CD-recensie

 

© Aart van der Wal, april 2025

Brunetti: Strijkkwartetten nr. 1-6 op. 3

Concerto 1700: Daniel Pinteño, Fumiko Morie, Isabel Juaréz, Ester Domingo
Concerto 1700 170008 • 65' •
Opname: sept. 2024, Guadarrama, Madrid

 

Het veelgeprezen Spaanse ensemble Concerto 1700 viert dit jaar zijn tienjarig bestaan onder de bezielende leiding van de violist Daniel Pinteño, die graag op ontdekkingstocht gaat op zoek naar nog ‘sluimerende' juweeltjes; niet alleen in Spanje maar ook buiten de eigen landsgrenzen. Centraal staat de (her)ontdekking en het speelklaar maken van de Spaanse muziek, zoals dat al eerder gold voor het hier besproken album met Divertimenti van de Italiaanse componist Gaetano Brunetti (1744-1798), dat nu dus een vervolg krijgt met de zes Strijkkwartetten op. 3. Pinteño gelóóft in de achttiende-eeuwse Spaanse muziek en bekrachtigt dit op zowel het concertpodium als in de studio.

Gaetano Brunetti verhuisde met zijn ouders tussen 1758 en 1759 van het Italiaanse Fano naar Madrid, waar hij zich, zo jong als hij was, al spoedig een plaats wist te veroveren in de wereld van de Spaanse muziek. In 1760, hij was toen pas zestien, deed hij al mee aan een competitie voor een positie als violist in de Koninklijke Kapel, om in 1762 als violist toe te treden tot het orkest van het Madrileense Teatro de la Cruz.

Brunetti componeerde de op deze cd vastgelegde zes strijkkwartetten op. 3 in de herfst van 1774 tijdens zijn verblijf in San Lorenzo de El Escorial, gelegen in de autonome regio Madrid, zo'n 45 km ten noordwesten van Madrid, aan de zuidoostelijke kant van de Sierra de Guadarrama, aan de voet van de berg Abantos, een ideaal gebied voor natuurverkenners.

De componist maakte deel uit van het gevolg van de kroonprins van Asturië, de latere koning Karel IV, tevens de opvolger van zijn vader, Karel III, aan wiens hof hij als kapelmeester verbonden was. Uit dien hoofde moest Brunetti niet alleen muziek componeren ter verstrooiing van het hoofse gezelschap, maar ook het repertoire voor die vele verwende oren selecteren en samenstellen, waaronder ook de vele muzikale noviteiten uit metropolen als Parijs en Wenen, die vervolgens dan verder in Spanje werden verspreid.

Brunetti deed wat betreft het aantal gecomponeerde strijkkwartetten nauwelijks onder voor Joseph Haydn: zestig (tien series van ieder zes kwartetten) versus achtenzestig. Daarvan werden er volgens de toelichting in het tekstboekje vijftig overgeleverd; wat evenwel niet helemáál klopt, want van de laatste reeks gingen er – volgens diezelfde toelichting – nog enige kwartetten verloren.

Geen van Brunetti's werken werd tijdens zijn leven gepubliceerd, want in tegenstelling tot Boccherini was Brunetti niet bij machte of bereid om te profiteren van de mogelijkheden die de muziekmarkt bood. Zijn kwartetten waren daarom alleen bekend in de (beperkte) hof- en adellijke kringen. Daarom ook zijn ze alleen in manuscriptvorm overgeleverd, wat mede tot gevolg had dat ze tot voor kort voor uitvoerende musici niet beschikbaar waren.

Wat gebeurde er met de manuscripten na Brunetti's dood? Het heeft er alle schijn van dat ze door zijn erfgenamen werden verkocht. Ze zijn - wonder boven wonder - echter niet voor het publieke domein verloren gegaan, maar verspreid geraakt over bibliotheken in Parijs, Londen en Washington DC. Opmerkelijk genoeg zijn er nog enige handgeschreven partituren en een set partijen, die in Frankrijk in het midden van de negentiende eeuw werd gekopieerd, bewaard gebleven.

Naast de kwartetten richtte Brunetti zich ook op het strijkkwintet (met twee altviolen), waarvan hij vanaf 1792 in slechts vier jaar maar liefst negen reeksen componeerde. Zijn belangstelling voor het genre moet overigens niet worden toegeschreven aan alleen maar inspiratie of vraag vanuit de markt, maar eerder aan de interesses van zijn beschermheer, de prins van Asturië.

Uit administratieve documenten van het hof van de prins blijkt dat er vanaf 1773 talrijke strijkkwartetten uit andere bronnen dan die van Brunetti werden aangekocht of gekopieerd. Zo arriveerden in juli 1773 vierentwintig kwartetten uit Napels, hoewel over de auteurs daarvan niets bekend is. In september 1773 werden er van Brunetti wel zes kwartetten gekopieerd (mogelijk diens eerste reeks, die nu verloren is gegaan); en in november 1773 arriveerden er 'enige muziekkwartetten van Ayden' (bedoeld wordt ongetwijfeld Haydn) uit Parijs, waarschijnlijk zijn op. 9 (1769-71). In 1775 kopieerde Francisco Mencia, een van de muziekkopiisten van de prins, twee reeksen Haydn-kwartetten (waarschijnlijk op. 17 en op. 20), naast zes kwartetten van Brunetti (mogelijk diens op. 4). De waardering van de prins voor het kwartetgenre was zo algemeen bekend dat, toen componist Giuseppe Ponzo in 1774 opdook, hij de prins enkele kwartetten presenteerde, met als vorstelijk blijk van dank een zeer genereuze beloning.

