CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2022

Evgeny Kissin - The Salzburg Recital

Klik hier voor de inhoudsopgave

Evgeny Kissin (piano)
DG 4862990 • 99' • (2 cd's)
Live-opname: 13-14 aug. 2021, Grosses Festspielhaus, Salzburg

   

Wie Kissins Beethoven-recital op 24 juli 2019 in het Zwitserse Verbier heeft meebeleefd, weet als geen ander waartoe deze pianist op zijn beste momenten in staat is: tot fenomenaal interpreteren. Of anders gezegd: dat hij de indruk schept dat het zo moet en niet anders (wat op de keper beschouwd natuurlijk onzin is). Deutsche Grammophon maakte er een opname van en Arte zorgde voor een passende beeld- en geluidsregistratie (terug te vinden op YouTube).

Kissin in Verbier op zijn best dus (het festival bleek al eerder een belangrijke inspiratiebron voor deze van oorsprong Russische en later tot Brit genationaliseerde pianist), een klankfeest (en feitelijk meer dan dat) dat zich twee jaar later, in Salzburg op 13 en 14 augustus in het ‘Grosse Festspielhaus', uiteraard in het kader van de Salzburger Festspiele, nu echter met een geheel ander, qua samenstelling nog aanmerkelijk uitdagender programma

Evgeny Kissin tijdens het recital in Salzburg

Wat zijn studio-opnamen betreft raakte ik er menigmaal niet van onder de indruk, wat wellicht mede wordt verklaard door wat hij zelf in het cd-boekje opmerkt: dat hij meer geïnspireerd raakt met dan zonder publiek. Zo'n uitspraak moet je als musicus wel durven doen, want het is in zekere zin wel antireclame ten aanzien van de eigen prestaties: enerzijds wel positief (concertpodium), maar anderzijds weer niet (studio). Al vermoed ik dat het laatste de Kissin-adept door dik en dun niet echt zal raken.

Kissin is natuurlijk allang wonderkind af. Hij is 50, heeft door de jaren heen aan artistieke rijpheid gewonnen en zijn spel kan het zonder ‘maniertjes' stellen (wat bijvoorbeeld Ivo Pogorelich niet is gelukt: eens enfant terrible, altijd enfant terrible). Hoe diep Kissin werkelijk kan gaan blijkt wel uit het tweede en tevens slotdeel van Beethovens op. 111 tijdens dat reeds genoemde Verbier-festival van 1991. Alleen al die laatste tien minuten moeten voor het publiek een ongekend panorama van filosofie-in-klank hebben geopenbaard, terwijl op het door hem opgeworpen notenbeeld werkelijk niets viel af te dingen. Het tijd geven en tijd nemen tot ware kunst verheven.
Zoals Kissin ook heeft ‘geleerd' om in een Haydn-sonate zonder opsmuk tot de kern door te dringen, daarbij geholpen door de feilloze techniek als volmaakte drager van een van begin tot eind boeiend betoog. Techniek overigens geheel en al ten dienste van de muziek: Kissin heeft duidelijk die weg gevonden.

Het publiek voor Kissin (mede) als inspiratiebron. Het wordt in het boekje aangehaald: dit is precies het tegenovergestelde van wat Glenn Gould in 1964 bewoog: hij moesty wég van het concertpodium, met alleen nog de opnamestudio als (zelfgekozen) domein. De reden: het in zijn ogen bloeddorstige publiek, de sadistische concertgangers die er alleen maar op uit waren om hem fouten te horen maken. Het gaf voedsel aan Goulds overtuiging dat binnen een eeuw live-concerten tot het verleden zouden behoren, overbodig waren geworden, omdat men alleen nog maar geïnteresseerd zou zijn in de ‘perfecte' opname.

