CD-recensie

 

© Aart van der Wal, augustus 2017

 

André Cluytens - The Complete Orchestral & Concerto Recordings

Erato 0190295886691 (65 cd's)

Klik hier voor de inhoudsopgave

 

De dirigent en pianist André (Augustin Zulma Alphonse) Cluytens (Antwerpen, 1905 - Neuilly-sur-Seine, 1967) heeft een substantiële discografie nagelaten die op de keper beschouwt niets aan actualiteit heeft ingeboet. We kunnen daarom Erato en daarmee Warner niet dankbaar genoeg zijn dat we nu kunnen beschikken over alle orkest- en concerto-opnamen die Cluytens in zijn lange loopbaan heeft opgenomen. Mogelijk draagt deze monumentale uitgave van 65 cd's er bovendien toe bij dat het besef doordringt dat hij veel meer heeft betekend dan 'slechts' een uitgelezen interpreet van de orkestwerken en de beide pianoconcerten van Maurice Ravel.

In meerdere gedaanten
Cluytens' repertoire was immens, zoals het discografisch overzicht laat zien. Daaronder ook componisten die vrijwel of geheel uit beeld zijn verdwenen: Laparra, Menotti, Hérold, Delage, Nigg en Bondeville, ze zijn slechts bescheiden vertegenwoordigd, maar het is goed dat ze er zijn.
Het merendeel van de opnamen verscheen al eerder, hetzij los, hetzij als onderdeel van andere (zij het minder kolossale) uitgaven. Een voorbeeld daarvan zijn de Beethoven-symfonieën die Cluytens eind jaren vijftig met de Berliner Philharmoniker opnam en in meerdere gedaanten op de markt werden gebracht. Dat was slechts een paar jaar voordat Karajan met hetzelfde orkest voor Deutsche Grammophon een baanbrekende opname van datzelfde negental maakte en daarmee het begin inluidde van het promotiecircus dat de klassieke muziek naar toen nog ongekende commerciële dimensies zou opstuwen, met enorme verkoopcijfers en de klassieke muziek als massaconsumptieartikel tot gevolg. Een ontwikkeling die zowel Schönberg als Adorno met lede ogen zou hebben aangezien.

André Cluytens tijdens een opname in 1953 (foto Roger Hauert)

Uitstekende geluidskwaliteit
De opnamen die begin jaren vijftig werden gemaakt werden toen nog op 78-toeren platen uitgebracht. Nostalgie werd een handje geholpen door de labels op deze schellakplaten keurig af te drukken op het desbetreffende cd-hoesje (cd's 1 t/m 4). Mono uiteraard, wat trouwens ook geldt voor het overige gedeelte van de serie dat van de oorspronkelijke mono-banden naar cd is overgebracht (cd's 5 t/m 34). Zeker in het begin van het stereotijdperk was het ene label sneller in de toepassing ervan dan het andere. Pas in 1958 verschenen de Cluytens-opnamen in stereo op de markt (36 van de 65 cd's zijn in stereo). Ik voeg er echter gelijk aan toe dat de kwaliteit van zowel de 78-toeren als de oorspronkelijke monobanden dankzij ongetwijfeld minutieus uitgevoerd opknapwerk bijzonder hoog is. En wie mocht denken dat zeker die oude 78-toeren platen veel ruis met zich brengen kan ik gelijk geruststellen, want daarvan is geen enkele sprake. Ik heb op auditief vlak zelfs genoten van de uitstekende geluidskwaliteit van zowel de oude als de meer recente opnamen. In het afgelopen decennium is het opfrissen van oude opnamen niet alleen in een stroomversnelling gekomen, maar de kwaliteit ervan is eveneens met sprongen vooruitgegaan. Voor sommigen heeft mono helaas nog wel iets van lang vervlogen tijden, maar dat hoeft toch echt geen belemmering te zijn. Alleen wie gewend is om (uitsluitend) met de hoofdtelefoon af te luisteren ervaart het nadeel van het geluid dat ergens midden in het hoofd ontstaat en nasaal en vlak is. Maar via luidsprekers klinken (goede!) mono-opnamen voortreffelijk en is het zeker niet zo dat het stereobeeld dan node wordt gemist. Wel heb ik er een gewoonte van gemaakt slechts één luidspreker in te schakelen. Dat klinkt namelijk aanzienlijk natuurlijker.

Volle glorie
De inhoud van deze doos is zeker geen oude wijn in nieuwe zakken en wel om meerdere redenen. Niet alleen is er nu sprake van een compleet discografisch beeld van Cluytens' orkest- en concerto-opnamen, maar een niet onaanzienlijk aantal daarvan verschijnt of voor het eerst of op cd, is zelfs nog niet eerder uitgebracht of verschijnt voor het eerst in stereo. Ik verwijs u dienaangaande graag naar het overzicht in pdf-formaat dat u hier kunt vinden.
Wat nu in zijn volle glorie beschikbaar is, is voor een groot deel te danken aan Stuart Brown en diens Testament-label die samen met de Franse vestiging van EMI de 'monojaren' van Cluytens uitvoerig hebben gedocumenteerd.

