CD-recensie
© Aart van der Wal, januari 2023 |
Ik schreef het al eerder: Sony Music draagt ons geen warm hart toe met als gevolg dat we geen recensie-exemplaren krijgen toegestuurd. Een groot gemis is dat niet omdat Sony door de bank genomen - het is overigens de makke van de meeste grote labels: niche-repertoire is aan hen niet besteed - niet zoveel interessants in de verschillende genres te bieden heeft. Voor de recensent blijft er dan niet veel anders over dan een bepaald album zelf maar aan te schaffen of zich te behelpen met streaming (waarbij Qobuz overigens naast het enorm toegenomen aantal releases de beste audiokwaliteit levert en bovendien het cd-boekje in pdf beschikbaar stelt: Spotify wacht een inhaalrace). De pianist Ivo Pogorelich (Belgrado, 1958) is me, sinds hij niet verder kwam dan de derde ronde van het fameuze Chopin Pianoconcours in Warschau (1980), blijven intrigeren. Al zal het ermee te maken hebben gehad dat niemand minder dan Martha Argerich, die toen in jury zat, daarover ontzettend boos was en het eerste de beste vliegtuig naar huis terugnam. Voor haar was Pogorelich een waar genie, een mening die door de overige juryleden - en daaronder evenmin de minsten - helaas niet werd gedeeld. Het gevolg laat zich raden: veel publicitair gedoe, veel pro's en contra's in de media, maar uiteindelijk ook twee troostprijzen: een bijzondere onderscheiding voor zijn 'uitermate oorspronkelijke vertolkingen' (wat ook zo was, met inbegrip van alle nadelen vandien!) en vrijwel direct na het debacle een heus contract bij Deutsche Grammophon. Zijn ster reeds bliksemsnel, mede dankzij DG's uitgekiende marketingstrategie, maar toch ook een bevestiging van dat uitzonderlijke talent (dat had Argerich wel degelijk goed getaxeerd), met als hecht fundament een intensief studietraject dat er wezen mocht. Bovendien had hij al eerder een aantal belangrijke prijzen gewonnen en leek Warschau - hoewel de lat er traditioneel hoog lag - eerder uitzondering dan regel. Pogorelich was bepaald niet de enige musicus wiens publieke invloed mede werd bepaald door zijn charismatische optredens. In die zin was er in dit opzicht wellicht een parallel met Franz Liszt (menige tijdgenoot heeft erover bericht) te vinden, maar wie zich beperkt zag tot alleen maar luisteren kon eigenlijk tot geen andere conclusie komen dan dat Pogorelich er nogal eigenaardige maniertjes op nahield met in zijn vertolkingen het aura van onmiskenbare eigenzinnigheid. Sommige critici gingen zelfs nog een stap verder en hoorden een eerder een charlatan dan een integere musicus. Bij Pogorelich ging werkelijk alles op de schop: tempo, frasering, articulatie, ritmiek, balans tussen linker- en rechterhand, enz. Pogorelich trad de agogiek met voeten (handen). Wat niet wegnam dat zijn eerste opname voor het 'gele label', toen uiteraard nog op lp uitgebracht, met honderdduizenden over de toonbank gingen. Aureool en publiciteit: het werkte als een goed geoliede trein, zowel voor de pianist als voor de platenmaatschappij. Waarom viel dit spel bij het publiek zo in de smaak? Ik vermoed dat het antwoord ligt in het drama dat Pogorelich ongegeneerd aan de oorspronkelijke muziek wist te toe te voegen. Door er - in zijn optiek maar ook in die van het publiek - er méér van te maken dan er inhoudelijk inzat. Dat de muziek er juist daardoor minder door werd zal die honderdduizenden liefhebbers geen fluit hebben geïnteresseerd. Het werd danig door elkaar gehaald: Pogorelich' oorspronkelijkheid en eigengereidheid. Pogorelich, enfant terrible avant la lettre, de pianist waarvan Deutsche Grammophon vanaf het begin van de jaren tachtig tot medio jaren negentig in totaal veertien albums uitbracht, waarna in 2019 Sony Classical het stokje overnam. Zijn discografie kunt u - het spreekt voor zich - op het internet vinden. Dan nu dit Chopin-recital. Er huizen maar liefst zo'n vier decennia tussen het Warschau-evenement en deze Chopin-opname, maar ik vermoed dat als er een gewetensvolle jury nu naar zou luisteren, het oordeel vrijwel hetzelfde zou zijn als toen. Want ondanks het klimmen der jaren heeft de oude(re) vos Pogorelich zijn streken behouden, het kleed van eigenzinnigheid bepaald niet afgelegd. Ook dit recital wordt beheerst door die typische kenmerken van Pogorelich' vertolkingskunst, zoals dat zijn de onnodige uitgesponnen tempi, de te pas en te onpas opduikende accenten, de stroperige fraseringen en - ter verhoging van het dramatisch effect - de expressieve nadruk op de linkerhandpartij. Maar er is bovendien een geheel nieuwe dimensie bijgekomen: die van de herhaaldelijk optredende slordigheden en groezeligheden - en dan met name in de Fantasie en de Pianosonate - die wijzen op afnemende techniek. Wat er ooit was is gebleven, wat er nooit is geweest is er aldus bij gekomen. Met als de moraal van dit verhaal: dat nieuwsgierigheid vaak niet wordt beloond... Maar er is wat dit album betreft nog een pechduiveltje in het spel: de door Thomas Lang gemaakte. matige opname. Terwijl onder de verantwoordelijkheid van producer Avo Kouyoumdjian blijkbaar meerdere re-takes erbij zijn ingeschoten. Wel is een compliment op zijn plaats voor de pianotechnicus, August Faulend-Heferer, die voor een volmaakt geïntoneerde en gestemde Steinway heeft gezorgd. index |
|