![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2008 |
||||||||||||||||||||
Crystal Tears - John Dowland en zijn tijdgenotenBennet: Venus' birds whose mournful tunes. Anoniem: O death, rock me asleep. Byrd: Though amaryillis dance in green. Dowland: Go crystal tears - Now, o now, I needs must part - Go nightly cares - Sorrow, come! - Semper Dowland semper dolens - The lady rich her gaillard - A fancy - Time stands still - From silent night - Come, heavy sleep. Ferrabosco Jr.: Four-note pavan. Johnson: Have you seen the bright lily grow? - Full fathom five - Care-charming sleep. Mando: Like as the day. Mico: Fantasie nr. 13. Ward: Fantasie nr. 3 - nr. 4. Andreas Scholl (countertenor), Julian Behr (luit), Concerto di Viole. Harmonia Mundi HMC 901993 • 80' • + bonus-dvd met 'Beyond the microphones' en de uitvoering van Bennets 'Venus' birds whose mournful tunes'. Het merendeel van dit recital bestaat uit liederen voor zangstem en obligate instrumentale begeleiding, met de nadruk op luit en viola da gamba ensemble, toen, in de zeventiende eeuw, in de tijd van de Elizabethianen en van Shakespeare een zeer gewild genre. John Dowland (1563-1626) vermeldde het reeds in zijn eerste publicatie in 1597: The First Booke of Songes or Ayres of fowre partes, with Tableture for the Lute: So made that all the partes together, or either of them seuerally, may be Song to the Lute, Orpherian or Viol de Gambo. Dat eerste boek was - zoals gebruikelijk in die tijd - zo ingedeeld dat op de linkerpagina de zangstem met de daarbij behorende luittabulatuur stond afgedrukt, met op de rechterpagina de overige stemmen. Het voordeel van deze indeling (in folioformaat) was dat de musici, afhankelijk van de bezetting, zo van de voor hen relevante bladzijde konden spelen. De meeste auteurs van deze prozaïsche teksten zijn niet overgeleverd omdat het niet gebruikelijk was dat hun naam daaraan publiekelijk werd verbonden. In de klassenmaatschappij was het de betere stand die de beoefening van dichtkunst en muziek als de normaalste zaak van de wereld beschouwde. Sterker nog, het zelf kunnen dichten en musiceren (ze waren in die tijd nauw aan elkaar verwant) behoorde tot de normale bagage van de aristocratie. De Cambridge-student en onderwijzer Henry Peacham dicteerde de aan de 'noble gentlemen' toe te dichten eigenschappen en karakteristieken, vergezeld van een groot aantal richtlijnen in The Compleate Gentleman uit 1622, een leerboek dat iedere (adspirant) aristocraat diende te kennen. De Engelse componist, organist en musicoloog Thomas Morley (1557/58–1602) beschreef een gezelschapsscène die dat beeld nog eens bevestigde. Na het souper werden naar goed gebruik de zangboeken verdeeld, waarbij een gast met schaamrood op de kaken moest erkennen dat hij niet kon zingen. Volgens Morley was "everie one began to wonder. Yea, some whispered to others, demanding how I was brought up." Het was gebruikelijk dat al de zeer jonge kinderen in de aristocratische families een muziekleraar kregen toegewezen, zoals ook Richard Mico (ca. 1590-1661), die op deze cd is vertegenwoordigd met zijn Fantasie nr. 13. Hij verbleef op het kolossale landgoed Thorndon Hall in Ingrave, Sussex, om daar de kinderen van een schatrijke familie muziekonderricht te geven. Een daar bewaard gebleven inventarislijst vermeldt naast een luit en toetsinstrumenten ook vijf gamba's. Voor dergelijke 'aristocratische' instrumenten componeerden Mico en Ferrabosco Jr. hun fantasieën, maar ze werden ook voor de begeleiding van liederen (de zogenaamde Consort songs) gebruikt.