We zijn inmiddels bijna 60 jaar verder en het lijkt er vooralsnog niet op dat de studio het heeft gewonnen van het concertpodium, al mag wel worden opgemerkt dat het concertbezoek wereldwijd duidelijk tanende is. De (mogelijke) oorzaken hiervan uit de doeken te doen past niet in deze recensie, maar een treurige vaststelling is het wel. Zoals het een vaststaand feit is dat concertbezoekers juist door de opkomst van de digitale bewerkingstechnieken vanaf de tweede helft van de jaren zeventig door de muziekbeleving thuis dusdanig verwend zijn geraakt dat ze hun verwachtingen van de musicus op het podium daaraan – veelal onbewust - hebben aangepast.

Gould mag dan de technische perfectie hebben nagestreefd én bereikt (zijn opnamen bewijzen het), in muzikaal opzicht is dat – gelukkig! – niet het geval. Maar afgezien daarvan: maken imperfecties een concertoptreden of zelfs een studio-opname minder aantrekkelijk? Wat dat laatste betreft: ik zou graag de vertolkingen van een Artur Schnabel (Beethoven, Schubert) of Alfred Cortot (Chopin) willen missen; en hopelijk denken veel muziekliefhebbers er zo over. Techniek is belangrijk, maar er is er heel wat meer tussen de muzikale hemel en aarde.

Dat ‘heel wat meer' laat zich niet adequaat omschrijven; en dat is maar goed ook, want muziek is immers vooral emotie (of behoort dat te zijn). Bijvoorbeeld, Kissins vertolking van Bergs Pianosonate is groots, maar in mijn perceptie is die van Marc-André Hamelin (te beluisteren op YouTube) nóg grootser, al dateert die van bijna tien jaar geleden (Moskou, april, 2013). Tijd zegt wat dit betreft dus niks. Het spel van Hamelin kent zoveel ongekende nuances dat alleen al daardoor het stuk in een ander neoklassiek licht wordt gezet. Bovendien weet Hamelin nog meer te maken van Bergs uitstulpende, onrustige chromatiek, de zich ver van de tonica (b-klein) bewegende modulaties en toonladderfiguren (ze openen de weg naar de latere atonaliteit). Terwijl Kissin in dit werk wel degelijk fenomenaal is. Het kan dus.

Het recital staat niet specifiek in haar teken, maar het zal zeker hebben meegespeeld: het overlijden op 27 juli 2021 van Kissins vroegere en enige pianodocente Anna Pavlovna Kantor (98). Ze was voor Kissin zelfs beduidend meer dan dat: een luisterend oor buiten de muziek en de zeer warme vriendschap die hem maar ook zijn familie met haar verbond. Die band bleek zo sterk dat ze zo'n dertig jaar geleden zelfs bij de familie Kissin introk. Geen wonder dus dat hij dit album aan haar opdroeg.

Ik kan er niet omheen: dit is in mijn beleving wel een contrastrijk, maar niet echt evenwichtig samengesteld programma geworden (een facet dat door een overmaat aan toegiften van allerlei snit vaak ook in de hand wordt gewerkt). Edoch, de programmatische indeling moet los worden gezien van de puur muzikale inhoud ervan en die staat onder Kissins handen (en voeten, want zijn pedaalgebruik is op zijn zachtst gezegd exquis) werkelijk als een huis. Hij beweegt zich als een ware muzikale kameleon door dit zowel veelzijdige als veeleisende repertoire en doet dat met een bijna speels gemak, alsof iedere technische hindernis (en dat zijn er vele) voor hem niet bestaat. Tekenend is ook dat het kameleontische zich meesterlijk verhoudt tot het inhoudelijk-idiomatische, want zijn Chopin is net zo van een gewelfde schoonheid als zijn Gershwin of Khrennikov dat is. Dat hij zich – en niet voor het eerst – tevens als componist presenteert zegt ook iets over zijn creatieve vermogens op dit nogal aparte vlak (al beweer ik zeker niet dan zijn Dodecaphonic Tango een meesterwerk is, al is het miniatuurwel alleraardigst vormgegeven).

Over de live-opname niets dan goeds: de Steinway D is met al zijn transparantie en sonoriteit door Caroline Siegers en Peter Hecker voortreffelijk vastgelegd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links