CD & DVD-recensie

Boeiend klank- en beeldportret van

Berliner Philharmoniker en Seiji Ozawa

 

© Aart van der Wal, december 2024

Klik hier voor het inhoudsoverzicht

BPHR 240431 (6 cd's + 1 Blu-ray disc)

Live-opname: 1979-1996 (cd); 2009 & 2016 (Blu-ray)

 

Zes cd's en een Blu-ray schijf, naast een schitterend uitgevoerd boekwerk en dit alles in een verpakking die, hoewel door de afmetingen niet zo handzaam, grote allure uitstraalt. Het is een van de vele luxe edities die door de Berliner Philharmoniker inmiddels zijn uitgegeven.

Dit muzikale eerbetoon aan de op 6 februari van dit jaar in Tokio overleden Japanse dirigent Seiji Ozawa (hij werd op 1 september 1935 geboren in Mukden, Manchukuo, het tegenwoordig in China gelegen Shenyang), markeert met name de periode 1979-1996, toen hij in de positie van gastdirigent nauw met de Berliner Philharmoniker samenwerkte. De Blu-ray disc bevat registraties van latere uitvoeringen (2009 en 2016).

Meerdere orkestleden hebben er melding van gemaakt: dat de relatie tussen orkest en dirigent zowel innig was als van groot wederzijds respect getuigde. En dat Ozawa iedere onder handen zijnde partituur tot in het kleinste detail kende en bij het begin van iedere repetitie even precies wist welke koers het beste kon worden gevaren en waar de reis uiteindelijk naartoe zou leiden. Maar anders dan de ‘chef', Herbert von Karajan, voelde Ozawa nooit de behoefte om zijn muzikale inzichten compromisloos door te drukken. Integendeel, hij zocht en vond altijd ‘Partnerschaft auf Augenhöhe', zoals de violiste Eva-Maria Tomasi en de hoornist Stefan Dohr (beiden maken deel uit van het orkestbestuur) het in hun voorwoord hebben verwoord.

Ozawa's verbintenissen en ervaringen met die zo verschillende muziekwerelden van Japan, Europa en de VS kwamen ook het Berlijnse orkest duidelijk ten goede, zoals hij ook in staat bleek om belangrijke bruggen te slaan tussen het oude en het nieuwe.

Met Herbert von Karajan in Tokio (1981)

Ozawa was Karajans misschien wel belangrijkste zoniet meest gewaardeerde, artistieke protegé, al heeft zijn invloed niet zo ver gereikt dat hij de minder gewaardeerde (lees: drammerige en autoritaire eigenschappen) van zijn geroemde leermeester overnam. Ozawa bleef ook tijdens dat leerproces als dirigent volkomen zichzelf, sociaal en daardoor gemakkelijk benaderbaar, verre van conventioneel en altijd wel, en niet alleen wat de muziek betreft, een luisterend oor. Het waren karaktertrekken die hem, naast zijn muzikale talenten, bij de orkestleden al snel geliefd maakten. Kortom, Ozawa was een uitermate prettige maar ook inspirerende persoonlijkheid, wat hem in 2016 de prestigieuze titel van ‘erelid' opleverde (de uitreiking ervan kreeg als 'bonus' een plaatsje op de Blu-ray schijf). Dat was op de kop af 50 jaar nadat hij in 1966 voor het orkest 'officieel' voor het eerst dirigeerde.

Alvorens in Berlijn aan te treden had Ozawa al een belangrijke naam opgebouwd. Dat gold met name het Boston Symphony Orchestra, voor Ozawa heel wat meer dan slechts een springplank. Hij ging er in 1973 als chef-dirigent van start en bleef er maar liefst 29 jaar, tot in 2002 het stokje van hem werd overgenomen door James Levine. Daarmee oversteeg Ozawa zelfs de termijn van Serge Koussevitzky, die als chef 25 jaar aan het orkest verbonden was, van 1924 tot 1949. Het chefschap in Boston betekende uiteraard ook dat Ozawa intensief betrokken was bij het muziekfestial op het nabijgelegen Tanglewood, de zomerresidentie van het orkest. Seiji Ozawa Hall is er een blijvende herinnering aan.

