CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2021


Sir Adrian Boult - London Philharmonic Orchestra - A Musical Legacy

Klik hier voor het programma

LPO-0119 (5 cd's)

   

Anders dan in ons land hebben Britse dirigenten, een uitzondering daargelaten, altijd veel oog gehad voor hun componerende landgenoten. Onder die dirigenten de illustere namen van zes 'Sirs' (ze werend alle in de adelstand verheven): Henry Wood (1869-1944), Thomas Beecham (1879-1961), Malcolm Sargent (1895-1967), John Barbirolli (1899-1970), Adrian Boult (1889-1983) en Colin Davis (1927-2013). Dan waren er de componisten die ook als dirigent in die tijd de aandacht trokken, waaronder Edward Elgar ( 1857-1934), Landon Ronald (1873-1938), Hamilton Harty (1879-1941), Arthur Bliss (1891-1975), William Alwyn (1905-1985), Benjamin Britten (1913-1976), Malcolm Arnold (1921-2006) en Peter Maxwell Davies (1934-2016).

Engeland mag dan 3x zoveel inwoners hebben als ons land, wat het aantal componisten en dirigenten betreft steekt het land met meer dan kop en schouders boven ons kikkerlandje uit. Dat zegt zeker iets over het belang dat de Britten door de eeuwen heen aan 'hun' muziek hebben toegekend en dat nog steeds doen.

Boult als 'Principal Conductor'
Het London Philharmonic Orchestra (LPO) gaf onlangs een box uit met een geselecteerd aantal opnamen die Sir Adrian (Cedric) Boult gedurende de periode 1949 - 1969 met dit orkest maakte. Het is ook achteraf bezien nog een wonder dat Boult na 1945 bij het orkest kon aantreden, want het einde leek al in 1940 in zicht: Thomas Beecham was naar het buitenland vertrokken, de geldbronnen waren opgedroogd en de oorlogssituatie bracht met name door de vele Duitse bombardementen op Londen al snel llerlei beperkingen met zich mee. De musici deden echter wat ze maar konden ('keep calm, carry on') om ondanks alle denkbare rampspoed en tegenslag het orkest toch overeind te houden, wat Boult later de uitspraak zou ontlokken dat 'someone hit on the idea of lending them [LPO] my services as a conductor'.

Men was dus al aardig vertrouwd met zijn artistieke capaciteiten en zijn werkwijze toen in de lente van 1950 orkestdirecteur Thomas Russell zich bij hem vervoegde met het aanbod om de post van 'Principal Conductor' over te nemen van Eduard van Beinum, die al geruime tijd kampte met een slechte gezondheid.

'Herstelwerk'
Die benoeming kwam dus niet uit de lucht vallen: Boult had zijn sporen reeds verdiend en dat was iedereen opgevallen. Toen hij in 1949 zijn eerste opname met het orkest maakte, met op de lessenaars Elgars Eerste symfonie (deel uitmakend van deze set), waren er nog problemen genoeg om te overwinnen. Men was nog volop verwikkeld in 'herstelwerk' en had bovendien te maken met stevige concurrentie van nieuwgevormde orkesten die evenals het LPO in een krappe markt naarstig op zoek waren naar de beste instrumentalisten. Boult wierp zich - deels noodgedwongen - met volle kracht op de uitbouw van het orkest en droeg zelfs in financieel opzicht een aanzienlijk steentje bij. Zo kon het gebeuren dat al begin 1951 met een volle bezetting een lange, zelfs uitputtende tournee door Duitsland kon worden gemaakt en dat Boult toen al meer concerten dirigeerde dan welke andere dirigent in Engeland ook.

Elgar
Dat Boult al in 1949 koos voor de opname van Elgars Eerste symfonie zegt wel iets over het vertrouwen dat hij in het orkest had, al waren er nog twee belangrijke redenen: zijn persoonlijke relatie met de componist en zijn vastbeslotenheid om diens muziek tot een van de hoekstenen van het orkestrepertoire te maken. Bovendien vond hij het - zoals de meeste van zijn Britse collega's - van groot belang om zoveel mogelijk Engelse componisten 'aan het woord te laten'. Wees zuinig op deze zo belangrijke muzikale erfenis en ga er zorgvuldig mee om, zo luidde allerwegen de boodschap. De Engelse muziek lééfde bij de Engelse orkesten én het publiek.