Geslaagde remastering
Voor het remasteringproces gold dat uitsluitend de oorspronkelijke moederbanden ('master tapes') als vertrekpunt werden genomen. Ander materiaal, zoals gearchiveerde 78-toeren platen en lp's of naderhand bewerkte banden, zijn doelbewust buiten beschouwing gelaten. Ruis en andere ongerechtigheden werden door Art et Son Studio in Parijs verwijderd zonder echter het originele muzieksignaal aan te tasten (die techniek is inmiddels voldoende uitgevijld). Aan de hand van het frequentiespectrum kon ik eenvoudig vaststellen dat dit laatste inderdaad het geval is, zowel op het eerste gezicht als later bij een nauwkeuriger vergelijking van zowel de 78-toeren als de overige mono- en stereo-opnamen.

Populair
In het cd-boekje wordt fijntjes gememoreerd dat Cluytens de eerste Franse dirigent was die in het klassieke segment meer dan een miljoen lp's op zijn naam had staan, een ander duidelijk bewijs van zijn toen grote populariteit. Niet minder fijntjes wordt daaraan toegevoegd dat men echter niet de illusie heeft dat dit getal met 'this slightly mad (65 CD) venture of producting a "complete" Cluytens retrospective (this set does not include the opera recordings)' zal worden gehaald. Waarbij wel de vraag nog moet worden beantwoord of dit project vanuit historisch belang en artistiek oogpunt überhaupt al die moeite waard is geweest. En daar moet deze recensie toch uiteindelijk over gaan.
Mogelijk kwam de Britse muziekcriticus Bernard Gavoty al in 1946 het dichtst bij 'the art of Cluytens': 'The analyzer, the punctillous, the serious and solid artist. Both sober and efficient at the same time'. Om er in zijn in 1955 verschenen monografie over Cluytens aan toe te voegen: 'A blonde and fervent Christ, completely dedicated to the mission of raising up and galvanising his fine orchestra'. Uit de voorliggende opnamen blijkt dat ook, al zijn er helaas geen repetitiefragmenten die ons dat 'opvoeden' en 'galvaniseren' laten meebeleven. We moeten het doen met de klinkende vruchten daarvan.

Missie
In het merendeel van deze opnamen acteert het Parijse conservatoriumorkest (het 'Orchestre de la Société des Concerts du Conservatoire'), het ensemble dat hem in 1949 benoemde tot 'vice-president' en chef-dirigent. Zijn minutieuze werkwijze en de volharding die hij ook jegens de orkestleden daarbij aan de dag legde zorgde voor spanningen die soms hoog op konden lopen. Cluytens had uit hoofde van zijn 'missie' weinig tot geen begrip voor de vele bijbaantjes van de orkestleden onder zijn hoede: de kwaliteit van het musiceren moest voorop staan en daarvoor moest al het overige wijken. Een standpunt overigens dat menige aldus bevlogen dirigent al snel en gemakkelijk in moeilijkheden kon brengen en waarbij het zeker niet zo was dat de aanhouder altijd won. Al had de dirigent met een grote reputatie uiteraard wel a priori een stevige voorsprong.

Transitie
De komst van een nieuw medium zoals in dit geval de lp schudde ook de muziekwereld danig wakker. Datgene dat allemaal al was vastgelegd en uitgebracht op het 'oude' medium moest opnieuw opgenomen en uitgebracht, nu op het nieuwe formaat. Dat gebeurde met achtereenvolgens de 78-toeren plaat, de lp, de overgang van mono naar stereo, van twee- naar vierkanaals en vanaf de jaren tachtig met de cd. Andere (niet altijd betere) artistieke inzichten maakten daarbij - soms en passant - de weg vrij voor (menigmaal vermeend) nieuwe of betere interpretaties (met Karajan en Deutsche Grammophon als een van de bekendste voorbeelden). Geen wonder dus dat in het begin van de jaren vijftig, na de waterscheiding tussen schellak en vinyl, ook het Parijse conservatoriumorkest met Cluytens aan het roer steeds vaker in de studio was te vinden. Die transitie bracht zelfs een ware revolutie teweeg: voor het eerst maakte de lp het mogelijk om daarop vrij gemakkelijk lange stukken te persen. Zo was voor Wagners Götterdämmerung geen loodzware vracht 78-toeren platen meer nodig. Een ander belangrijk voordeel was de in opkomst zijnde bandtechniek die lange takes mogelijk maakte. Het opnemen van muziek raakte daardoor in een stroomversnelling, een ontwikkeling die zich tot de huidige dag heeft voortgezet (voor de speelduur van de cd gold oorspronkelijk als uitgangspunt dat Beethovens Negende erop moest passen, maar nu zijn we de toen onhaalbaar geachte grens van tachtig minuten zelfs al ruimschoots gepasseerd).