Maar Ozawa's dirigentenarm reikte verder, naar de symfonieorkesten van Toronto en San Francisco, maar ook naar de fameuze Weense Staatsopera, waarvan hij van 2002 tot 2010 artistiek directeur was (zijn voormalige en belangrijkste leermeester, Karajan, was hem van 1957 tot 1964 hierin voorgegaan, met ook toen de vele conflicten en intriges in typisch Weense stijl).

Ozawa was een van de vele Japanse musici die zich een belangrijke plaats wisten te verwerven in wat toch bij uitstek als een Europees cultuurbastion werd beschouwd: die van de puur westerse klassieke-muziekscene. Maar er veranderde iets vanaf eind jaren zestig, toen de Europese conservatoria een toestroom van Japanse muziekstudenten zagen, waaruit zich vele bijzondere talenten losmaakten en daarmee hun toenemende belang binnen de praktijk van datzelfde muziekleven; als solist of als lid van een orkest of kamermuziekensemble. Omgekeerd gingen steeds meer westerse orkesten naar Azië en boekten er tijdens hun tournees vele successen.

Seiji Ozawa was de eerste Japanse dirigent die zijn weg wist te vinden naar een aantal belangrijke symfonieorkesten. Eerst op het Noord-Amerikaanse continent en vervolgens in Europa, met wat dit laatste betreft als eerste belangrijke wapenfeit Ozawa's optreden in de zomer van 1969 tijdens de Salzburger Festspiele. Om het daar gelijk maar groot aan te pakken met Mozarts Così fan tutte. Het had ook in dit opzicht zo zijn voordelen om een protegé van Karajan te zijn (die op dit festival zijn niet mis te verstane persoonlijk stempel had gedrukt, waarvan het begin zo'n twintig jaar terug lag). Voor Ozawa betekende het bovendien zijn eerste optreden als operadirigent in een (Europees) theater: de Felsenreitschule, door Karajan in 1948 omgetoverd tot operatoneel en in 1970 door Clemens Holzmeister in een nieuw jasje gestoken (en ingewijd met Beethovens Fidelio door de Wiener Philharmoniker onder leiding van Karl Böhm.)

In de Berlijnse Philharmonie (1972)

Maar Ozawa bracht voor ‘zijn' Così wel degelijk al de nodige ervaring mee. Op zeer jonge leeftijd was hij voor menig Japanse operagezelschap een gewilde repetitor gebleken, om later, onder meer in het kader van het reeds genoemde Tanglewood Festival, eveneens opera's te dirigeren, waaronder La Damnation de Faust, Carmen, La bohème en Die Zauberflöte.

Het is niet overdreven om te stellen dat Ozawa een van de echt toonaangevende figuren was die de zich geleidelijk ontwikkelende globalisering van het muziekbedrijf een eigen gezicht gaven, al leek hij op aandringen van zijn ouders in eerste instantie voorbestemd voor een loopbaan in de wereld van de traditionele Japanse muziek. Zijn interesse ging echter meer uit naar de speel- en klankmogelijkheden van de westerse piano en niet die van het klassieke Japanse instrumentarium. Wat niet betekende dat hij er zich vanaf keerde, maar wel dat hij er geen of onvoldoende feeling mee had. Toen hij voor het eerst November Steps van zijn landgenoot Toru Takemitsu onder ogen kreeg en in het stuk een belangrijke rol zag weggelegd voor typisch Japanse instrumenten als biwa (luit) en shakuhachi (fluit), wist hij werkelijk niet wat hij als dirigent hiermee moest beginnen. De enige oplossing leek hem om zich in dergelijke instrumenten te verdiepen. En dus zocht hij de bespelers in zijn thuisland op en liet zich door hen in deze voor hem dan nog zo ongrijpbare, bijzondere klankwereld inwijden.

De piano werd het uiteindelijk toch niet, want een ernstige sportblessure maakte het hem onmogelijk om zich verder op dit instrument te bekwamen. Nog tijdens zijn muziekstudie in Tokio maakte hij de overstap naar directie als hoofd- en compositie als bijvak. Hij zou er geen spijt van krijgen...

