartoe 'in de gelegenheid stellen', zoals in 'Pagodes', in dit opzicht een waar schoolvoorbeeld . Dat brengt me dan gelijk op het spel van de Franse pianist Alain Planès (1948), die hoewel gepokt en gemazeld in dit verre van gemakkelijke repertoire, toch een belangrijke wens onvervuld moet laten. Hij ontsluiert waar hij moet versluieren en hij mist de pianistieke verleidingskunst die Debussy's pianomuziek zo groot kan maken. Het subtiele karakter vloeit niet voort uit wat echt subtiel is, maar uit een hang naar strikte helderheid, een aspect dat in Debussy's pianomuziek nu juist een geheel andere rol speelt dan bij bijvoorbeeld Bach of Beethoven. Het uitgesproken bonte karakter van deze muziek (daar behoren de nevelige klankkleuren evenzeer toe als de soms niet geringe klankexplosies) is bij Planès naar mijn gevoel niet in de juiste handen. Zeker, Planès kan capricieus uitpakken, maar hij blijft ver verwijderd van een intuïtieve aanpak, al is die dan vaak slechts schijn (maar daardoor niet minder onmiskenbaar). We stuiten weer op een bekend 'probleem': op zich beschouwd biedt Planès meer dan zomaar een 'gemiddelde' Debussy (voor zover iets in dit opzicht überhaupt 'gemiddeld' kan zijn), maar er zijn grote voorgangers te registreren. Ik noem slechts Walter Gieseking en Mitsuko Uchida, die ronduit toveren met klankkleuren en registers, intuïtie en fantasie (horen ze in hogere zin niet bij elkaar?) vrij baan geven en tegelijkertijd een aanmerkelijk grotere interpretatieve overredingskracht en souplesse demonstreren, waardoor Debussy's gelaagde, complexe horizontale en verticale structuren beduidend fraaier en overtuigender mogen schitteren. Planès zoekt het in de volmaaktheid zoals hij die ziet en mist daardoor het meditatieve en bovenzinnelijke in deze sublieme miniaturen (al maken ze vaak deel uit van een groter geheel). Het is bij hem de precisie die domineert, niet de verbeelding in noch het plastische karakter van deze muziek. De strikt heldere opname past bij dit bewust gekozen sfeerbeeld. Het is Debussy vanuit een andere optiek, maar wel consequent volgehouden, getuige het feit dat de eerste uitgave uit 1997 dateert en de laatste van precies 20 jaar later. Waardoor het complete pianowerk nu op 5 cd's kan worden aangeboden.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links