CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2025 |
Het is slechts een geitenpaadje: van Chopins Études op. 10 en 25 naar Chopins Complete Études. Op de meeste albums ontbreken ze echter, de laatste drie van de in totaal 27 ‘leerstukken' die de componist het licht deed zien. De eerste set van twaalf études (op. 10) verscheen in 1833 in druk, de tweede met de daarop volgende twaalf (op. 25) in 1837. De laatste drie, Trois nouvelles Études, componeerde Chopin in 1839 speciaal voor de pianomethode van Ignaz Moscheles en François-Joseph Fétis: de Méthode des méthodes de Piano. Ze zijn technisch minder lastig dan de voorgaande études, maar daardoor niet minder fascinerend en vooral culminerend in expressieve subtiliteit en technische verfijning. Uit de op haar website gepubliceerde ‘doopceel' van de in het Russische Jekaterinenburg geboren Anastastia Zorina valt onder meer op te maken dat ze reeds als kind en adolescent belangrijke prijzen won, waaronder ook in ons land (Internationaal Pianoconcours in Enschede in 2006). In haar spel verenigt ze meerdere pianistische tradities zoals die zijn verankerd in de verschillende pianoscholen (Russisch, Duits, Frans). In München studeerde ze bij de Franse pianiste Claude-France Journes (eens zelf leerlinge van Jacques Février) en de Duitse pianist Gerhard Oppitz (in de traditie van Hugo Steurer en Wilhelm Kempff). De Russische leerschool kwam om de hoek kijken bij docenten als Milana Tsjerniavska en Oxana Jablonskaja. Masterclasses waren er uiteraard ook, bij Robert Levin, Karl-Heinz Kämmerling (eens de belangrijkste docent van de Duitse pianist Lars Vogt), Philippe Entremont, András Schiff, Anne Queffelec, Klaus Hellwig, Andrea Bonatta, Dominique Merlet, Arnulf von Arnim en Peter Lang. Ook als docente heeft Zorina haar sporen bepaald wel verdiend: menige leerling bracht het zelf tot prijswinnaar. Daarnaast investeert zij veel in talentontwikkeling en maakt ze sinds maart vorig jaar deel uit van het managementteam van de Bantiger-muziekschool in het Zwitserse Bolligen. Psychologie behoort tot een van haar hobby's. Ze zal daarin ongetwijfeld ook de vele raakvlakken met de muziek hebben herkend (‘Gestaltmusiktherapie'). De discografie puilt uit met opnamen van Chopins op. 10 en 25, met daaronder alleen al een groot aantal opnamen dat varieert van zeer goed tot uitmuntend. De keus is dus enorm, vanaf de vroegste sporen (Cortot, Backhaus) tot de meest excellente hedendaagse vertolkers. Waarbij we overigens niet uit het oog mogen verliezen (het oor heeft er in veel gevallen allang afstand van genomen) dat grote namen van weleer de huidige generatie liefhebbers niet of nauwelijks nog hoeft aan te spreken. Ik noem in dit verband en in willekeurige volgorde slechts Perlemutter, Magaloff, Anda, Wild, Vásáry, Harasiewicz, Gavrilov, François, Cziffra, Duchable, Arrau of Varsi. Wellicht vraagt een nieuwe generatie om een nieuw soort interpreet? Al zal een diepzinniger vertolker dan Youri Egorov nauwelijks te vinden zijn... Chopin-specialist Arthur Rubinstein heeft merkwaardig genoeg de Études nooit opgenomen en zelfs de 'grande dame de piano' Martha Argerich heeft zich er niet aan willen wagen, maar Maurizio Pollini wel, meer dan eens zelfs. Diepzinnig? We weten allemaal wel dat dit geen eenvoudige oefenstukjes zijn die buiten pianistisch verband slechts weinig om het lijf hebben. Zoals álle miniaturen van Chopin vormen ze een wereld op zichzelf waarin veel meer wordt geëxploiteerd dan wat op de piano technisch (en harmonisch) mogelijk was. Zorina's Chopin-spel past (inderdaad) in een rijke traditie waarin smaakvolle rubati en accelerandi geen enkele afbreuk doen aan de natuurlijke melodische en harmonische retorica die aan deze pianistische magie ten grondslag ligt (en waarin geraffineerd pedaalgebruik eveneens een belangrijke rol vervult). De structurele aspecten worden niet verwaarloosd, frasering, ritmiek en dynamiek zijn ingebed in exquise verhaallijnen waarin intuïtie en intellect op sublieme wijze samenspannen. Vandaar ook dat iedere opgelegde virtuositeit ontbreekt en dichterlijkheid een even prominente rol speelt als genuanceerde grilligheid. Ook het door haar geëtaleerde kleurenspectrum maakt duidelijk dat sfeertekening en daarmee verbeelding een wezenlijk onderdeel uitmaakt van haar pianistisch vocabulaire. Andreas Ziegler zorgde voor een gelijkgestemde opname die de klank van de Steinway D in een zowel helder als sonoor licht plaatst. De pianiste tekende tevens voor de lezenswaardige toelichting. Eigenaardig is wel dat in het colofon de naam van de pianotechnicus niet wordt vermeld. In het boekje staat het zo: Tuning (Steinway D): die klavierstimmer. Pardon? index |
|