In 1774 componeerde Brunetti twee reeksen kwartetten: op. 2 en 3. De handgeschreven partituren van deze twaalf kwartetten worden bewaard in de Franse Nationale Bibliotheek onder het catalogusnummer Ms. 1635.

Volgens de eerste pagina van het boek werden de kwartetten op. 2 gecomponeerd in San Ildefonso, terwijl op. 3 werd geschreven in San Lorenzo. Deze aanduidingen maken het mogelijk om deze kwartetten nauwkeuriger te dateren: het hof van Karel III verbleef in de zomermaanden, van juli tot september, om de hitte vermijden op het koninklijk landgoed La Granja de San Ildefonso, om dan begin oktober te verhuizen naar het koninklijk landgoed San Lorenzo de El Escorial, waar de koning vooral genoot van de jacht. Hetgeen tevens tot de conclusie leidt dat de kwartetten op. 2 in de zomer en op. 3 in de herfst van 1774 ontstonden.

Tot voor kort waren er nauwelijks verwijzingen naar de oorsprong van het strijkkwartet in Spanje in de muziekliteratuur te vinden. Dat was vooral te wijten aan een gebrek aan kennis over feiten en bronnen. Hetgeen mogelijk ook verklaart waarom Leo Samama in zijn boek Het Strijkkwartet aan die Spaanse kwartetcultuur geen enkele aandacht schonk. Inmiddels weten we echter dat het genre toen populair was bij amateurmuzikanten, zoals blijkt uit de vele advertenties zoals die vanaf het begin van de jaren 1770 in de Spaanse kranten verschenen; de meest voor de hand liggende manier om nieuwe strijkkwartetten onder de aandacht van een groter publiek te brengen (en waarvan Brunetti dus geen gebruik heeft gemaakt).

Daarnaast is er een opmerkelijke verzameling kwartetten ontdekt die de nog steeds bestaande misvattingen over deze periode weerlegt. Naast de talrijke kwartetten van Boccherini en Brunetti zijn er kwartetten van Juan Pedro Almeida Mota, Manuel Canales, Enrique Ataide y Portugal, José Teixidor en José Maria Reynoso bewaard gebleven. Dan nog niet gerekend de losstaande kwartetten van diverse andere componisten. Ondanks dit bewijs dat er in Spanje actief kwartetten werden gecomponeerd, moeten muziekliefhebbers nog steeds diepgewortelde vooroordelen overwinnen.

Een van die vooroordelen is het nationalisme dat componisten zoals Boccherini en Brunetti vaak uitsluit van de Spaanse muziekgeschiedenis, terwijl hun carrières juist plaatsvonden binnen vooraanstaande Spaanse instituties. Boendien hebben zij het kwartetgenre in Spanje intensief en langdurig weten te cultiveren. Boccherini was bovendien een van de sleutelfiguren in de opkomst en integratie van het strijkkwartet in heel Europa.

Een tweede vooroordeel geldt de centrale rol van het Weense kwartet in de klassieke canon. Volgens de gangbare opvatting heeft het 'echte' strijkkwartet, zoals belichaamd in bijvoorbeeld Haydns op. 33 en Mozarts Haydn-kwartetten, kenmerken die het tot de absolute top van de kamermuziek maken. Met daaraan verbonden vier contrasterende en onderling verbonden delen, sterke nadruk op de sonatevorm, zorgvuldige motiefbewerking en een gelijke, onafhankelijke rol voor alle vier instrumenten. Dit model werd lange tijd als maatstaf gebruikt voor de evaluatie van strijkkwartetten uit de tweede helft van de 18de eeuw.

Kwartetten met slechts twee of drie delen die de nadruk leggen op melodische charme of met pakkende melodieën ter afwisseling, die klankkleur, dynamiek en textuur benadrukken, of die proberen te imponeren door virtuositeit, worden vaak gezien als onrijp of onvolmaakt. Boccherini, Brunetti en andere componisten die in Spanje werkten, kozen er echter bewust voor om af te wijken van dit gangbare model, zonder dat hun werk daardoor minder waardevol is.

Brunetti's oeuvre is belangrijk genoeg om zelfs zo'n tweehonderdvijftig jaar later aandacht aan te besteden. Niet alleen om de muzikale kwaliteit ervan, maar ook vanuit historisch belang. Dat Mozart in zijn kwartetten menigmaal veel dieper wist te peilen (zoals in het Dissonantenkwartet KV 465) dan Brunetti (en zelfs Haydn) doet daaraan niet af.

In de uitvoering door Concerto 1700, spelend op authentieke instrumenten, van Brunetti's zes kwartetten op. 3 (ze zijn alle slechts tweedelig) domineert souplesse naast kernachtigheid en spontaniteit. De directe aanpak past bij deze muziek, dynamiek en accentuering zijn niet overdreven maar zorgen wel voor het nodige contrast. Het technisch raffinement is even magnifiek als stemvoering en balans dat zijn. De goed gekozen tempi passen al even volmaakt bij Brunetti's expressieve raamwerk. Het spel is verfijnd, puntig en homogeen, maar ook rijk geschakeerd en vervuld van spiritueel getinte inventiviteit. De opname laat evenmin iets te wensen over.

______________
Met dank aan Raúl Angulo, die mij in dit voor mij tot dan onbekende repertoire goed op weg heeft geholpen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links