CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2012

 

 

Earle Brown, A Life in Music,
Contemporary Sound Series

Earle Brown - A Life in Music - Volume 1
Earle Brown - A Life in Music - Volume 2
Earle Brown - A Life in Music - Volume 3
Earle Brown - A Life in Music - Volume 4
Earle Brown - A Life in Music - Volume 5
Earle Brown - A Life in Music - Volume 6
Importeur: www.econa.nl

Klik hier voor een volledig overzicht

Wergo WER 6928 2 (deel 1); WER 6931 2 (deel 2); WER 6934 2 (deel 3); WER 6937 2 (deel 4); WER 6940 2 (deel 5); WER 6943 2 (deel 6)
Ieder deel bestaat uit 3 cd's

Earle Brown Music Foundation


Ik kon mijn ogen niet geloven toen ik de aankondiging van het Wergo-label las: Earle Brown's 'Contemporary Sound Series' op cd! De Amerikaanse componist Earle Brown (1926-2002), die tussen 1961 en 1973 maar liefst achttien lp-albums had geproduceerd met experimentele muziek van hem en van zijn tijdgenoten. Echt nieuwe muziek dus, met duidelijk revolutionaire trekjes, die niet of nauwelijks eerder gehoord was. Klanken ook die echte verandering brachten in het bestaande, door tradities gedomineerde muziekleven. De nieuwe, experimentele muziek die het moest opnemen tegen vooringenomenheid en de notie dat het nieuwe niet paste in de geldende opvattingen over muziek. In dat vastgeroeste vacuüm klonken zoiets 'vreemds' als de muziek van Stockhausen, Cage, Boulez, Scelsi, Berio, Messiaen en uiteraard Brown zelf.

 
Earle Brown (1926-2002)  

Atonale klanken
De albums bevatten overwegend atonale muziek. Dat is althans het begrip dat zo is ingeburgerd dat niemand er nog een andere betekenis aan wil toedichten. Schönberg en Berg hadden er een bloedhekel aan, want letterlijk genomen impliceert dat muziek zonder tonen. Theodor W. Adorno (Quasi una fantasia, Suhrkamp, 1963; Engelse vertaling, Verso 1998) ) zei er het volgende over:

To speak of atonal music is still to express something more than the affirmative and dogmatic belief that the rows are the source of a new feeling of security whose dubious nature has meanwhile become all to evident in philosophy. Much recent music, especially the music of John Cage, could undoubtedly be called atonal rather than dodecafonic (op dit punt vergiste Adorno zich: Cage schreef na 1950 niet meer tonaal, maar hij baseerde zich op de aleatoriek, de toevalsmuziek die nu juist geboren werd uit zijn verzet tegen de door Schönberg geïntroduceerde strenge reeksentechniek de nieuwe, toen nog experimentele manier van componeren die ook Earle Brown zich eigen maakte).

En:

The sociological merits of the term 'new music' also merit some scrutiny. For whereas there is scarcely any new musical production which has contrived to elude the pressure set up by the new music, the realms of reproduction and consumption have remained loyal to the tonal tradition, apart from those carefully segregated enclaves which are reserved for the new. It is this quarantining of the new music, the astronomic distance between its fully fledged idiom and the traditional language that promotes this ossification of the allegedly eternal language of music. It may be supposed that, with the division into highbrow and lowbrow music and its immediate continuation, the official world of music, rather less new music slips through the net than was the case before the different stages of the history of music has been compartmentalized.

Het probleem, de crisis in de muziek, schetste Adorno in 1963 in heldere bewoordingen, al was hij - zoals zoveel muziekwetenschappers, muziekfilosofen, musici en muziekliefhebbers - toen nog niet (voldoende) op de hoogte van de (toen nog) experimentele muziek van de avant-gardisten. Wel was het in die tijd modieus om 'mee te doen', maar men kwam meestal niet veel verder dan het opsommen van een aantal namen. Alleen de zogenaamde 'incrowd' had er misschien echt mee kennis gemaakt, dankzij een handvol grammofoonplaten, of anders 'live' in sommige modieuze galeries in New York en - nog zeldzamer - in de concertzaal. In Europa was de eigentijdse muziek - de 'Ferienkurse' in Darmstadt ten spijt - niet veel meer dan 'festivalmuziek', want daar werd zij voornamelijk uitgevoerd, op speciaal daaraan gewijde festivals.

Earle Brown heeft voor de verspreiding van de eigentijdse (of beter, experimentele) muziek waar veldwerk verricht. Onbaatzuchtig en onvermoeibaar zette hij zich niet alleen in voor zijn eigenwerk, maar niet minder voor de nieuwe composities van zijn collega's, zonder uitzondering behorende tot de nieuwe generatie die de vloer aanveegde met de alom heersende dogmatische inzichten op het gebied van het componeren. Met name de experimentalisten riskeerden een confrontatie, zo niet een breuk met zowel musici als publiek, een risico dat ze - graag of niet - bereid waren te nemen. Het was niet zozeer een kwestie van onbekend maakt onbemind maar van nieuwe wegen die werden ingeslagen; en wel zo nieuw dat prompt sprake was van een 'astronomische afstand' (Adorno) tussen schepper, musici en publiek.