De toelichting die Dowland zijn eerste Booke of Songs (1597) meegaf helpt ons ruim vier eeuwen later om zijn muziek in de juiste historische context te plaatsen: "That harmonie which is skilfully exprest by instruments, albeit, by the reason of the variety of number and proportion, of it selfe, it easily stirres up the mindes of the hearers to admiration and delight, yet for higher authority and power hath beene euer worthily attributed to that kind of Musicke, which to the sweetnesse of instrument applyes the liuely voice of man, expressing some worthy sentence or excellent Poeme." De luit is voor hem "the most musicall instrument", de verbinding met de menselijke stem "the consent of speaking harmony". Dowlands muziek was zeer in trek. Dat blijkt zowel uit de vele gedrukte oplagen van zijn First Booke als uit de drie vervolgboeken die hij liet publiceren. Maar ook vele andere componisten van 'Consort songs' mochten zich in een grote belangstelling uit de aristocratische kringen verheugen. Uitvoering Andreas Scholl waagde zich al eerder aan deze delicate muziek, maar ditmaal is er naast de luit (toen bespeeld door Andreas Martin, eveneens op het Harmonia Mundi label) dan een heus gambakwartet, bestaande uit Brian Franklin, Brigitte Gasser, Rebeka Rusó en Arno Jochem. Zowel luitist Behr als de vier gambisten studeerden, evenals Scholl, aan de Schola Cantorum Basiliensis. In 1998 zong Scholl met het Concerto di Viole al een cd vol met 'Duitse' cantates van J.C. Bach, Buxtehude, Schütz, Rovetta en Erlebach (inmiddels bij Harmonia Mundi herverschenen in de 'Gold' serie, ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het label). De titel van deze cd, 'Crystal Tears' (naar het lied 'Go crystal tears' van Dowland), is voor de meeste hier verzamelde liederen raak gekozen, want het is een waar tranendal waar de liefhebber zich doorheen moet worstelen. Het is een en al gezucht en getob in deze delicate stemmingsstukken, met wanhoop, afscheid, het stervensuur en de dood als ware ijkpunten. De keuze voor Bennets wiegenlied 'Venus' birds whose mournful tunes' en de door het programma heengevlochten instrumentale fantasieën (met ingenieus contrapunt!) brengen de nodige afwisseling met deze 'songs of gloom and doom'. Zelfs zo'n luitstuk als 'Semper Dowland semper dolens' spreekt boekdelen: 'Altijd Dowland altijd smartelijk'. Het is maar goed dat Julian Behr zich nog enigszins heeft ingehouden, want anders had het ongetwijfeld nog veel smartelijker geklonken. Terug in de tijd betekent in dit geval het gebruik van een authentiek instrumentarium, althans merendeels replica's daarvan. Dit schept de naar mijn smaak ideale historische ambiance voor dit programma. Behr bespeelt twee verschillende zevensnarige luiten (in f en in g), alsmede een negensnarige luit in e. Het instrument in g werd gemaakt door Klaus Jacobsen (1981), in f door Michael Lowe (1985) en in e door Behr zelf (2004). Dan de gambafamilie: een discantgamba van Christian Brosse (1992), naar Giovanni Maria da Brescia (eind zestiende eeuw), een altgamba van Günter Mark (1996), naar John Rose (ca. 1600), drie basgamba's, waarvan twee van John Shaw (1688) en een van Claus Derenbach (2003), naar een Italiaans model uit het begin van de zeventiende eeuw, en ten slotte een grote basgamba in G van een anonieme Italiaanse bouwer uit Bologna (ca. 1600). Andreas Scholl en zijn instrumentalisten musiceren buitengewoon verfijnd in deze o zo breekbare muziek, waarin het aankomt op een delicate balans en een groot raffinement in de frasering. De melancholieke zwaarte wordt meesterlijk getroffen, het zich ontwikkelende filigreine stemmenweefsel vormt een lust voor het oor. Een van de hoogtepunten is Dowlands 'Sorrow,come!', met de bijna onaardse stem van de countertenor subliem afgebeeld in de ruimte, omrankt door de hemelse klank van de gamba's. Een vergelijking van Scholls interpretatie van deze liederen met die van Alfred Deller (1912-1979), een van de belangrijkste vertolkers van dit repertoire (op het label Vanguard) en oprichter van het Deller Consort, levert op dat Scholl zich duidelijk heeft toegelegd op stemschoonheid (het klinkt soms bijna instrumentaal), terwijl Deller juist aan de verstaanbaarheid van zijn teksten voorrang gaf. Deller zong overigens hoger dan Scholl. Een geweldige cd voor de late uurtjes, ontspannen genietend in een spaarzaam verlichte kamer, bij voorkeur met een goed glas wijn onder handbereik. Met behulp van een echt goede audioinstallatie wordt dit recital dan een bijna levensechte ervaring. De bonus-dvd gunt u een interessante blik achter de schermen. index | ||||||||||||||||||||