CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2022 |
In het cd-boekje wordt onder meer gerefereerd aan een hier zeker niet bekende uitspraak van Eugenie d'Ors (1882-1954): dat echte oorspronkelijkheid alleen mogelijk is binnen traditie. En dat alles dat geen traditie is, als plagiaat moet worden beschouwd. Het staat opgetekend in La Veu de Catalunya, 31-X-1911, 'Glosari, Aforistica de Xénus'. Had deze Spaanse filosoof, essayist en kunstcriticus gelijk? Het zal door menigeen in twijfel worden getrokken, al is het een redelijke veronderstelling dat vernieuwing voortkomt uit traditie. Of anders gezegd: niets dat - tenminste in de kunsten - uit het niets kan ontstaan. Bedoeld in de meest letterlijke zin. Het citaat is niet voor niets van stal gehaald: de programmering van deze cd wijst duidelijk in dezelfde richting, doet althans een integere poging daartoe. Laat ik dit pad evenwel niet al te ver bewandelen en vaststellen dat dit een fenomenaal debuutalbum is van een fenomenale violiste die wordt bijgestaan door een twee eveneens jonge, zeer begaafde en net zo geëngageerde musici. Gezamenlijk bieden ze een waar klankfeest in interpretatief zeer hoge zeegang. Het idee voor het programma stamt van deze gloedvolle en ook technisch zeer begaafde Spaanse violiste, die het op de concertpodia vele malen heeft uitgevoerd en dat tot zeer enthousiaste reacties heeft geleid, zowel bij het publiek als de critici. 'Hoofdthema' daarbij: de duidelijk aanwezige paradox tussen het oude (barokmuziek) en het (relatief) nieuwe. Relatief, omdat de muziek van Webern 'klassiek' mag worden genoemd (al staat zij in de beleving van velen daar nog mijlenver vanaf). Terwijl de hier vertegenwoordigde Spaanse componisten José Luis Turina (1952) en Josep Maria Guix (1967) in een relatief(!) gemakkelijk aansprekend idioom componeren. In het bijgepakte persbericht valt onder meer te lezen dat 'om de contrasten en constanten tussen de acht composities te benadrukken, de werken uit de verschillende periodes niet in chronologische volgorde klinken.' Dat dit daardoor een prikkelende ervaring oplevert. De relatief(!) lange pauze tussen de verschillende stukken is zeker passend bij dit scenario. Jammer is wel dat op dit album ruimte is gemaakt voor Pärts oubollige Spiegel im Spiegel, een stuk dat dankzij een gemakzuchtige receptie allerwegen al is opgenomen, in verschillende instrumentale combinaties. Het wordt meestal 'ergens' tussengeschoven, zoals dat ook geldt voor de talloze Piazzolla's. In Spiegel im Spiegel is het uiteraard een en al tintinnabuli-stijl, is de diatoniek zéér voorspelbaar en lijkt de tonica met geen mogelijkheid van zijn anker te krijgen. Immens slaapverwekkend, maar desondanks wel met een groot aantal aanhangers. Dit allemaal gezegd hebbende kunt u kennismaken met een formidabel trio dat excelleert in spirituele puntigheid, flair, contrastwerking, soli en samenspel. De aangebrachte barokversieringen zijn bovendien uitermate smaakvol en het expressieve betoog volkomen overtuigend. Knap ook hoe Urpina zich in de verschillende muziekstijlen als een vis in het water voelt, hoe gemakkelijk ze kan 'overschakelen' van het ene naar het (volkomen) andere idioom. Ze draait letterlijk haar hand er niet voor om! Tot slot nog het gebruikte instrumentarium. U heeft het kunnen lezen, viool, klavecimbel én piano. Voor de barokmuziek is het - uiteraard afgezien van Telemanns Fantasie - de combinatie van barokviool (replica) en klavecimbel (replica), voor de overige werken de 'gewone' viool en de piano (Steinway D). De door Cheluis Salmerón gemaakte opname biedt een getrouwe afspiegeling van wat zonder enige twijfel een muzikaal huzarenstuk mag worden genoemd. index |
|