CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2012

 

Buxtehude - Opera Omnia XVI

Vocale werken - deel 6

Membra Jesu nostri BuxWV 75

Siri Karoline Thornhill (sopraan I), Dorothee Wohlgemuth (sopraan II), Patrick van Goethem (altus), Jörg Dürmüller (tenor), Klaus Mertens (bas), Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
o.l.v. Ton Koopman (orgel)

Challenge Classics CC72255 • 56' •

Opname: juni 2011, Singelkerk, Amsterdam

www.challenge.nl


 
  Dieterich Buxtehude (ca. 1637-1707)

Membra Jesu nostri combineert bijbelcitaten met middeleeuwse teksten waarin het gaat om de pijn en het lijden van Jezus' kruisiging. Elk van de zeven meditaties richt zich op een ander deel van Christus' lichaam. De stemming is berustend en contemplatief, hier blijkt niets van de worsteling zoals die blijkt uit latere passiemuzieken. De sfeer is eerder kenmerkend voor de heldere emotionele intensiteit die is terug te vinden in de lutherse koralen uit die tijd.

Maar tegelijkertijd verraadt Buxtehudes vocale stijl duidelijke invloeden van de expressieve kracht die de Venetiaanse muziek bezat en die wordt gekenmerkt door treffende dissonanten en pakkende tekstverwerking. Het mooiste moment is misschien wel het begin van de derde cantate Ad manus wanneer na een sombere instrumentale inleiding twee sopranen een heel tere frase verstrengelen die eenstemmig door de andere stemmen wordt herhaald voordat diezelfde frase nogmaals klinkt in twee lagere stemmen.

 

Het stuk werd door Buxtehude gekopieerd in de zogenaamde (Duitse) tabulatuurnotatie, waarbij alle noten met letters en bijbehorende ritmesymbolen werden uitgeschreven (zie afbeelding rechts, uit het cd-boekje).

Niet liturgisch
De tekst bestaat uit zeven meditaties over het lichaam van Jezus aan het kruis, en dan in het bijzonder Zijn voeten (pedes), knieën (genua), handen (manus), zijde (latus), borst (pectus), hart (cor) en gelaat (faciem) en verloopt in de middeleeuwse cyclus van de passiehymne Salve mundi salutare, die deels is gestoeld op het dichtwerk van Arnulf von Löwen (ca. 1200-1250). De dichtregels zouden zo'n vierhonderd jaar later de basis vormen voor de in het protestantse Duitsland van die dagen populaire Rhytmica oratio sancti Bernardi, een tekst die in het door vroomheid en mystiek gekenmerkte religieuze klimaat volop in de belangstelling stond en onderwerp was van talloze versies en vertalingen. Ook Gerhardts 'O Haupt voll Blut und Wunden', dat we zo goed van Bachs Matthäus-Passion kennen, is erop geënt.

Zoals Bach religieuze gedreven poëzie met bijbelteksten verbond, zo voegde Buxtehude in Membra Jesu nostri aan het middeleeuwse dichtwerk bijbelteksten als motto toe. De bijbeltekst is concertant (tutti) gecomponeerd, terwijl iedere overdenking bovendien bestaat uit drie vocale aria's, die ieder een strofe bevatten uit elk van de zeven hymneteksten, ieder afgewisseld door een ritornello of instrumentaal tussenspel (intermezzo). Aldus ontstond een afwisselend geheel van zeven cantates bij een klein gehouden ensemble (twee sopranen, alt, tenor, bas, twee violen en continuo, met een geringe variatie in de bezetting wanneer de tekst erom vroeg).
Alleen de vijfde cantate (Ad pectus) is niet gestoeld op spreuken uit het Oude Testament, maar op een fragment uit de Eerste Brief van Petrus, waarin wordt verwezen naar de pasgeborenen die naar goede melk smachten, als metafoor voor de hunkering naar goddelijke geborgenheid. Zodoende wordt de borst niet alleen als lichaamsdeel van Christus opgevat, maar ook als voedende, vrouwelijke borst en als zinnebeeld van Gods liefde. Voor het overige zijn de gekozen teksten afkomstig uit Latijnse passiepoëzie, waarin wordt gemediteerd over de verschillende lichaamsdelen van de gekruisigde Christus: Ad pedes, de voeten; Ad genue, de knieën; Ad manus, de handen; Ad latus, de zij; Ad pectus, de borst; Ad cor, het hart en Ad faciem, het gelaat.

Sinds Ton Koopman in 2005 met het gigantische Buxtehude-project begon is deze Membra Jesu nostri inmiddels de zestiende aflevering. en naar mijn gevoel helaas niet de meest succesvolle. Ondanks 'Koopmans patent' op een sprankelende, soms zelfs flitsende en altijd muzikanteske aanpak, is het koor hier toch duidelijk niet op zijn best: de intonatie en dictie laat te wensen over, terwijl sommige inzetten niet scherp genoeg zijn aangezet met een waas van matheid tot gevolg. Dorothee Wohlgemuth heb ik ook beter gehoord in deze serie. Dat geldt ook voor de harmonische samenhang in 'Ecce tibi appropinquo' voor sopraan, alt en bas. Liever dus De Nederlandse Bachvereniging onder Jos van Veldhoven (klik hier). Wat overigens niet wegneemt dat Ton Koopman in de uitwerking van zijn continuopartij en het uitzetten van de instrumentale lijnen toch een klasse apart blijft.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links