CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2020 |
Anders dan de viool, oorspronkelijk vooral gebruikt voor het musiceren buitenshuis, onder meer ter opluistering van festiviteiten maar ook voor dansmuziek, waren de viola da gamba, luit en theorbe bij uitstek de instrumenten voor uitvoering van muziek in private en bijgevolg welgestelde kringen. In Frankrijk waren het in de zeventiende eeuw de ‘concerts de ruelle’, die door de gegoede burgerij zeer werden gewaardeerd. ‘Ruelle’ betekent weliswaar letterlijk slaapkamer, maar in het zeventiende-eeuwse Frankrijk werd het ook gebruikt om daarmee zowel ‘kamer’ als ‘ontvangstruimte’ aan te duiden. Kamermuziekconcerten dus. Weinig ruimte betekende tevens dat de groep muzikanten alleen van zeer bescheiden omvang kon zijn. Maar met een trio, kwartet of zelfs kwintet ging dat uiteraard prima. De beperkte ruimte betekende uiteraard ook een klein, maar select gezelschap toehoorders. Ook de Franse musicus Sainte-Colombe opende aldus regelmatig de deuren voor een klein aantal connoisseurs. Hij, de gambist, placht dan zelf hartstochtelijk te musiceren, bijgestaan door zijn twee zeer muzikale dochters, de een op de (viersnarige) discant (dessus)-, de ander op de basviool. Hoe bijzonder hun spel is geweest zullen we uiteraard nooit weten, maar afgaande op berichten van tijdgenoten moet het grote indruk hebben gemaakt. Bovendien: Sainte-Colombe werd als docent door zijn vele leerlingen geroemd en niemand minder dan Jean Rousseau* tekende op dat er geen enkele twijfel over kon zijn dat de beste musici van hun tijd in de voetsporen van Sainte-Colombe traden en dat hij het was die ervoor had gezorgd dat zij hun speelstijl konden perfectioneren, ‘in het bijzonder (die van) Monsieur Marais’. Maar ook de componist Sainte-Colombe kreeg alle denkbare achting door hem gelijk te stellen aan zijn beroemde tijdgenoot Jacques Champion de Chambonnières, die furore maakte als klavecinist, componist én danser. Bij deze twee ‘renommées’ voegde zich ook de ‘held van de theorbe’, Robert de Visée. Over Sainte-Colombe’s composities waren de kritieken doorgaans lovend: ‘les beaux chants et les belles parties de l’harmonie meslées ensemble’ heette het. Over zijn gambaspel: ‘le beau toucher et la legereté de la main’. Al klonk soms wel een kritische stem die hem in zijn composities een gebrek aan oorspronkelijkheid verweet en daardoor de vergelijking met die van Louis Couperin niet zouden kunnen doorstaan. De hedendaagse toehoorder mag gelukkig zelf oordelen. Het is in ieder geval een feit dat Sainte-Colombe door onder meer inventief gevarieerde, polyfone vervlechtingen veel wist te maken van de verschillende populaire dansvormen zoals pavane, allemande, courante, sarabande, menuet, gavotte, chaconne, gigue en passacaille. Daardoor overstijgen deze stukken de slechts aangename luistermuziek, met daaraan nog toegevoegd het flonkerende, dialogiserende karakter en de harmonische gelaagdheid ervan. Dit is dus geen muziek voor ‘in-het-voorbijgaan’, maar wel degelijk bestemd voor de connoisseur, al lagen de normen dienaangaande in de zeventiende eeuw misschien iets anders dan nu. De in totaal elf tracks zijn opgedeeld in tweemaal vier en drie stukken die zijn gegroepeerd rond drie vaste toonsoorten: respectievelijk D, G en C. Zoals we weten is het Ricercar Consort gespecialiseerd in de historiserende uitvoeringspraktijk, maar die aanbeveling wint nog verder aan betekenis als ook sprake is van bevlogen musiceren en dat is hier duidelijk het geval. Maakt u dus maar ruim baan voor Monsieur de Sainte-Colombe et ses filles, al horen die meisjes er wat dit album betreft niet echt bij: er staan geen composities van hun hand op. Omdat in het boekje zijn voornaam en de jaartallen ontbreken, bij deze: Jean, ca. 1640-1700. _________________ index |
|