Die breuk heeft Earle Browns Contemporary Sound Series misschien wel vleugels gegeven. Niet als de roekeloze en uiteindelijk smeltende Icarus, maar met de volle overtuiging en kennis van zaken van de componist annex producer die precies wist wat hij wilde en hoe hij het wilde. Al snel vond de ene na de andere fascinerende, tot in de puntjes afgewerkte release zijn weg naar de liefhebbers. Het project stoelde op vier belangrijke pijlers: avontuurlijk (lees experimenteel) repertoire, uitvoeringen op top niveau, een geluidskwaliteit om de vingers bij af te likken en doorwrochte, maar toegankelijk geschreven toelichtingen die iedere uitgave begeleidden. Nu, in het cd-formaat, is de typografie van deze 'liner notes' noodgedwongen kleiner uitgevallen, maar net zo lezenswaard als toen bij de lp.

Kunnen we ons nu nog voorstellen dat deze glanzende uitvoeringen voor de meesten onder ons absoluut nieuw en dus onontgonnen terrein waren? Schokken waren er toen en zijn er nog steeds genoeg, maar niet die van de herkenning. Een halve eeuw later documenteren deze cd's de Nieuwe Muziek zoals die in de jaren zestig ontstond en zoals die ook vandaag de dag nog steeds geen wezenlijk deel uitmaakt van het repertoire. Alsof in dat opzicht de tijd heeft stilgestaan, ondanks de solisten, dirigenten en ensembles die zich hebben gespecialiseerd in de contemporaine muziek. Gelukkig, de cd biedt de helpende hand (anders was er niets, een incidentele radio-uitzending daargelaten).

Earle Brown was niet alleen als componist een van de nieuwlichters, maar hij was tevens nauw betrokken bij het maken en redigeren van muziekopnamen. Dat begon in 1952, toen hij samen met John Cage en David Tudor in New York het Project for Music and Magnetic Tape begon. Het doel was om de meest uiteenlopende, elektronische klanken op band vast te leggen, te bewerken en te catalogiseren om ze aldus geschikt te maken voor toepassing in de meest uiteenlopende elektro-akoestische composities. Toen dit project in 1954 op zijn eind liep, had Cage zijn Williams Mix en Brown zijn Octet 1 afgeleverd, twee van de vroegste uitingen van de elektro-akoestische muziek. Het veeleisende productie- en bewerkingsproces had Brown geheel en al onder de knie. Zozeer zelfs dat Capitol Records, toen een prestigieus platenlabel, hem in 1955 graag wilde hebben. Brown moet verguld zijn geweest met het vaste inkomen dat deze verbintenis opleverde, want hij kon nu zonder geldzorgen naar hartenlust componeren en experimenteren. Bovendien ontstonden er door zijn baan als recording engineer bij Capitol waardevolle contacten met een groot aantal topmusici, van Nathan Milstein tot Ray Charles en Count Basie. Die contacten kwamen hem uitstekend van pas bij zijn 'Contemporary Sound Series'. Dat gold tevens voor zijn kennis van de beste en modernste opname- en weergavetechnieken waarmee hij in Capitol-periode in aanraking kwam. Die kon hij gebruiken voor zijn eigen composities en voor zijn eigen opnamen.

In 1960, intussen in betere financiële omstandigheden, vertrok Brown bij Capitol om meer tijd te hebben voor het componeren en experimenteren met nog niet eerder beproefde klankmodellen. Hij verhuisde van Amerika naar Europa, reisde er veel en probeerde zijn composities aan de man te brengen. Daar ontstond het idee van de Contemporary Sound Series, een project dat hij wilde grondvesten op zijn uitgebreide netwerk in de eigentijdse muziek, mede gestimuleerd door de vele repetities en try-outs die hij had meegemaakt van zowel zijn eigen werk als dat van zijn collega's. Met slecht weinig geld en met hulp van medestanders van het eerste uur waaronder John Cage, toen al een gevestigde naam, slaagde hij in een opzet die een groot aantal componisten, werken en vertolkers van eigentijdse muziek samenbracht. Het kritische oor liet hem daarbij nooit in de steek: voor iedere door hem gemaakte opname selecteerde hij de muziek en de musici uiterst zorgvuldig. Brown kon zijn gang gaan: hij had alle artistieke en technische kaarten in handen om een schitterende serie tot stand te brengen en die vervolgens met succes aan de man te brengen. Binnen slechts twee jaar, tussen 1961 en 1963, maakte hij maar liefst tien albums, die alle door Time Records werden uitgegeven. Tussen 1970 en 1973 kwamen daar nog eens acht titels bij, ditmaal uitgebracht door Mainstream Records, die tevens de eerder uitgebrachte tien albums opnieuw op de markt te bracht. Achttien albums, gevuld met experimentele muziek!