Het heeft hem bovenal geen windeieren gelegd. Nog tijdens zijn studie stond hij al voor het Japanse omroeporkest (NHK) en het filharmonisch orkest van Tokio. In 1959 leverde hem dat, als pas 24-jarige, zelfs de titel van Musicus van het Jaar op. De weg naar het buitenland leek al spoedig voor hem open te liggen, maar er waren daarbij wel de nodige hindernissen te overwinnen, zoals een gebrek aan voldoende financiële middelen en de taalbarrière. Bovendien: hij was in Japan als dirigent weliswaar redelijk bekend geworden, maar buiten de eigen landsgrenzen kende vrijwel niemand hem.

Dat laatste veranderde in de herfst van 1959, toen Ozawa in het Franse Besançon de eerste prijs in de wacht sleepte tijdens de daar gehouden dirigentenwedstrijd. Dat viel op, niet alleen in Frankrijk, maar ook ver daarbuiten, tot in de VS toe. Niet veel later kwam er nog een belangrijke dimensie bij door het winnen van het Koussevitzky Memorial Scholarship in Boston en de daaraan verbonden uitnodiging om het Boston Symphony te dirigeren. Het leidde tot een verdere stroomversnelling in zijn tot dan toch al succesvolle carrière, met als kers op de taart de studiebeurs die hem in staat stelde om in Berlijn bij Karajan te studeren.

Maar ook Leonard Bernstein toonde zich in Ozawa geïnteresseerd. Hij mocht in 1961 zelfs mee naar Japan, als diens assistent, met het New York Philharmonic op tournee. Dat beviel beide dirigenten blijkbaar zo goed dat hij zich vervolgens een jaar lang in New York bij Bernstein mocht bekwamen.

Er wachtte hem nog een belangrijk buitenkansje: de Franse dirigent Georges Prêtre moest in 1963 noodgedwongen het Ravinia Festival in Highland Park, Illinois (evenals Tanglewood een van muziek vervulde ‘buitenplaats') aan zich voorbij laten gaan en mocht Ozawa voor hem inspringen. Overigens was het eerste orkest dat tijdens dit gerenommeerde muziekfestival optrad het New York Philharmonic. Bij dat eenmalige optreden van Ozawa bleef het niet, want een paar weken later viel hem de post van artistiek directeur van het festival in de schoot nadat de Amerikaanse dirigent, pianist en componist Walter Hendl zich had teruggetrokken. Dubbel geluk dus. Ook nog veel later, in de jaren zestig, was Ozawa op het festival present, de baton zwaaiend over het Chicago Symphony.

Maar vooralsnog bleef de taalbarrière. Ozawa wist die alleen op te lossen met behulp van zijn (vaak vurige) gestiek, de precisie met de batonen desnoods dan maar het voorzingen van bepaalde passages. Het heeft zijn dirigeerprestaties niet in de weg gestaan. Zo volgde in 1970 zijn benoeming tot ‘music director' van het San Francisco Symphony, hetgeen een zeer succesvolle periode inluidde die werd gekenmerkt door veel concerten door wat in de plaatselijke media een ‘revitalized orchestra' werd genoemd, met als een van de vele hoogtepunten de eerste Europese tournee in 1973, die het orkest zelfs naar de toenmalige Sovjet-Unie voerde.

Met Hideo Saito in Japan (waarschijnlijk jaren zeventig)

In 1984 volgde een niet minder belangrijke mijlpaal met de oprichting van het Saito Kinen Orchestra, door Ozawa opgericht samen met Kazuyoshi Akiyama, primair bedoeld als eerbetoon aan hun gemeenschappelijke muziekdocent Hideo Saito. Het zou uitgroeien tot een ensemble van wereldklasse, samengesteld uit musici afkomstig uit Japan, de VS en Europa. Het Saito Kinen heeft menige opname op zijn naam gebracht, met Philips Classics als belangrijkste promotor.

Ozawa's dirigeerprestaties hebben - hoe kan het eigenlijk anders - tot sommige kritische kanttekeningen geleid. Terugkijkend (maar vooral terughorend) was dit alleen deels terecht, met menigmaal meer aandacht voor Ozawa's ‘choreografische' presentatie dan voor hetgeen hij muzikaal presteerde. Wat door menige criticus echter wel werd herkend was Ozawa's individualistisch interpreteren en waarin hij eveneens excelleerde: als aansturend klankwonder dat niets weg had van de routineuze kapelmeester die de boel keurig bij elkaar weet te houden. Maar er was zeker ook dat visuele aspect van zijn optreden dat wellicht door sommigen wellicht als buitenmuzikaal werd opgevat maar dat wel extra indruk op het publiek wist te maken. Op de bijgevoegde Blu-ray disc komen die visuele eigenschappen weliswaar minder prominent naar voren omdat de opnamen dateren uit 2009 en 2016, toen de dirigent respectievelijk 73 en 80 jaar oud was, maar zijn stijl is desondanks onmiskenbaar.