Elgar had zich al veel eerder verguld uitgelaten over Boults inzet voor zijn werk. Zo schreef hij na de uitvoering van de Tweede symfonie op 17 maart 1920 aan de dan pas 30-jarige Boult:

My dear Adrian: With the sounds ringing in my ears I send a word of thanks for your splendid conducting of the Sym: - I am most grateful to you for your affectionate care of it & I feel that my reputation in the future is safe in your hands. It was a wonderful series of sound. Bless you!

58 Jaar later dirigeerde Boult voor het laatst en het was zeker niet toevallig dat een werk van Elgar dat op de lessenaars stond: de balletmuziek The Sanguine Fan, uitgevoerd op 24 juni 1978 in het Londense Coliseum, een werk overigens dat hij al eerder, in 1973, had opgenomen met het LPO. De ballerina Beryl Grey zei bij die gelegenheid over Boults dirigeren dat het was alsof de componist zelf op de bok stond: 'Hij wist precies hoe hij de voorstelling muzikaal moest leiden. Het slechtste wat een danser kon overkomen was een dirigent die hem volgde,' aldus Grey.

A Shropshire Lad
Boults eerste opname gaat nog veel verder terug, naar begin november 1920, toen hij zich in de studio van His Master's Voice (HMV) in Hayes, Middlesex, met het British Symphony Orchestra (kort daarvoor was hij er tot chef-dirigent benoemd) boog over een selectie uit het ballet The Good-Humoured Ladies op door Vincenzo Tomassini bewerkte muziek van Scarlatti. Dat was nog in het akoestisch tijdperk, met de musici hutje bij mutje opgesteld rond de toen nog in gebruik zijnde akoestische hoorn. Elf dagen later was Boult opnieuw in Hayes om er voor het eerst George Butterworths A Shropshire Lad (en voor het laatst in 1969) op te nemen. Het zou een periode inluiden van maar liefst bijna zestig jaar opnamen maken: de laatste was in 1978, eveneens met het LPO, met werken van zijn vriend Gustav Holst en Hubert Parry.

Afgezien van Leopold Stokowski (eveneens Brit van geboorte) is er geen Engelse dirigent die zoveel muziek van tijdgenoten heeft uitgevoerd en opgenomen; en dan ook nog in de best denkbare kwaliteit. Zoals Ralph Vaughan Williams opmerkte in een brief aan Boult na de première van diens Pianoconcert:

You have made impossible the composer's time-honoured excuse that the work would have sounded all right if it had been properly played - I could not have imagined a better performance.

Gezegd mag ook worden dat Boults dirigeerkunst moderniteit uitstraalde, wat blijkt uit het afzien van het portamento en het overdreven vibrato, maar ook uit zijn voorliefde voor een strak tempo (met weinig rubato) en een transparante orkestklank.

Sir Adrian Boult (foto Sefton Samuels)

'Indian Summer'
De verbintenis met het LPO was lang en vruchtbaar, met Boult die tijdens zijn 'Indian Summer' (in die zijn vergelijkbaar met die van Bruno Walter en het Columbia Symphony Orchestra) zowel een groot aantal concerten als opnamen met het orkest voor zijn rekening nam. Daarin speelden de Duitse en Oostenrijkse 'Klassieken' net zo'n belangrijke rol als de muziek van zijn landgenoten.

Weinig charismatisch
Boults biograaf Michael Kennedy heeft niet onder stoelen of banken gestoken dat Boult zeker niet voldeed aan het algemene beeld dat het publiek van een dirigent had. Hij miste de vaderlijke uitstraling van de populaire Henry Wood, moest het zonder Thomas Beechams charme en waaghalzerij stellen was allesbehalve de briljante en zwierige Malcolm Sargent, zoals hij ook de magnetische aantrekkingskracht en intensiteit van Barbirolli ontbeerde.

BBC
Dat verhinderde evenwel niet in 1930 zijn aanstelling bij de BBC. De omroep zal toen ongetwijfeld hebben ingezien dat wat Boult in charismatisch opzicht tekort kwam voor radioluisteraars niet of nauwelijks een rol speelde, terwijl zijn vakmanschap en integriteit als dirigent nooit ter discussie hadden gestaan. Het bleek een goed besluit dat de toen verreweg belangrijkste Europese omroep organisatie geen windeieren legde. Want niet alleen bracht zijn benoeming een van de beste Engelse orkesten voort, maar ook het publiek leerde dankzij Boult 'muziek op de radio' hoog te waarderen, waarbij het educatieve element eveneens een belangrijke rol speelde: het luisterpubliek zich toen nog echt muzikaal 'opvoeden'. Onbegrijpelijk overigens dat diezelfde Boult door de BBC op zijn zestigste met pensioen werd gestuurd: retirement age!

