CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2021 |
Dit is voor de verandering geen replica maar een échte Dulcken, om precies te zijn een in 1747 door Joannes Daniel Dulcken vervaardigd klavecimbel dat onder de handen van de Belgische meesterklavecinist Korneel Bernolet op deze cd al zijn betoverende klankeigenschappen prijsgeeft. Dat zal niet bepaald zonder slag of stoot zijn gegaan, want vrijwel geen enkel achttiende-eeuws instrument heeft zonder ingrijpende restauratie(s) de tand des tijds kunnen doorstaan. De met één manuaal toegeruste Dulcken is decennialang opgenomen geweest in de muziekverzameling van het Koninklijk Conservatorium in Antwerpen om vandaar als permanent leenobject de - waarschijnlijk definitieve - overstap te maken naar het Museum Vleeshuis ('Klank van de Stad'), een eveneens in Antwerpen gevestigd monumentaal voormalig gildepand uit het begin van de zestiende eeuw. Aan zijn spel te oordelen moet het Vleeshuis voor Bernolet een zeer inspirerende omgeving zijn geweest. Hij had in het museum drie avonden lang op de nachtwaker aan de ingang na het rijk voor zich en zijn historische instrument alleen. Hij stemde het niet alleen nauwgezet, maar was wat dit album betreft tevens verantwoordelijk voor de opname en de productie. Kortom, alles in één hand, een werkwijze die bijvoorbeeld ook de Spaanse gambist en dirigent Jordi Savall al decennialang tot de zijne heeft gemaakt. Bernolet kent het Dulcken-klavecimbel als geen ander. Nog als student aan het Koninklijk Conservatorium had hij voor het eerst ermee kennis kunnen maken, maar ook later als docent aan datzelfde conservatorium was de Dulcken het klavecimbel waarnaar hij graag terugkeerde. In het cd-boekje licht hij toe hoezeer de Dulcken een rol heeft gespeeld bij zijn verdere ontwikkeling als professioneel musicus en dat het juist dit instrument was dat hem heeft gebracht waar hij nu is: een van de meest prominente en gevraagde klavecinisten in België maar ook daarbuiten. Zijn repertoirekeus voor deze cd vindt zijn oorsprong in de gedachte dat het contrast de leidende factor moest zijn. Maar ook het idee om het werk van een Vlaamse componist als het ware af te zetten tegen dat van componerende tijdgenoten uit alle windstreken: de Vlaming Boutmy (1697-1799) ten opzichte van Händel in Engeland, Forqueray en Rameau in Frankrijk, Bach in Duitsland en Scarlatti in Italië (maar ook in Spanje), met de door Bernolet bespeelde Dulcken als primus inter pares. Daarmee is het inderdaad, zoals de albumtitel al aangeeft, een 'Grand Tour' geworden. Dat Bernolet voor dit recital heeft gekozen voor een klavecimbel met 'slechts' één manuaal zal hem ongetwijfeld mede hebben geïnspireerd tot het sublieme kleurengamma dat hij aan het instrument heeft weten te ontlokken. Eenvoudig gezegd: hij heeft er werkelijk alles aan klank- en speelmogelijkheden uit gehaald wat erin zit. Want zo komt het wel uit de luidsprekers. Waaraan dan nog mag worden toegevoegd dat Bernolet zich tevens laat gelden als een eminent opnametechnicus, want echt: deze registratie staat als een huis, sonoor enuiterst detailrijk, waardoor het instrument optimaal tot gelding komt. Dan nog dit. In het boekje wordt zowel Antoine als Jean-Baptiste Forqueray als componist van de Premier Suite de Pièces de Viole, mises en Pièces de Clavecin' vermeld, wat natuurlijk niet kan: het is of de vader (Antoine) of de zoon (Jean-Baptiste). Het is niet van twee werelden één, maar in het boekje wordt dat keurig toegelicht: het werk is van de zoon, maar werd oorspronkelijk toegedicht aan de vader. Het is maar dat u het weet. index |
|