Opnamesessie in Palais de Chaillot, Parijs (1956), Debussy's 'Pelléas et Mélisdande', met v.l.n.r. Gérard Souzay, René Chaillan (producer), Walter Ruhlmann (balance engineer) en Victoria de Los Angeles. Achter de partituurlessenaar André Cluytens

Onontkoombaar lot
De labels, maar ook de artiesten zagen nieuwe commerciële mogelijkheden en buitten die ook ten volle uit. Deze mammoetuitgave is een van de vele bewijzen daarvan. De betekenis (en in zekere zin ook de waarde) moet wel worden gezien in het licht van de discografische geschiedenis (het daarin gestolde tijdsbeeld) en in het bijzonder de enorme overvloed van opnamen. De Cluytens-opnamen horen er niet alleen 'gewoon' bij, maar ze zijn bovenal technisch van grote kwaliteit. Al zijn we zo langzamerhand overvoerd geraakt met zoveel discografische schoonheid dat zowel het belang als de waarde ervan sterk aan inflatie onderhevig geraakt. Bovendien, wat geen maat kent kan ook niet maatgevend zijn. Er zijn geen superlatieven meer te bedenken, alles wat gedaan moest worden is gedaan, in de meest uiteenlopende varianten. Bovendien, het nieuwe dat voortdurende aan de horizon verschijnt doet het bestaande, hoe goed dat ook is, onbarmhartig erachter verdwijnen. Het is in zekere zin het onontkoombare lot geworden van Furtwängler, Walter, de Kleibers, Celibidache, Klemperer, Toscanini, Boult, Beecham en zoveel anderen, ja zelfs van Karajan en straks weer Abbado. Er is dat enorme muzikale graf waaruit door de labels steeds opnieuw opgravingen worden gedaan, maar waarvan actualiteit allang door de geschiedenis is ingehaald. Wat daarmee mis is, is een ander thema, maar een feit is wel dat zo'n Cluytens-uitgave alleen in haar wezen uniciteit bezit en naar de actualiteit gemeten binnen de kaders van de discografische geschiedenis alleen maar een bijrol kan vervullen. Niet omdat er artistiek er het een en ander aan valt af te dingen, maar omdat er domweg daarvoor geen hoofdrollen meer kunnen zijn. Door het overmatige aanbod is de spoeling uitermate dun geworden. Zelfs toenmalige belangwekkende premières of dito eerste verschijningen op het fenomeen lp, toen zelfs van eminent belang, hebben door de wrede tand des tijds die status verloren. Enige voorbeelden: Händels Watermusic in de orkestbewerking van Hamilton Harty, Prokofjevs Derde pianoconcert met Samson François, Chopins Tweede pianoconcert met Marguerite Long in de door André Messager georkestreerde versie, het Pianoconcert van Menotti met Youri Boukoff, Francks Variations symponiques met Aldo Ciccolini en Berlioz' L'Enfance du Christ (de tweede opname uit 1966, met onder anderen Victoria de Los Angeles en Nicolai Gedda zou Cluytens zwanenzang als 'recording artist' zijn). En wie bepaalt vandaag nog in volle overtuiging en met zekere hand dat Cluytens en François van de beide Ravel-concerten dé 'definitieve' opname maakte? Hoewel niemand zal betwisten dat ze samen met Ravels Daphnis et Chloé een van Cluytens' vele juwelen zijn in de meest absolute zin. Het zijn bovendien niet meer dan voorbeelden van Cluytens' wonderbaarlijke orkestrale kleurenpalet; of anders gezegd, hoe hij zijn orkest tot dergelijke betoverende klankkleuren wist te verleiden. Zijn grote betekenis als dirigent blijkt nog eens ten overvloede uit de solisten van wereldfaam die met hem optraden en opnamen. En zeker niet alleen in het Franse repertoire waarin hij inderdaad excelleerde.