Even wennen
Sommige oudgedienden van het LPO herinneren zich Boult nog als 'hun' dirigent. Michael Boyle, die in 1962 als tweede fagottist toetrad tot het orkest, moest even wennen aan zijn slag:

I soon got used to his beat which, compared to some of his contemporaries as diverse as Georg Solti and Rudolf Schwarz, was relatively clear. To conserve energy in a four-in-a-bar passage he would leave out the third beat, but otherwise we did not find it a problem. A budding student conductor watching him at a rehearsal might find his approach puzzling. He would not say anything for a while, only stopping to make a point about balance, affecting mock surprise that the orchestra had not noticed it themselves. "Are you sure you can hear the solo oboe at letter H?". Only if the ensemble faltered momentarily, his beat would become exaggeratedly clear, his eyes would flash and his moustache seemed to bristle. With a familiar work such as a Brahms or Elgar symphony he would leave out long passages. "This plays itself," saving energy for the concert itself, often finishing a rehearsal early. [.] He would trust the players' professional experience.

Keith Millar, eerste paukenist:

His conducting technique was wonderful, but he hardly did anything: he never moved his hands above his waist, he just did everything really with his wrist, but it was all there. He would just do as little as necessary, but he made everything work for you.

Het waren eigenschappen die we ook terugvinden bij bijvoorbeeld Richard Strauss, Fritz Reiner, Pierre Boulez en Herbert Blomstedt; en in zijn laatste jaren Bernard Haitink. Minder is meer, zou je ook in dit geval mogen zeggen.

Hommage
Het orkest had grote waardering voor Boult, zoals blijkt uit de hommage die hem in januari 1961 ten deel viel naar aanleiding van zijn dan tienjarige verbintenis met het orkest als chef-dirigent:

The London Philharmonic Orchestra and the London Philharmonic Society take this opportunity of honouring a great man; for those of us who have had the privilege of working with Sir Adrian Boult know that he is one of the outstanding musicians of his day; selflessly devoted to the realisation of the scores he undertakes to conduct. With him duty and inclination are one. No task is too difficult, none too menial for him. In Sir Adrian we salute an ambassador, a public servant and a great artist, as well as a human being of warm sympathy and deep understanding.

Arbitraire samenstelling
De mens en de musicus Adrian Boult ten voeten uit, maar wat is hiervan terug te vinden op deze 5 cd-set?

De keuze is - hoe kan het ook anders - arbitrair, wat minder geldt voor de gekozen 'onderwerpen': de Early Years with the LPO, Beethoven and Beyond, Music from the Ballet, The Versatile Conductor en Champion of British Music. Het uitgangspunt voor de samenstellers lijkt te zijn geweest om de luisteraar kennis te laten maken met de verschillende karakteristieken van Boults muzikale persoonlijkheid. Met die benadering is uiteraard niets mis, maar een feit is wel dat sinds Boults laatste opname (1978) ook de discografie bepaald niet stil heeft gestaan en dat er talloze cd's zijn verschenen die niet alleen interpretatief iets te wensen overlaten, maar waarvan ook de opnamekwaliteit aanzienlijk beter is. De consequentie daarvan laat zich raden: deze set lijkt daardoor vooral interessant voor degenen die weinig tot niets van deze Engelse dirigent weten, maar wel met zijn muzikale erfenis kennis willen maken. Of anders voor wie vooral is geïnteresseerd in de toenmalige uitvoeringspraktijk, en dan uiteraard toegespitst op Engeland.

Opnamekwaliteit
Niet alleen de opnamekwaliteit als zodanig is wat deze set betreft een punt, maar ook de wijze waarop de verdoeking op cd heeft plaatsgevonden. Want van een aanzienlijk deel van het geboden programma bestonden geen moederbanden en was er als enige optie het rechtstreeks overnemen van nog wel beschikbare grammofoonplaten. De daarbij onvermijdelijk optredende stoorgeluiden werden slechts deels uitgefilterd en moeten dus (wel voor lief worden genomen - al valt het in de luisterpraktijk reuze mee. Daaraan toegevoegd de positieve kanttekening dat - hoewel het in het boekje niet wordt vermeld - sprake moet zijn geweest van een zorgvuldig uitgevoerde remastering die samenging met een (digitale) opfrisbeurt, want de opnamen klinken aanmerkelijk beter dan die op de lp's die ik er hier nog van heb. Wat dat betreft is dus zeker sprake van pure winst. Men kan het zelf gemakkelijk nagaan, want het gehele album wordt ook aangeboden door streamingdiensten als Spotify.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links