Tijdens een receptie in het Witte Huis (2015)

Het heeft Ozawa in zijn dirigentenloopbaan zeker meegezeten dankzij zijn uitgebreide netwerk (waaronder zich menige coryfee binnen en buiten zijn eigen vakgebied bevond) en waaruit allerlei lucratieve engagementen voortvloeiden. Hij was niet alleen vaak te horen in de grote Amerikaanse steden, maar naast Berlijn en Wenen ook in Londen en Parijs. Dat is overigens zoals het meestal gaat: zonder opstapje(s) lukt het vrijwel nooit, de vele concoursen niet uitgezonderd.

Wat Ozawa van menige andere dirigent onderscheidde was zijn uiterst sociale en niet in de laatste plaats amicale omgang met orkestleden, bestuurders, commissies en sponsors. Maar ook als het op de muziek zelf aankwam wist hij menige gevoelige snaar te raken. Hij toverde de meest briljante klankkleuren uit het orkest, tegelijkertijd de expressieve diepte in de muziek zoekend en vindend. Ook vorm en inhoud waren bij hem in uitstekende handen, terwijl zijn aantrekkingskracht als allround maestro tot in zijn late jaren ongeschonden bleef. Routine was hem even vreemd als opgelegd pandoer. Ook als het om het machtsspel ging was hij voor de orkestleden liever de direct aanspreekbare collega dan de autoriteit wiens wil nu eenmaal wet was. Hij beschouwde het orkest dan ook niet als instituut, maar als gelijkgestemd collectief mediuml dat uitsluitend in het teken stond van de muziek zelf. Dat lijkt tegenwoordig niets bijzonders, vooral dankzij de jonge generatie dirigenten, maar tot zelfs diep in de jaren zeventig kwam dat allerwegen voor. Zo was het Ozawa die zich tijdens tournees niet van zijn musici afzonderde, maar met hen meereisde en daarbij geen afwijkende of bijzondere eisen stelde. Zich als maestro presenteren lag hem eenvoudigweg niet en dat was een van zijn vele eigenschappen die alom werd gewaardeerd. Dat verklaart de ronduit ongedwongen sfeer zoals die tussen hem en de musici voelbaar was, met daarmee verbonden het plezier van het samen musiceren. Nooit strak in het gelid, maar luchtig en vrij. Nee, Ozawa was bepaald geen autoritaire George Szell of Fritz Reiner, maar eerder de democratische Bruno Walter.

Sociale én - het houdt er onlosmakelijk mee verband - muzikale warmte, karakteristieken die in Seiji Ozawa's lange loopbaan domineerden. Dat straalt ook af van deze door de Berliner Philharmoniker in het kader van de Digital Concert Hall als hommage bedoelde set, waarin naast waardevolle toelichtingen tevens een indrukwekkend voorwoord van Seira Ozawa, dochter van Seiji, is opgenomen.

Met dochter Seira in Boston (2013)

De opnamen op deze zes cd's en Blu-ray disc bieden een ware staalkaart van niet alleen de dirigent Seiji Ozawa, maar ook van een van 's werelds beste orkesten: de Berliner Philharmoniker. De registraties zijn al even voorbeeldig. De audio-opnamen werden gemaakt door het toenmalige Sender Freies Berlin, de video's (in HD-kwaliteit) werden geproduceerd door de Digital Concert Hal (waarover u elders op onze site meer heeft kunnen lezen)l.

Daarmee is het artistiek een belangrijk tijdsdocument en geldt het tevens als document humain dat mogelijke kritiek al bij voorbaat doet verstommen. Deze uitgave toont de grote veelzijdigheid van zowel dirigent als orkest, wat tevens op de uitmuntende solisten (waaronder Martha Argerich, Pierre Amoyal, Peter Serkin en Wolfram Christ) mag worden betrokken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links