Het glas is meer dan halfvol
Wat voor de meeste uitgaven van een dergelijke omvang geldt, is ook hier van toepassing: dat zij een afspiegeling vormen van een repertoire waarin enerzijds veel wordt gemist en anderzijds veel wordt gedoubleerd (het is al eerder aangehaald: het is het nu eenmaal een wezenskenmerk van een belangrijke transitie). Wat het eerste betreft is het merkwaardig dat Cluytens zich in de opnamestudio nauwelijks heeft bekommerd om het fenomeen vioolconcert. Er zijn zeggen en schrijven slecht twee te registreren, waarvan er zelfs een die naam niet eens heeft: Lalo's Symphonie espagnole (met Zino Francescatti, opgenomen in 1946), gevolgd door Brahms (met David Oistrakh, opgenomen in 1958). Nog merkwaardiger is dat beide uitvoeringen wat mij betreft het predicaat 'excellent' verdienen, waardoor het vrijwel uitgesloten lijkt dat Cluytens iets tegen het vioolconcert op zich heeft gekoesterd.
Jammer is ook dat Cluytens' rijke operarepertoire - met uitzondering van een groot aantal ouvertures en tussenspelen naast twee scènes uit Bondevilles Madame Bovary - noodgedwongen buiten schot moest blijven. Maar misschien wordt dit oeuvre eens nog eens net zo fraai verzameld en opgefrist (opnieuw) uitgebracht. Cluytens was immers van oktober 1947 tot september 1954 de artistiek leider van de Parijse Opéra-Comique en zeker in die hoedanigheid heeft hij het nodige aan het schellak en later het vinyl toevertrouwd. Ook in het Palais Garnier trad hij regelmatig op (in 1953 maakte hij daar zelfs een legendarisch geworden opname van Gounods Faust).

 
 

André Cluytens

Objectiviteit en schoonheid
Onverwacht en daardoor zeker verrassend waren Cluytens' opnamen met de Berliner Philharmoniker. De samenwerking begon in september 1952, toen nog in het oude Titania-Palast, waar Wilhelm Furtwängler zoveel uitvoeringen heeft gegeven en opnamen gemaakt, toen soms zelfs onder nog goed hoorbaar afweerschut. Vriend en vijand waren het er in 1952 wel over eens: Cluytens stond niet op het podium om zichzelf te etaleren, maar volkomen in dienst van de muziek, met een grote dosis objectiviteit en een door en door eerlijke benadering. Het waren deze lovende woorden in de dagbladpers die bij misschien bij sommigen een gevoel van nuchterheid heeft opgeroepen. Een gevoel dat in de op deze 65 cd's vastgelegde uitvoeringen in zekere zin ook wel wordt bevestigd, want Cluytens' kleurenscala mag dan onbetwist zijn, er is een wel erg sterke verbintenis tussen objectiviteit en schoonheid te registreren, waarbij zelfs in het midden moet worden gelaten welke van de twee uiteindelijk prevaleert, maar waar in de kern voor wezenlijke gevoelsdiepte bewust of onbewust weinig plaats lijkt te zijn ingeruimd. Een stijl ook die weliswaar ver afstaat van de kapelmeester die goed op de winkel past, maar die zo objectiverend is dat zelfs Beethoven daar in Berlijn (de eerste opgenomen cyclus van het Berlijnse orkest) niet kon (mocht?) uitgroeien boven het aureool van 'slechts' de grote symfonicus. Dat het belang van de speeltechniek en het daaruit voortvloeiende kleurengamma boven de diepere betekenis van de noten en daarmee de gehele partituur werd gesteld. Cluytens legde de klemtonen met een zekere distantie, onverschillig welk orkest hij dirigeerde. Alleen als het de Franse muziek betreft (en dan doel ik op met name die van Debussy en Ravel) worden de kleurenwaaiers tot in de finesse opengevouwen maar mag ook de expressie zich ontvouwen, maar dus aanmerkelijk meer is dan alleen speeltechniek in het licht van de interpretatie. Misschien kan de muzikale erfenis van deze sterdirigent van het toenmalige Pathé-Marconi conglomeraat het beste worden samengevat door twee kernbegrippen: Latijnse helderheid en Franse souplesse. Ik herken daarin iets van een andere tijdgenoot van Cluytens, de Italiaanse dirigent Guido Cantelli (1920-1956), die helaas vroeg aan zijn einde kwam door een fataal vliegtuigongeluk.

André Cluytens in 1964 (foto Jean Mainbourg)

Beschamend slot
Het einde van Cluytens' loopbaan als 'recording artist' kreeg in 1964 een nare bijsmaak toen zijn contract afliep en de EMI-bazen in Londen (het Franse Pathé-Marconi maakte daarvan deel uit) geen interesse toonden in een verlenging. Dit tot ontsteltenis van de Franse tak, die alles in het werk had gesteld om juist dit te voorkomen. Ondanks Cluytens' bescheiden eisen en de veelbelovende opnameprojecten die hij voorlegde wilde men er - beschamend genoeg - in Londen echter niet aan. Het zou het einde inluiden van Cluytens' studiocarrière. Al geruime tijd ernstig ziek stierf Cluytens drie jaar later, in juni 1967, kort voor zijn geplande eerste optreden in de Metropolitan Opera in New York.

__________________
Naschrift: de opnamen staan inmiddels ook op Spotify, verdeeld over twee uitgaven (mono en stereo).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links