Het internationale karakter van Browns Contemporary Sound Series weerspiegelt niet alleen de wijd vertakte experimentele muziek, maar vormt in zekere zin ook de weerslag van de vele contacten die Brown met een groot aantal componisten wereldwijd onderhield. Het gevolg was een grote diversiteit die nog niets aan 'etnische kleuring' heeft ingeboet. Bovendien profiteren we van Browns onbaatzuchtige aanpak: door in zijn unieke project veel plaats in te ruimen voor het werk van collega-componisten kon de serie uitgroeien tot een ware caleidoscoop van muzikale stromingen, variërende van de seriële en aleatorische muziek (de een wilde graag rekenen, zoals Nono, de ander gooide liever met een dobbelsteen zoals Feldman tot werken waarvan de vorm niet meer goed herkenbaar was (voorop Berio en Stockhausen). Terwijl Brown het nu juist weer anders deed door zich te concentreren op begrippen als tijdnotatie en open vormen.

Niet alleen de grote stilistische verscheidenheid maakt de 'Contemporary Sound Series' zo interessant, maar ook als 'getuigenis' van de eerste composities van toondichters als Sylvano Bussotti, Franco Evangelisti, Vittorio Fellegara, Milko Kelemen, Richard Orton, Giacinto Scelsi, Isang Yung en Christian Wolff. Oppervlakkig beschouwd lijken de 'Concord Sonata' in de versie met altviool van Charles Ives en de 'Drei kleine Stücke' van Arnold Schönberg in deze serie bijna uit de boot te vallen, maar schijn bedriegt hier. De sonate van Ives was in deze alternatieve vorm nog niet eerder fonografisch vastgelegd, wat tevens gold voor de stukken van Schönberg, die - hoewel al gecomponeerd in 1910 - pas in 1959 in druk waren verschenen.

Een willekeurige greep uit het 'assortiment' (klik hier voor het volledige overzicht): Double Music (John Cage en Lou Harrison), Cartridge Music (John Cage), Zyklus en Refrain (Karlheinz Stockhausen), Transición II (Mauricio Kagel), Antechrist (Peeter Maxwell Davies), Ring a dumb carillon (Harrison Birtwistle), Durations (Morton Feldman), Music for Violin, Cello and Piano en Hodograph I (Earle Brown), The Voice of Cathy Berberian (1 cd geheel aan haar gewijd, met muziek van Luciano Berio en Sylvano Bussotti en John Cage), Nirvana Symphony (Toshiro Mayuzumi), Livre pour Quator I, II, IV (Boulez), Quartetto d'archi IV (Giacinto Scelsi), Achoripsis (Iannis Xenakis), Vespers (Alvin Lucier), Purposeful lady Slow Afternoon (Robert Ashley), Four Nocturnes for Violin and Piano (George Crumb), Gasa (Isang Yun), The Long and the Short (Charles Wuorinen).

Wat de uitvoeringen betreft had Brown zich geen betere pleitbezorgers kunnen wensen, met de pianisten David Tudor en Aloys Kontarsky, zangeres Cathy Berberian, slagwerker Christoph Caskel, fluitist Severino Gazzelloni en violist Paul Zukofsky, om er slechts enige te noemen, naast in eigentijdse muziek gespecialiseerde ensembles. Dan waren er de platenhoezen (door Wergo voor deze cd-uitgave fraai gereproduceerd!) die onder de handen van Michael Goldberg, Yoko Ono en Franz Kline tot ware kunstwerken werden verheven.

De opnamen zelf zijn rond 1978 volkomen uit het zicht verdwenen. Van een herpersing kwam het niet, terwijl de cd zeker in de beginfase andere prioriteiten wat betreft het repertoire stelde. Maar helaas, nog lang daarna bleef het stil rond de Contemporary Sound Series. Bijna een halve eeuw na de verschijning van het eerste album (Concert Percussion for Orchestra) heeft Wergo deze opnamen gelukkig een nieuw leven weten in te blazen door de oorspronkelijke lp's te digitaliseren en te remasteren, een taak waarvan Udo Wüstendörfer zich hoorbaar met groot vakmanschap en heel veel liefde voor het medium meesterlijk heeft gekweten. Wergo, het label dat zeker op het gebied van de 'modernen' een naam te verliezen heeft, heeft met deze schitterende uitgave misschien tegelijk gezorgd voor een 'collector's item', maar hoe het ook zij, de 'Earle Brown Foundation' (klik hier) zal er heel blij mee zijn geweest. En zij niet alleen. Een zeer belangwekkende uitgave en bovendien een om te koesteren!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links